Klimaatbetalingen aan arme landen moeten omhoog, ook als China niet mee betaalt

Het gaat over geld, geld en nog eens geld. Deze maandag begon in de Azerbeidzjaanse hoofdstad Bakoe de VN-klimaattop COP 29.

featured-image

Het gaat over geld, geld en nog eens geld. Deze maandag begon in de Azerbeidzjaanse hoofdstad Bakoe de VN-klimaattop COP 29. Na Dubai vorig jaar strijken de delegaties opnieuw neer in een olierijke natie, een land bovendien waar sinds 2003 dictator Ilham Aliyev de scepter zwaait.

Een onfortuinlijke keuze, maar voor succesvol klimaatbeleid is het noodzakelijk dat de hele wereld meepraat. In Dubai verscheen na lang onderhandelen een „transitie weg van fossiele brandstoffen” in de slotverklaring. Het was voor het eerst dat dit voornemen zwart op wit kwam te staan.



In Bakoe zal ongetwijfeld over dit onderwerp worden doorgepraat, maar het zwaartepunt van deze top betreft de financiering van het mondiale klimaatbeleid. Wie gaat de rekening betalen? Het zullen pittige onderhandelingen worden; een belofte over het in de toekomst terugdringen van de uitstoot van broeikasgassen is makkelijk gedaan, maar een land dat belooft geld over te maken aan een ander land, komt niet zomaar onder die toezegging uit. Rijke landen moeten jaarlijks zo’n 100 miljard dollar beschikbaar stellen voor klimaatbeleid aan arme landen, beloofden ze in 2009 in Kopenhagen.

Vorig jaar werd dit bedrag voor het eerst gehaald. Nederland betaalde, zo ongeveer, zijn deel, maar de door het kabinet geplande bezuiniging van een miljard euro op ontwikkelingssamenwerking brengt die bijdrage in gevaar. Veel van het Nederlandse geld gaat namelijk naar projecten die iets te maken hebben met het klimaat.

Dit zal waarschijnlijk niet het belangrijkste gespreksonderwerp zijn in Bakoe. Er spelen twee prangende kwesties: de ontwikkelingslanden eisen een reële inschatting van de toekomstige kosten van klimaatbeleid, terwijl westerse regeringen willen dat ook landen als China, Singapore en Saoedi-Arabië hun steentje gaan bijdragen. Die gelden officieel nog steeds als ontwikkelingslanden, terwijl ze inmiddels voldoende geld hebben om daadwerkelijk arme landen in het mondiale zuiden bij te staan.

Dat China – de grootste vervuiler in de wereld, die grote stappen maakt met de groene transitie – daarover niet wenst te praten, is teleurstellend maar niet verrassend. Dit mag voor westerse regeringen ook geen aanleiding zijn om de geldkraan dicht te draaien. Terwijl het in de Europese Unie langzaam de goede kant op gaat met het terugdringen van de uitstoot van broeikasgassen, stoten de landen van de Afrikaanse Unie nu al bijna evenveel CO 2 uit.

Deze landen zijn niet in staat om zelf op klimaatvriendelijke manier hun economische groei te realiseren. Daarom moeten de rijke landen in het Westen hun betalingen blijven doen, en als het even kan ook opschroeven. Het geld daarvoor is er: door een deel van de subsidie op fossiele brandstoffen af te schaffen, zouden voldoende middelen beschikbaar komen om de energietransitie in arme landen te financieren en de gevolgen van klimaatverandering daar te bestrijden.

De verkiezing van Donald Trump als president van de VS belooft weinig goeds voor de inspanningen van dit land op klimaatgebied. Gekoppeld aan de op financieel gebied balsturige houding van China, zou dit kunnen leiden tot de conclusie dat de COP in Bakoe zinloos is. Dat zou een vergissing zijn.

Op elke top ontstaat een dynamiek waardoor er nieuwe stapjes worden gezet, zie de transitie weg van fossiel in Dubai. Ja, het gaat te langzaam vooruit met klimaatbeleid, maar het gaat vooruit. Dat kan alleen als de wereld over problemen en oplossingen blijft praten.

.