Ingenieur in Syrië, werkloos in Nederland: hoe de talenten van hoogopgeleide migranten massaal onbenut blijven

Schoonmakers, pakketbezorgers, kelners: veel hoogopgeleide arbeidsmigranten zijn overgekwalificeerd voor het werk dat ze doen. Die verspilling van menselijk kapitaal kost Europa miljarden.

featured-image

De 25-jarige Roxana uit Roemenië kwam een jaar geleden samen met haar verloofde naar Nederland. Nederland leek hun een land waar de mensen ruimdenkend zijn. En bovendien een goede plek om hun vaardigheden te verbeteren.

Roxana studeerde in Roemenië grafische vormgeving en public relations aan de universiteit. Ze had gehoord dat ze in Nederland vooral bij grote, internationaal georiënteerde bedrijven in Amsterdam moest solliciteren. Ze spreekt geen Nederlands, maar haar Engels is goed genoeg voor een baan als grafisch vormgever.



Het lukt tot dusver niet om werk in haar eigen vak te vinden. Dus werkte ze al eens anderhalve maand in een distributiecentrum, en daarna enkele maanden in een restaurant. Daar spraken haar collega’s alleen Nederlands.

Nu werkt ze in een ander, Roemeens restaurant in Bussum, waar zowel Roemenen werken als mensen die in Nederland geboren zijn. „Zo leer ik Nederlands”, zegt ze, „en blijf ik ook verbonden met mijn eigen cultuur en tradities.” De ervaring van Roxana, die niet met haar achternaam in de krant wil, is niet uniek.

Ongeveer twee van de vijf migranten die zijn opgeleid in de kunsten of de sociale wetenschappen, zoals Roxana, werken in Nederland onder hun opleidingsniveau. Dat is vergelijkbaar met de overkwalificatie onder alle hoogopgeleide migranten hier. Dat is wel duidelijk meer (8,5 procentpunt) dan onder de hoogopgeleide werkenden die in Nederland zijn geboren.

Veel van deze hoogopgeleide migranten, met verschillende soorten diploma’s, werken als verkoper in een winkel, schoonmaker, hulp in de huishouding of kelner. De kosten hiervan zijn hoog, zowel voor henzelf als voor de samenleving. Overgekwalificeerde migranten lopen in Nederland elk jaar gemiddeld 6.

901 euro aan loon mis in vergelijking met iemand van wie de baan past bij diens opleidingsniveau. Zouden de migranten wel op hun opleidingsniveau werken, dan zouden zij jaarlijks een kleine 400 miljoen euro extra bijdragen aan de Nederlandse economie. Dat blijkt uit berekeningen van het journalistieke collectief Lighthouse Reports, waarmee NRC samenwerkt.

Lighthouse Reports heeft onderzoek gedaan naar het onbenutte potentieel, ook wel brain waste genoemd, onder migranten die werken in Europa. Het onderzoek is grotendeels gebaseerd op een arbeidsmarktenquête van Eurostat, het statistiekbureau van de Europese Unie, waarbij jaarlijks ruim een miljoen hoogopgeleide werknemers gedetailleerd worden ondervraagd. Uit de bevindingen van Lighthouse Reports komt ook naar voren dat migranten in Europa veelal minder betaald krijgen dan hun collega’s die in het aankomstland zijn geboren.

Dat kost Europa veel geld aan extra economische groei. Met een meer gelijkwaardige, hogere beloning zou een migrant meer bijdragen aan de economie. Als arbeidsmigranten bijvoorbeeld evenveel betaald zouden krijgen als vergelijkbare werknemers die in het aankomstland zijn geboren, zou de Europese economie met 33,8 miljard euro kunnen groeien.

Voor Nederland ligt dat bedrag op 1,4 miljard euro. In bijvoorbeeld Italië, met een economie die ruim twee keer zo groot is als de Nederlandse, zijn de loonverschillen zo groot dat de gemiste groei uitkomt op ongeveer 13 miljard euro. „Het roept weer eens de vraag op of Nederland optimaal gebruikmaakt van het menselijk kapitaal dat we hier hebben”, zegt Paul de Beer, lid van kabinetsadviseur de Adviesraad Migratie.

