Kabinet kan nog even rustig ademhalen

De Nederlandse burger gaat erop vooruit volgend jaar, verwacht het Centraal Planbureau. Maar daarna beginnen de problemen.

featured-image

Volgend jaar zal niet het moeilijkste begrotingsjaar worden voor minister van Financiën Eelco Heinen (VVD). Het gaat na anderhalf jaar kwakkelen weer goed met de economie. Minder mensen leven in armoede dankzij het beleid van het kabinet-Rutte IV.

De lonen van Nederlanders stijgen harder dan de prijzen. Daardoor hebben alle Nederlanders naar verwachting het komende jaar meer te besteden. Maar dat is het jaar 2025.



Kijk nog een jaar verder en je ziet behoorlijke problemen opdoemen voor het nieuwe kabinet en zijn plannen. Het wil bijvoorbeeld de lasten verlichten voor bedrijven en het eigen risico in de zorg halveren. Maar tegenover die uitgaven staan onzekere inkomsten.

Zo wil het kabinet minder geld afdragen aan Brussel. Het begrotingstekort (grofweg: inkomsten minus uitgaven) loopt voor 2026 zo ver op dat het hoger uitkomt dan de EU-norm van 3 procent. En in veertien jaar loopt de overheidsschuld bij ongewijzigd beleid ook flink op, tot 70 procent van het bruto binnenlands product (bbp), of wel van alles wat in Nederland wordt verdiend.

Het zijn de belangrijkste conclusies uit economische vooruitzichten die het Centraal Planbureau (CPB) vrijdag heeft gepresenteerd. Die vooruitzichten vormen altijd een belangrijk uitgangspunt voor de onderhandelingen over de miljoenennota. Dit jaar worden die extra spannend omdat het nieuwe kabinet nog veel zaken gedetailleerd moet uitwerken in een regeerprogramma voor de komende jaren.

Minister Heinen heeft nog twee weken voor hij die begroting moet inleveren bij de Raad van State. De minister is blij dat uit de vooruitzichten van het planbureau geen nieuwe tegenvallers naar voren komen, zei hij na de ministerraad vrijdagmiddag. „Maar er is ook aanleiding om niet té enthousiast te zijn, omdat we het tekort en de schuld zien oplopen.

” Dat flink oplopende begrotingstekort zal mogelijk meer discussie opleveren in het kabinet. Dat zit met 2,6 procent van het bruto binnenlands product dichtbij het in het hoofdlijnenakkoord afgesproken maximum van 3 procent. Gemiddeld wil het kabinet-Schoof over de hele regeerperiode op een tekort van 2,8 procent uitkomen.

Als dat niet lukt, dan heeft het kabinet in het hoofdlijnenakkoord met zichzelf afgesproken om meteen extra maatregelen te nemen. Minder uitgeven heeft de voorkeur van coalitiepartijen PVV, VVD, NSC en BBB, in plaats van meer binnenhalen bij de belastingbetaler. Het CPB is kritisch over deze strategie.

Stel dat het kabinet onverwachts meer geld moet uitgeven, of dat voorgenomen bezuinigingen minder geld opleveren dan verwacht, dan zal het kabinet plotseling aanvullende bezuinigingen moeten aankondigen. Gaat het op dat moment al slecht met de economie, dan kunnen zulke bezuinigingen onnodige schade aanrichten. Bedrijven en huishoudens krijgen het dan nog moeilijker.

De kans dat het kabinet zichzelf op dit vlak in de vingers snijdt, is aanzienlijk. Het kabinet heeft in het hoofdlijnenakkoord namelijk een aantal bezuinigingen voorgesteld die als onrealistisch worden beschouwd. Zo wil het kabinet onderhandelen over een lagere afdracht aan de Europese Unie, wat 1,6 miljard euro moet opbrengen in 2028.

Bezuinigingen op het aantal ambtenaren moet in 2025 al 239 miljoen euro opleveren. Van beide bezuinigingen verwachtte het CPB bij de doorrekening van het hoofdlijnenakkoord dat ze niet gehaald zouden worden. Om te voorkomen dat het kabinet moet bezuinigen in een periode dat het economisch minder gaat, doet CPB-directeur Pieter Hasekamp vrijdag bij een persbijeenkomst een suggestie.

Het gaat nu verrassend goed met de economie, zegt hij. Hij zou het verstandig vinden om nu al bij te sturen en de lastenverlichting die het kabinet voor komend jaar aankondigt te verspreiden over meerdere jaren. „Dan heb je ook dekking voor tegenvallers.

” Dit jaar rekent het CPB voor het eerst voor hoe de overheidsschuld er in 2038 uitziet. Dat doet het CPB vanwege de nieuwe Brusselse begrotingsregels die eisen dat EU-landen veertien jaar vooruitkijken. Dan zou de schuld uitkomen op 70 procent van het bruto binnenlands product.

Dat is 10 procent boven de Brusselse norm – en ongekend voor Nederland. De oplopende schuld laat zien dat met het huidige beleid „financiële lasten naar toekomstige generaties worden geschoven”, schrijft het CPB. Heinen en het kabinet-Schoof is er veel aan gelegen om te laten zien dat zij de Brusselse normen als leidraad nemen.

Al is het maar omdat Heinen graag zegt dat hij streng is waar het begrotingsregels betreft. Nederlandse ministers van Financiën hebben andere landen bovendien altijd graag streng toegesproken over overschrijding van de Europese normen. Zo kreeg Wopke Hoekstra heel Zuid-Europa over zich heen toen hij zelfs in coronatijd andere landen op de begrotingsregels wees.

Belangrijker nog is dat het kabinet op allerlei andere terreinen om coulance wil vragen van de Europese Unie. Zo wil Heinen afspraken maken om minder af te dragen aan Brussel. Landbouwminister Femke Wiersma (BBB) wil gaan lobbyen in Brussel voor uitzonderingsposities op landbouwregels.

En migratieminister Marjolein Faber (PVV) wil aan haar Europese collega’s vragen of een aantal migratieregels niet voor Nederland hoeven te gelden. Een oplopende staatsschuld, tot over de norm die in Brussel is afgesproken door de lidstaten, zal hen niet helpen hun verzoeken erdoor te krijgen..