Als DJ 4T4 draait hij beats en plaatjes aan elkaar, als regisseur maakt Kristof Michiels met Rock’n’roll godverdomme een Arno-eerbetoon dat aanvoelt als een visuele mixtape en een liefdesverklaring aan een vaderfiguur die te vroeg stierf. ‘Mijn manier van werken en Arno, dat valt samen. Dat is geen kwestie van één plus één is drie, maar van één plus één is vijf.
’ “Ik betrapte me erop dat ik efkes dacht: ah, misschien zit Arno hier wel. In een flits”, zegt Kristof Michiels (51) wanneer hij zich aan een tafeltje in Le Coq zet. In dit café in de Brusselse Dansaertwijk leveren internationale grootheden de soundtrack – in het kleine uurtje dat we met elkaar praten, passeren Bob Dylans ‘Like a Rolling Stone’, The Doors’ ‘The Crystal Ship’ en Lou Reeds ‘Walk on the Wild Side’ door de speakers – en komen lokale grootheden wel eens een tafeltje inpalmen.
Arno Charles Ernest Hintjens, kortweg Arno, was er een van. “Hij woonde hier, in de Dansaertstraat”, weet Michiels. “En als hij geen muziek maakte, zat hij hier in een van de cafés.
” Michiels kan het weten: hij verdiepte zich twee jaar lang in Arno’s leven en werk voor Rock’n’roll godverdomme , een anderhalf uur durende documentaire over de betreurde zanger van ‘Oh la la’ en ‘Les yeux de ma mère’. Al dekt de vlag ‘documentaire’ de lading niet helemaal: er is geen verteller, er zijn geen interviews met Arno’s bondgenoten. Er is wel de muziek, van de vroege T.
C. Matic-demo ‘Middle Class and Blue Eyes’ tot de piano-versie van ‘Dans mon lit’ die hij in 2021, een jaar voor zijn dood, met Sofiane Pamart opnam. En er zijn de archiefbeelden, de talloze interviews en concertfragmenten, van een Oostendse Brusselaar voor wie het leven uit een “lach en een traan” bestond, zoals hij met uitgestreken gezicht aan een piepjonge Bart Peeters uitlegde.
Zó jong, dat Arno hem consequent aansprak met ‘mijn kind’. “Dat interview was zo tekenend voor Arno, en voor wat deze film ging zijn, omdat hij daar heel oprecht is, heel open”, vertelt Michiels. “Maar ik denk dat Bart daar niet het respect heeft dat hij voor Arno moest hebben, dat hij zelf nog te jong was om dat door te hebben.
En dan zie je Arno achteruit leunt, afstand neemt, zijn armen kruist. En wanneer Bart Peeters hem zegt dat veel mensen hem ‘een onnozelaar’ vinden, begint hij natuurlijk den onnozelaar uit te hangen. Dat is het mooie geheel dat Arno was.
Die twee kanten van hem komen daarin naar buiten. En het was misschien wel zijn eerste tv-interview, dus dat kwam goed uit. Ik wilde niet chronologisch werken, maar je moet wel ergens beginnen.
” Voor Kristof Michiels zelf begon het in Gent, waar hij in de vroege jaren 90 grafische vormgeving studeerde en in zijn vrije tijd plaatjes draaide. Als dj mat hij zich de naam 4T4 aan en sloot zich aan bij ’t Hof van Commerce, de West-Vlaamse rapgroep van Flip Kowlier en Serge Buyse. Dit voorjaar verliet Michiels ’t Hof, maar in 2018 maakte hij wel nog Wien is ’t Hof van Commerce – een documentaire waarmee hij het 20-jarige bestaan van de band vierde, maar ook zijn eigen droom om regisseur te worden waarmaakte.
“Ik wilde dat eigenlijk altijd al, maar die drempel was heel hoog”, herinnert Michiels zich. “Toen ik ging studeren, in 1991, heb ik aan het RITCS gedacht, maar wat kon je als filmmaker in België doen? Hier en daar was er wel een Guido Henderickx die een toffe film maakte, maar ik had schrik dat ik gewoon ergens talkshows moest gaan filmen, en dat interesseerde me niet. En ik had wiskunde gedaan in de humaniora: ik was theorie echt beu, ik wilde niet meer blokken, en filmstudies, dat was véél theorie, werd gezegd.
Ik heb gedacht: ik zal mijn eigen weg wel vinden. Het heeft lang geduurd, maar we zijn er eindelijk. Wien is ’t Hof van Commerce was eigenlijk mijn visitekaartje.
” Michiels’ accent verraadt nog steeds zijn Limburgse roots, maar West-Vlaanderen lijkt zijn loopbaan te bepalen. Eerst was er ’t Hof van Commerce, dan kwam er een huwelijk met een Roeselaarse, en nu is er Arno. “Ik was in Oostende, en opeens was het daar: ‘Ik ga een film maken over Arno en die gaat Rock’n’roll godverdomme heten.