Hij benadrukt de exacte uitkomsten van het onderzoek niet te kunnen beoordelen, maar herkent wel het globale beeld: „Het kost arbeidsmigranten veel tijd om volledig te integreren, zowel sociaal als economisch.” Dat blijkt ook uit andere cijfers. De werkloosheid onder hoogopgeleide migranten is twee keer zo hoog als onder mensen die hier zijn geboren.

Dat is minder extreem dan in Zweden (bijna vier keer zo hoog), maar wel een groter verschil dan in Portugal (ongeveer 1,2 keer zo hoog). Ook werken hoogopgeleide migranten in Nederland naar verhouding het vaakst – op de Visegrad-landen als Polen en Hongarije na – met een tijdelijk arbeidscontract: ruim 24 procent, tegen ruim 15 procent onder mensen die hier zijn geboren. „Nederland heeft gewoon ontzettend veel banen met beperkte looptijd”, geeft De Beer als verklaring: „Het overgrote deel van de arbeidsmigranten – in ieder geval uit Europa – werkt in zulke banen.

Wat me wel een beetje verrast, is dat blijkbaar ook hoogopgeleide arbeidsmigranten relatief vaak op tijdelijke contracten werken.” Voor Roxana is haar beperkte kennis van de Nederlandse taal een groot struikelblok gebleken. Bij het eerste restaurant begreep ze daardoor de werkinstructies niet.

„Als ik om uitleg vroeg, wees vervolgens iedereen naar elkaar. Vraag hem of haar maar, zeiden ze dan.” Haar sollicitaties voor een baan als grafisch vormgever bleken daardoor ook bij internationaal georiënteerde bedrijven kansloos.

„Overal kreeg ik te horen dat je Nederlands moet kunnen spreken.” Zo’n formele taaleis is, net als bijvoorbeeld de eis om een rijbewijs of veiligwerkencertificaat te hebben, een grote hindernis voor migranten die willen werken in Europa. Het buitenlandse diploma dat ze wel hebben, wordt vaak pas na veel tijd en moeite erkend door de overheid.

Ook als die erkenning er eenmaal is, houdt een migrant vaak een achterstand; in Nederland bijvoorbeeld is zo’n migrant met een erkend diploma vaker werkloos dan een werknemer die in het aankomstland is geboren. Deze kloof is alleen in Zweden groter dan in Nederland. „We stellen in Nederland behoorlijk veel eisen, om de kwaliteit van het werk en van de dienstverlening te garanderen en consumenten, klanten of patiënten te beschermen”, zegt De Beer.

Dat zijn goede redenen om de arbeidsmarkt te reguleren, zoals in Nederland gebeurt. „De keerzijde is dat die eisen het mensen uit andere landen lastiger maken een volwaardige positie te verwerven, omdat ze vaak inderdaad niet over alle benodigde papieren beschikken.” Het zou migranten daarom erg helpen als landen de procedure voor de formele erkenning van buitenlandse diploma versoepelen.

Zo heeft Duitsland het voor migranten van buiten de EU makkelijker gemaakt hun diploma’s erkend te krijgen. Tot voor kort waren deze migranten nog meer tijd kwijt met de procedures dan migranten van binnen de EU. Nu is dit verschil grotendeels verdwenen, leert een recente Duitse studie .

Roxana ziet dat academisch geschoolde kennissen uitwijken naar een baan onder hun opleidingsniveau. Ze herinnert zich een collega van haar eerdere werkplek. Die had in Spanje altijd als fysiotherapeut gewerkt, maar moest in Nederland in een distributiecentrum werken.

„Tot nu toe word ik alleen aangenomen als schoonmaakster of serveerster. Terwijl, en ik bedoel dat echt niet respectloos, dat werk ook gedaan kan worden door mensen die niet zoveel hebben gestudeerd.” Ook werknemers die in Nederland zijn geboren, werken vaak in een baan waarvoor ze overgekwalificeerd zijn.

„Het aantal overgekwalifeerden is in Nederland best hoog”, zegt De Beer: „Daarom plaats ik ook af en toe kritische kanttekeningen bij alle klachten over personeelstekorten. Als er echt zo’n personeelsgebrek is, waarom werken dan zoveel mensen met een academische of een hbo-opleiding onder hun niveau?” Dat verschijnsel past meer bij een overvloed aan arbeidskrachten. De verloofde van Roxana heeft wel een baan op zijn niveau gevonden: hij werkt als IT’er bij een sportkledingfabrikant.

