Kannibaal Eddy Merckx fietst in nuchtere documentaire berg op en berg af

Een recht door zee heldenepos van het gelijknamige fenomeen, dat is ‘Merckx’. Zonder diepte of froufrou, net als zijn subject.

featured-image

De Kannibaal slipte begin december met zijn fiets bij een spoorwegovergang en kreeg een nieuwe kunstheup. Eddy Merckx (79), volgens velen de beste wielrenner ooit, liet op het IFFR verstek gaan bij de première van Merckx . Een titel zo simpel en nuchter als de documentaire zelf, een archiefmontage die zijn wielerloopbaan soepel van start naar finish voert, met commentaar van familie, gewezen rivalen en Eddy Merckx zelf.

Merckx hield niet zo van die bijnaam: De Kannibaal. Hij besefte dat het vooral de Merckx-moeheid uitdrukte waaraan veel wielerfans in de jaren zeventig leden. Eddy Merckx verslond alle concurrentie en won bijna alles waarvoor hij zich inschreef.



Dat werd nogal saai. Het wielerpeloton heeft specialisten: sprinkhanen voor de bergen, beren voor sprints en klassiekers, allrounders voor de grote rondes. Merckx kon het allemaal, won vijf keer de Tour de France, vijf keer de Giro d’Italia, de Spaanse Vuelta, negentien klassiekers, drie wereldkampioenschappen, het werelduurrecord.

En elk seizoen tientallen criteriums, de rondjes rond de kerk voor het geld waar je de mindere goden voor de lieve vrede soms even liet voorgaan. Zo niet Merckx, die wilde altijd winnen. Dat wekte wrevel.

In zwart-wit zien we de opkomst van het fenomeen. Merckx’ lieve, melancholieke moeder en hyperactieve, kleinerende vader: volgens een zus erfde Eddy haar karakter en pa’s ADHD. Een fraai moment: vader die journalisten trots zijn duiventil toont.

Postduiven? Welnee, in het weekend draait-ie er twee de nek om en voert ze aan Eddy. De Kannibaal zien we tegen talloze cols op stoempen; hij sleurde aan zijn fiets gelijk Bauke Mollema, en op goede dagen zet hij in de bergen rivalen zo op zes, zeven minuten achterstand. Het is grappig hoe gebelgd de documentaire is dat de rest van de wereld Eddy Merckx niet zo adoreerde als België.

Zo’n mooie man, zo’n goed karakter, zo’n groot sportman! Awel, maar winnen doen we graag zelf. Fietsmachine Eddy Merckx wordt soms ronduit gesaboteerd. Zo moet hij in 1969 op voorsprong de Giro verlaten: zijn urinestaal bevat doping.

Ik ben geflikt, zegt hij in tranen. De wielerbond onderschrijft dat, Merckx mag dat jaar gewoon meedoen aan de Tour, wint die voor het eerst – en met gemak. Ondanks een zware val in 1969 die zijn ruggenwervel en bekken beschadigde – Merckx zat nooit meer gemakkelijk in het zadel – blijft hij tot medio 1975 alles winnen.

Dan volgde de ondergang, in kleur. In een Touretappe geeft een Franse toeschouwer hem een beuk in zijn leverstreek; in de 14de etappe implodeert hij richting Puy de Dôme en wordt door het Franse idool Bernard Thévenet op achterstand gefietst. Een etappe later valt hij, maar ploetert met gebroken kaak en beurs lichaam op pijnstillers voort.

Die Tour sloopt hem, denkt Merckx achteraf. Na zijn dertigste wint hij nog zelden, in 1978 geeft hij er de brui aan. Merckx is aangenaam kijken voor wielerfans: een heldenepos met een goed oog voor hoofd- en bijzaak, maar zonder psychologische of (wieler)historische diepgang, surprises of artistieke froufrou, net als zijn subject eigenlijk.

Eddy Merckx maakte de Belgen jarenlang enorm trots, luidt de conclusie. Vlaming én Waal. Het zij ze gegund.

.