Voilà.” Die inval vond een kleine twee jaar geleden plaats. Arno was eerder dat voorjaar overleden, na een strijd tegen kanker.
“Als ik dat idee eerder had gehad,” zegt Michiels, “was het misschien veel over de laatste shows en de laatste dagen van Arno gegaan. En dat was niet mijn bedoeling. Ik heb bewust heel weinig gebruikt van die laatste jaren, behalve zijn optreden in de AB in 2020, en die opnames met Sofiane Pamart.
” “Voor de rest vond ik het een beetje te pijnlijk om die beelden te gebruiken van zijn aftakeling. Want ik heb eerst met iedereen rondom hem gepraat voordat ik deze film maakte, om te zien of zij dat allemaal oké vonden. Ik kreeg eigenlijk van iedereen carte blanche, met enkel een paar richtlijnen, en één was: als het niet hoeft om die laatste beelden te gebruiken, doe dat dan niet.
Het deed iedereen te veel pijn om hem zo te zien. En het zou de toon van de film een pak serieuzer hebben gemaakt.” En laat Rock’n’roll godverdomme nu ook de humoristische Arno belichten.
De Arno die tussen de nummers door anekdotes vertelde over ‘de mossel’ van zijn grootmoeder, of die keer dat hij de garnalen van zijn tomate-crevette zag dansen nadat hij lsd had genomen. “Dat was Arno”, weet Michiels. “Dat heb ik ook gehoord van zijn manager, en van Danny Willems (fotograaf en boezemvriend van Arno, EWC), en van zijn broer: zorg dat er genoeg humor in zit, dat het surrealisme erin zit.
” Vandaar ook de titel, Rock’n’roll godverdomme . “De humor en de anarchie van Arno zit er meteen in”, vindt Michiels. “De waarde en het belang van humor wordt in België heel hard onderschat.
‘Hoe serieuzer je bent, hoe waardevoller het is’, dat vind ik zo’n ongelooflijk grote bullshit. Ik wil niet zeggen dat je een rode neus moet opzetten, maar er zit zoveel waarde in humor, het is zo’n goeie manier om met serieuze dingen om te gaan. Met politiek, met ziektes, met ik-weet-niet-wat.
Humor is verschrikkelijk belangrijk, maar het wordt nooit naar waarde geschat. ‘Hij maakt er weer een grap van’, en hup, de waarde is weg. Dat kan ik niet volgen.
En zo was Arno ook. Hij wist dat je met een slimme, goed gemaakte grap een veel sterker punt kunt maken dan met een lang uitgezet betoog.” “Over Donald Trump, bijvoorbeeld, dan was het voor hem echt menens.
Als je daar tegen hem over begon, over mensen die het slecht voorhebben met de wereld, werd hij meteen heel kwaad. ‘Ik houd niet van pratende honden’, zei hij dan. Daar moet ik nu geen tekening bij maken.
Dat heeft Hergé trouwens al gedaan.” De vorm van Rock’n’roll godverdomme , waarin chronologie overboord wordt gegooid en fragmenten uit Arno’s carrière kriskras, op een associatieve manier, aan elkaar worden geplakt, benadrukt de veelzijdigheid van de zanger – van zijn talent voor het levenslied tot de anarchistische manier waarop de zelfverklaarde modderfokker in het leven stond. “Sorry dat ik het zelf zeg, maar ik wist meteen dat dat een geniaal idee was”, zegt Michiels over die stilistische keuze.
“Mijn manier van werken en Arno, dat valt samen. Dat is geen kwestie van één plus één is drie, maar van één plus één is vijf.” Alleen was er de vraag: gaan mensen die niet gepokt en gemazeld zijn in de lange, uiteenlopende carrière van Arno Hintjens ook kunnen volgen? “Daar was ik wel bang voor”, geeft de regisseur toe.
“Dat is ook de belangrijkste reden waarom er ‘Ceci n’est pas Arno’ op het scherm verschijnt, voordat de film begint. Om mensen te waarschuwen: dit is geen Wikipedia-pagina met bewegend beeld. Al is dat natuurlijk niet de enige reden.
De andere reden is net dat dit Arno wél is: dat surrealistische kantje. En er zijn veel mensen die de film al hebben gezien – op het Filmfestival van Oostende is hij vertoond voor zo’n 900 man – en iederéén is mee.” Michiels’ persoonlijke ontdekkingstocht in de artistieke doolhof die Arno heet begon in de vroege jaren 90, toen Arno het zijproject Charles et les Lulus boven de doopvont hield.