Verder heeft Roxana vooral gefrustreerde migranten ontmoet sinds ze in Nederland is, onder meer uit Indonesië, Turkije, China. „Iedereen wil werken”, zegt ze. „En iedereen wil de taal leren.

Maar het moet wel stapje voor stapje. Ik hoop dat de Nederlandse samenleving ons wat meer kansen wil geven.” De Roemeense Nina (47) werkte in haar thuisland zeker twintig jaar als maatschappelijk werker, nadat ze een studie psychologie had afgerond aan de universiteit.

Omdat ze bang is voor negatieve reacties wil ze niet met haar achternaam in de krant. Nu wil ze haar dochters (18 en 24) ook de kans geven om te studeren, maar dan in Nederland. Het leven in Roemenië is niet makkelijk, de lonen zijn er laag.

Ook als je, zoals zij, hoogopgeleid bent. Haar dochters verdienen een beter leven, vindt ze. Dus besloot ze begin dit jaar om in Nederland te gaan werken, om alvast te onderzoeken hoe de cultuur is, en hoe het systeem hier werkt.

„Ik wil het voor mijn dochters straks zo makkelijk mogelijk maken.” Nina solliciteerde naar diverse banen in de jeugdzorg, maar werd nergens voor een gesprek uitgenodigd – omdat ze geen Nederlands spreekt. Ze probeerde bij een uitzendbureau aan de slag te gaan als coördinator voor arbeidsmigranten, maar werd ook daar afgewezen.

Voor de functie was haar Engels niet goed genoeg. „Na de zoveelste afwijzing durfde ik niet meer te solliciteren op banen op mijn eigen niveau”, vertelt ze. „Ik besloot onderaan te beginnen.

” Begin dit jaar begon ze daarom als komkommerplukker. Vreselijk vond ze dat. De karren die ze moest duwen waren heel zwaar, haar werktijden onregelmatig en lang.

Bij een ander bedrijf pakte ze later groenten en fruit in. Sinds kort werkt ze als schoonmaker bij een bedrijf dat huisvesting voor arbeidsmigranten verzorgt. Nu draait ze zo veel uren dat ze amper tijd heeft om Nederlands te leren.

Geld om een cursus te betalen houdt ze evenmin over. „Alles wat ik niet nodig heb om hier van te leven, stuur ik naar mijn dochter voor haar bijles Engels. Dat heeft ze nodig om straks in Nederland te kunnen studeren.

Ik ben blij dat ik dit voor haar kan doen.” „Mijn dochters zijn nu heel boos op mij. Ze begrijpen niet dat ik in de schoonmaak werk, terwijl ik gestudeerd heb en altijd een goede baan heb gehad.

Waarom solliciteer je niet naar een baan op je eigen niveau, vragen ze dan. Ik ben ook boos op mezelf omdat ik weet dat ik meer in mijn mars heb. Maar momenteel zit ik vast.

” De 40-jarige Sümeyra uit de Turkse hoofdstad Ankara vluchtte ruim anderhalf jaar geleden om politieke redenen – waar ze liever niet over uitweidt – naar Nederland. Ze heeft inmiddels een verblijfsvergunning en wacht tot ze vanuit het azc in Schalkhaar door kan stromen naar een woning. Toen Arslan in Nederland aankwam, was ze erg gemotiveerd om te gaan werken.

Zo zou ze snel kunnen integreren. En met haar ervaring had ze wel iets toe te voegen, dacht ze. In Turkije werkte Arslan jarenlang als architect en als onderzoeker aan een universiteit, waar ze ook promoveerde.

In Nederland lukt het tot nu toe niet om werk te vinden. Zeker niet binnen haar eigen vakgebied. Daarvoor heeft ze niet alleen een hoog Nederlands taalniveau nodig.

Ze moet ook het Nederlandse vakjargon in de architectuur leren. Doordat het zo veel moeilijker blijkt een baan te vinden, neemt haar motivatie langzaam af, zegt ze. „Zitten ze op de Nederlandse arbeidsmarkt niet te wachten op mijn talenten?” Bij bevriende academisch geschoolde vluchtelingen ziet ze hetzelfde gebeuren.

„Omdat ze geen baan op hun eigen niveau kunnen vinden, gaan ze maar iets anders doen. Een vriend is arts maar kreeg zijn diploma niet geaccrediteerd. Hij verkoopt nu auto’s.

