Loopt u wel eens langs een basketbalpleintje of een skatebaan in het park – en vraagt u zich dan af waar de meiden zijn? Nee, ik ook niet. Het is zo gewoon daar alleen maar jongens te zien, dat dit soort plekken ‘voor jongens’ zijn. Jongens blijven buiten spelen, ook als ze naar de middelbare school gaan.
Voetballen, basketballen. Skaten. Jongens hangen rond.
Waar zijn de meiden? Ze zitten veel meer binnen. Willen ze dan niet naar buiten? Jawel hoor. Ze willen ook graag skaten, basketballen, voetballen.
Elkaar ontmoeten, kletsen in het park. Maar er is in de openbare ruimte eigenlijk geen plek voor hen; ze worden bekeken, nageroepen, lastiggevallen en weggehoond. Net als elke vrouw ken ik het gevoel van alleen op straat met een man die net te lang achter je loopt.
Of het gevoel van een donkere parkeergarage. Of van je elektrische auto langs de snelweg moeten opladen, ’s avonds laat, op zo’n plek net te ver van het pompstation. Vliegensvlug sluit ik de stekker aan en ga weer in de auto zitten, met de deuren op slot en de binnenverlichting uit – zodat ik niet opval.
Alweer zo’n plek, verzucht ik dan, waar niet over vrouwen is nagedacht. Gek genoeg heb ik dat nooit bij een basketbalveldje of een voetbalkooi gedacht. Het is zo vanzelfsprekend dat daar geen meiden zijn, dat het zelfs vrouwen niet opvalt.
Tot ik afgelopen week op een congres met als thema ‘de beweegvriendelijke ruimte’ het verhaal van Apeldoorn hoorde. Daar zijn ze samen met de Hogeschool Arnhem Nijmegen het project ‘Plek voor meiden’ gestart. In Engeland en Vlaanderen, vertelden de projectleiders, wordt dit thema al langer onderzocht.
In de Vlaamse podcast Vital cities hoorde ik verhalen van tienermeiden, over hoe ze dan maar ’s ochtends heel vroeg gaan basketballen of skaten, omdat er dan nog geen jongens zijn. Ze vinden het doodzonde dat er voor hen zo weinig geschikte ruimte is, niet alleen om te sporten, maar ook om samen rond te hangen. „Jongens mogen rondhangen.
Maar als je als meisje rondhangt, krijg je een naam, zeker als je dat met jongens doet. Dan ben je al snel een hoer.” „Nu zou je kunnen denken: wat lopen die meiden te zagen”, vertelt een van de Vlaamse onderzoekers.
Maar uit een enquête van Plan International blijkt dat 91 procent van de Belgische meisjes tussen 15 en 25 jaar te maken heeft gehad seksuele intimidatie in de openbare ruimte. In Nederland is zo’n zelfde enquête uitgevoerd, en hier ligt dat cijfer op 83 procent. Dus ‘zagen’ doen meiden allerminst.
In Apeldoorn zijn ze nu samen met tienermeiden, die moeilijk te vinden waren – want ja, ze zitten dus binnen – aan het kijken hoe plekken in de openbare ruimte geschikt gemaakt kunnen worden voor hen. Het moet er licht en schoon zijn, en het is fijn als er sociale controle is. Meiden zitten graag met het gezicht naar elkaar toe, ze vinden kletsen belangrijker dan rommelen en stoeien – zoals jongens doen.
Zitplekken zouden dus eigenlijk in een cirkel moeten staan. Ik was perplex. De tienerleeftijd is de leeftijd dat veel meisjes afhaken als het om sporten en bewegen gaat.
Dat wist ik wel. Dat de ongeschikte openbare ruimte een belangrijke reden is, had ik zelfs niet als mogelijkheid kunnen bedenken. Dus hup Apeldoornse tienermeiden – en dat heel het land maar volgen mag.
Marijn de Vries is voormalig profwielrenner en journalist..