“Dat was in het begin van het cd-tijdperk, en ik kreeg dan soms weleens een bon voor cd’s. Ik kende hun liedje van op de radio, en ik dacht: awel , ik ga dat cd’tje eens kopen. Ik vind dat nog altijd een heel goeie plaat, trouwens.
En toen heb ik ook ontdekt dat Arno méér is dan ‘ Oh la la la, c’est magnifique ’ – dat ook fantastisch is, hé. Maar ik ben een beetje minder fan van zijn radio-kant, van ‘Vive ma liberté’ en zo. Maar van Live In Brussels was ik dan weer echt achterover geblazen.
Dat was echt wel straf.” Het zou tot 2006 duren vooraleer Michiels de frontman van Charles et les Lulus ook persoonlijk leerde kennen: hij huurde de diensten van Arno in voor ‘Large’, een nummer op de 4T4-plaat Fortification . “Ik had dat nummer eigenlijk gemaakt met Baloji in gedachten, maar die kon niet: die ging ineens op reis, en hij zou pas terugkeren toen die plaat eigenlijk al moest uitkomen.
Maar ik wilde graag iets in het Frans doen, en ik dacht: Arno heeft een aantal jaar geleden gezegd dat hij ’t Hof van Commerce fantastisch vond, dus wie weet? Ik dacht: ik ga het ne keer vragen aan Arno, of hij dat ziet zitten.” “We hebben dat bij mij thuis, in Sint-Gillis, opgenomen. Een paar verschillende sessies, verspreid over een paar dagen.
En daar hebben we elkaar leren kennen. We hadden eerst afgesproken in het café Daringman: daar hebben we uren gezeten, uren over muziek gepraat, en dat klikte enorm goed. Daar wilde hij eerst zeker van zijn.
Hij wilde ook voelen of de muziek paste bij ‘featuring Arno’.” “Eigenlijk waren we achteraf allebei niet tevreden over dat nummer. Ik ben daar nog altijd niet content van, en dat is ook waar het over hadden de laatste keer dat we elkaar hebben gezien, bij 40 jaar AB (in 2019, EWC).
Ik zei: ‘Dat nummer dat wij indertijd hebben opgenomen...
Ik ben daarover eigenlijk niet tevreden. Ik vind het heel jammer dat, na te hebben samengewerkt, dat maar het resultaat is.’ En hij zei: ‘Awel, ik ben eigenlijk blij dat je dat zegt, want ik ben daar ook niet content van.
En ik heb ook het gevoel dat daar meer in zat.’ En dan: ‘Maar we zijn nog niet dood, hé.’” “Ik denk dat er toen iemand bij ons kwam staan, want het gesprek was ineens afgebroken.
Ik dacht: ja, we zien elkaar nog wel. Maar dat is het laatste dat hij tegen mij heeft gezegd.” Het maakt van Rock’n’roll godverdomme meer dan zomaar een portret van Arno.
Het lijkt voor Michiels ook een verderzetting van die korte samenwerking, een manier om te bevestigen dat hij en Arno Hintjens twee gelijkgestemde zielen waren. Terwijl Dylan opnieuw de soundtrack van café Le Coq inkleurt, dit keer met een toepasselijk ‘Knockin’ On Heaven’s Door’, vertelt Michiels dat het steekt dat Arno de film nooit heeft kunnen zien. “Dat vind ik heel erg, ja.
We hadden allebei het gevoel dat er nog heel veel mogelijk was om samen te doen, er was nog veel onontgonnen terrein. Nu heeft hij nooit geweten hoe graag ik hem zag. Dat gevoel heb ik heel fel.
Ik heb het gevoel dat er een soort...
figuurlijke vader is gestorven, aan wie ik nooit heb kunnen zeggen dat ik hem graag zag, en daar heb ik nu spijt van.” “Iedereen rondom hem die hem goed kende, zegt me ook: hij zou dit zelf fantastisch hebben gevonden. Dus ik vind het heel spijtig, nadat ik hem met deze film zo goed heb leren kennen.
Ik heb het gevoel dat ik twee jaar aan een stuk met hem heb geleefd. Ik mis hem. Ik zou hem zo graag nog efkes zien.
Ik had graag gehad dat ik met hem een tasje koffie kon drinken, en dat we konden babbelen over, ik weet het niet, een nieuwe plaat of zo, of over de muziek op de radio die niet meer goed is. Of over onnozele dingen die hij nog met Danny Willems heeft uitgestoken. “Ik vind het echt erg, echt waar.
Ik heb al redelijk wat mensen verloren in mijn leven, veel mensen die ik echt heel veel gezien heb. Maar er zijn maar weinig mensen van wie ik het voor de rest van mij leven zo erg ga vinden dat ik ze niet vaker heb gezien als Arno.” Arno: Rock’n’roll godverdomme loopt vanaf woensdag in de bioscoop.
Geselecteerd door de redactie.
Vermaak