” Arslan ziet dat in het azc veel talent verspild wordt. „De overgrote meerderheid van de bewoners heeft zeker vier jaar aan een universiteit gestudeerd. Je hoort steeds dat er in Nederland zo’n behoefte is aan goed geschoold personeel.

Waarom krijgen deze mensen dan niet de kans om hun talent te benutten?” Regelmatig krijgen vrienden van Arslan het advies pakketten te gaan bezorgen, onder anderen van adviseurs van de gemeente. Dáár zijn mensen voor nodig, zeggen ze. „Begrijp me niet verkeerd, ik ben heel blij en dankbaar dat we in Nederland veilig zijn.

Maar we hebben zo veel meer in onze mars. Het zou toch zonde zijn als we met zo veel kennis en vaardigheden pakketten zouden gaan bezorgen?” Arslan spreekt goed Nederlands, blijkt tijdens het gesprek met de verslaggever. „Al mijn vrije momenten besteed ik aan het leren van de Nederlandse taal”, zegt ze.

Om haar Nederlands verder te ontwikkelen, werkt ze een dag per week als vrijwilliger op een basisschool, als assistent in de klas voor kinderen tot vier jaar, die zich voorbereiden om naar groep 1 te gaan. „Het is mijn droom om in Nederland weer als architect te kunnen werken, al zou het maar twee dagen per week zijn. Ik zou het zelfs vrijwillig doen.

Als ik maar niet te lang uit de running ben.” Als de Syrische Mario (48) door Deventer loopt, denkt hij geregeld aan zijn vroegere, werkende leven in Saoedi-Arabië. Op straat ziet hij dan een brandkraan.

Die doet hem denken aan de waterleidingsystemen die onder zijn toezicht werden aangelegd. „Dan droom ik even weg naar vroeger.” Mario vluchtte ruim twee jaar geleden naar Nederland en heeft nu een verblijfsvergunning.

Hij wacht op een woning om naar door te stromen vanuit het azc Schalkhaar. Zijn achternaam wil hij niet in de krant, omdat hij zich zorgen maakt over zijn familie die nog in Syrië woont. Tijdens het gesprek met de verslaggever vinden in Syrië gevechten plaats tussen het leger en rebellen.

Inmiddels is president Assad afgetreden en het land ontvlucht. Voorheen werkte Mario als civiel ingenieur, bijna acht jaar in Syrië en later nog zo’n elf jaar in Saoedi-Arabië bij een internationaal opererend bedrijf. Mario hield toezicht op projecten zoals de bouw van een universiteitsgebouw, of aanleg van waterleidingen.

Hij controleerde of de werkzaamheden goed werden uitgevoerd. In Nederland kan hij geen baan vinden. Hij is een aantal keer naar binnen gestapt bij bedrijven die werken met beton of met waterleidingen, om te vragen of ze mensen zochten.

Of hij stuurde zijn cv op. Telkens zonder succes, ofschoon zijn diploma inmiddels in Nederland geaccrediteerd is. „Ik kreeg te horen dat ik niet voor het bedrijf kon komen werken omdat ik nog moet inburgeren en mijn Nederlands niet goed genoeg is.

” Een enkele keer kreeg hij te horen dat hij als monteur van stoplichten aan de slag zou kunnen. „Maar ik werk helemaal niet als monteur”, zegt hij. „Dat is niet waar ik voor ben opgeleid.

” Mario hoort ook weleens dat veel migranten in Nederland in de pakketbezorging werken. „Dat is voor mij niet mogelijk”, zegt hij. „Ik heb een probleem met de pezen van mijn hand, waardoor ik niet kan tillen.

” Mario wacht al meer dan twee jaar in het azc. Zijn kennisachterstand groeit intussen; vooral op digitaal vlak ontwikkelt zijn vakgebied zich snel. Om niet nog verder achter te raken, hoopt hij snel aan de slag te kunnen als civiel of assistent-ingenieur, zegt hij.

„Ik moet mijn kennis bijspijkeren van de computerprogramma’s die in mijn vak gebruikt worden. Maar in het azc kan ik moeilijk studeren.” Hij slaapt met drie anderen op een kamer.

Het is te druk om zich goed te kunnen concentreren..