Een klein bedrag – ongeveer een maand Nederlandse kamerhuur – en een vliegticket terug. Meer konden de ouders van de Turkse Emine Bostanci (29) haar niet geven, toen ze acht jaar geleden besloot om naar Nederland te gaan voor een master aan het conservatorium van Rotterdam. En dat terwijl ze in Istanboel al zo geslaagd was; haar leraar kon haar niets meer leren en de Universiteit van Istanboel bood haar een fulltime baan als muziekprofessor aan.
Toch had een optreden in Venetië haar overtuigd: het Europese publiek was zo positief en welwillend geweest. Zo open voor nieuwe muzikale mengvormen. Ze vertelt het op een mistige januaridag in Amsterdam; geen dag om voor naar Nederland te verhuizen.
En toch is ze hier nu, inmiddels genaturaliseerd en wel, hartstikke blij. Bostanci speelt kemenche, een snaarinstrument, familie van de viool, vandaar dat je haar 31 januari kunt horen tijdens de Nacht van de Viool in Utrecht. De kemenche is kleiner, heeft drie snaren en wordt gespeeld op de knie.
In plaats van de snaren met je vingertoppen op de goede toonhoogte in te drukken, duwt een speler zijn nagels zijwaarts tegen de snaar, wat een uniek geluid oplevert. „Mijn vader is een religieus man, die me altijd verteld heeft dat onze zintuigen voor de geboorte het goddelijke hebben gezien, gehoord, geroken. Volgens hem is het in het leven de bedoeling om dat goddelijke weer te vinden.
Toen ik op m’n vijftiende een kemenche hoorde, dacht ik ‘áls er een goddelijk geluid bestaat, moet dit het dichtst in de buurt komen’. Wereldwijd zijn er minder dan dertig professionele spelers, vertelt Bostanci. In Rotterdam was er geen; ze studeerde bij een ney-fluitist en een violist, die haar vooral repertoire uit (de omgeving van) Turkije bij konden leren.
Na verloop van tijd begon ze zich te verbazen over het aanbod van ‘wereldmuziek’ in concertzalen. „Ik zag bijvoorbeeld een Turkse en een Spaanse musicus samen op een podium allebei hun eigen culturele ding doen. Dat zie je veel: doen alsóf er samengespeeld wordt.
Het is het uitgekauwde idee van ‘ East meets west ’. Hou toch op joh, we hebben elkaar al wel eens eerder ontmoet, hoor. Je hebt niets aan elkaar alleen maar blijven ontmoeten.
Je moet ook willen communiceren. Maar dat gaat niet wanneer je alleen je eigen taal spreekt.” En dus verdiepte ze zich na haar studie verder in westerse jazz en klassiek, en richtte het Dareyn ensemble op: een vlag waaronder ze per project musici schaart, om de communicatie dan maar zelf op gang te brengen.
” Daarvoor heeft Bostanci behalve een goede musicus ook een ambitieuze ondernemer moeten worden. „De eerste jaren hier was ik schuchter. Ik zat thuis te wachten tot ik ontdekt werd.
Als iemand zich voorstelde durfde ik alleen m’n voornaam te prevelen. Dat werkte natuurlijk niet.” Dus besloot ze, min of meer van de een op de andere dag, dat ze assertief zou worden.
„Dus ging ik naar concerten, muziekbeurzen en netwerkplekken waar ik me aan iedereen voorstelde.” Ze zocht precies uit hoe in Nederland de hazen lopen. „Ik ken veel mensen die hier al twintig jaar muziek maken, maar geen idee hebben van welke subsidies je allemaal kan aanvragen, hoe je een tournee produceert en hoe je programmeurs bereikt.
Terwijl je met een goed plan echt een hoop kan in Nederland. Mannelijke collega’s zeggen weleens dat ik mijn groeiende succes te danken heb aan het feit dat ik een jonge, mooie vrouw ben. Natuurlijk, ik voel dat dat helpt.
Maar als ik dan vraag ‘heb jij gisteren ook 200 mails naar programmeurs en boekers gestuurd? Heb jij ook een plan ingediend bij dit of dat obscure potje?’ dan is het antwoord altijd nee.” Inmiddels is ze met het hoogste cijfer afgestudeerd in Rotterdam en is ze bezig met een erg persoonlijke PhD aan de universiteit van Amsterdam. Daarin zet ze haar eigen spel en dat van twee andere hedendaagse kemenche-spelers in lijn met twee Turkse grootheden, Tanburî Cemil Bey (1873-1916) en Ihsan Özgen (1942-2021).
„Cemil Bey was een radicale vernieuwer van de Ottomaanse muziekpraktijk, in zijn tijd verguisd door traditionelen, maar nu juist de onaantastbare heilige van hedendaagse conservatieve Turkse musici. Dat vind ik interessant, want die mensen zijn belangrijk omdat daardoor de muziek van Cemil Bey niet uitsterft, maar tegelijkertijd leerde Cemil Bey ons juist dat traditie moet leven, moet ontwikkelen. Het is dus traditioneel om te vernieuwen.
Özgen ging daarop door, speelde zelfs jazz op kemenche . Ik onderzoek nu hoe de derde generatie sinds Cemil Bey, waar ik zelf onder val, zich ontwikkelt.” Bostanci is bijvoorbeeld de eerste kemenche-speler die met hulp van een fysiotherapeut uitvond dat de traditionele manier van spelen totaal ongezond is voor spieren en pezen.
„Daar heeft nog niemand last van gehad, want meer dan twee uur per dag spelen is ongebruikelijk. Maar de muziek die componisten nu voor me schrijven, rekken alle grenzen op; die vragen veel meer studie-uren. Ik kwam erachter dat ik m’n pols niet moet krommen, maar recht moet houden.
Klinkt klein, maar is een wereld van verschil. Dat geef ik nu weer door aan mijn leerlingen.” Wetenschappelijk onderzoek doen, leerlingen lesgeven, nieuwe speelmethodes ontwikkelen; en dat terwijl de uitnodigingen voor concerten en de ja’s op ideeën de laatste maanden binnenvliegen.
Eind dit jaar staan optredens met Zero Dance Theatre en met het New European Ensemble op de planning, werkt ze aan een project voor het Opera Forward Festival van De Nationale Opera en er ligt een compositie-opdracht van November Music. Maar vooral trots is ze op haar nieuwe Dareynproject: met het productiehuis van het Muziekgebouw in Amsterdam maakt ze voor november een voorstelling rond muziekverzamelaars zoals de Duits-Nederlandse diplomaat Levinus Warner, die in de zeventiende eeuw Ottomaanse en Perzische muziek verzamelde. „We gaan Europese, Ottomaanse en Perzische muziek spelen uit de dagboeken van Warner.
Maar het echt spannende deel wordt de soundscape waarin we die muziek gaan spelen: het is tegenwoordig technisch mogelijk om met computerberekeningen live een akoestische omgeving na te bootsen. Bijvoorbeeld van de Hagia Sophia moskee en het Topkapipaleis. We gaan ervoor zorgen dat het Muziekgebouw klinkt zoals Warner de muziek gehoord heeft.
Dat is traditioneel én modern.”.
Vermaak
Kemenchespeler Emine Bostanci besloot van de een op de andere dag: ik ga niet meer schuchter zijn
Emine Bostanci (29) ontdekte dat alleen een goede musicus (én wetenschapper) zijn niet genoeg is om publiek te bereiken. In de acht jaar die ze nu in Nederland woont, zocht ze precies uit hoe je zelf concerten produceert, financiert en geboekt krijgt.