In het nieuwe Bangladesh vechten hoop en verdriet om voorrang

Na het volksprotest dat de corrupte leider Sheikh Hasina verdreef, heerst in Dhaka opwinding en onzekerheid. Maar het geweld dat de protesten trof, maakte veel indruk op de jonge demonstranten. „Ik moet oppassen dat het mijn enthousiasme niet overschaduwt.”

featured-image

Wat onwennig keren studenten maandagmorgen terug op de campus. Ze schieten elkaar aan, kijken elkaar bezorgd in de ogen: ben je in orde? Dan volgt een high five , of een juichgebaar. Gelukkig.

Wekenlang was Dhaka University het middelpunt van Bengaalse studentenprotesten, die aanvankelijk draaiden om de verdeling van overheidsbanen. Maar na bloedig ingrijpen door ordetroepen mondden ze uit in brede protesten die premier Sheikh Hasina, de steeds hardvochtiger leider van Bangladesh, op 5 augustus het land uit deden vluchten. De studenten en andere inwoners van de hoofdstad lijken soms nog met stomheid geslagen als je ze naar de afgelopen weken vraagt.



„Het is gek om hier weer te zijn”, zegt de 21-jarige Nusrat Jahan Toni. Met drie vriendinnen drinkt ze chai bij een tentje op de campus. „Onze wereld is helemaal veranderd, en deze plek is er gewoon nog.

” Anders dan de andere meiden deed zij – tegen de zin van haar familie – mee met de protesten. Ook zij kreeg met het geweld te maken: een vriend werd in de borst geschoten, zelf raakte ze gewond aan haar voet. Ze zal er fysiek en mentaal nog wel een poos last van hebben, zegt ze zacht.

Tekenen van de omwenteling zijn overal in de hoofdstad te zien. Overal in Dhaka stuit je bijvoorbeeld op schilderingen met revolutionaire beelden en slogans. „Vergeef me vader, ik ben de moordenaar – Hasina” is bijvoorbeeld in de zwartgeblakerde muren gekrast van Bangabandhu, het huis van de Vader van de Natie.

Dat was Sheikh Mujib, Hasina’s vader en beroemd onafhankelijkheidsstrijder. Zijn residentie deed dienst als museum, maar is totaal vernield in de volkswoede – net als andere gebouwen met een relatie met Hasina’s regime, zoals de kantoren van haar regeringspartij Awami League en bedrijven en woningen van partijfunctionarissen. De ruïne van Bangabandhu trekt veel bekijks – jongeren stappen over het knerpende glas van vitrinekasten.

„Dit is niet goed, maar het geeft ook aan hoe hoog de frustratie zat”, zegt een jonge vrouw als verklaring voor hoe de nagedachtenis aan Bangladesh’ veelgeëerde stichter is getroffen. „Ik wilde komen kijken, omdat het een nieuw historisch moment is dat dit gebouw doormaakte”, zegt ze. Net als haar echtgenoot draagt ze een stapel papieren onder haar arm – museumbrochures en een biografie van Mujib.

Vóór het huis kan Salima Begum (51) haar verontwaardiging niet verbergen. „Verschrikkelijk, vandalen zijn het. Als men zo met onze nationale helden omgaat, zal het slecht met Bangladesh aflopen.

” Enkele voorbijgangers kijken schichtig om – is daar een vleug Awami-League-sympathie te horen? Hoe het met Bangladesh afloopt, is inderdaad ongewis. De omwenteling kwam zo plotseling dat de demonstranten geen programma hadden, zegt een jonge vrouw. Maar ze probeert zich daarover niet te veel zorgen te maken.

„Van de twintig jaar dat ik leef, is Hasina vijftien jaar de leider geweest van het land. Dat heb je niet in een paar weken omgevormd. Bangladesh heeft tijd nodig.

” Tijd en geduld, daarvoor pleitte ook de bekende Bengaal Muhammad Yunus afgelopen weekend. De 84-jarige econoom werd twee weken geleden aangewezen als hoofd van de interim-regering die orde op zaken moet stellen. In een toespraak zette hij uiteen hoe groot die klus is: corruptie is doorgedrongen tot in alle lagen van het bestuur.

Grote delen van de overheid waren dusdanig onder controle van Hasina, dat die zonder aansturen van haar of haar aanhangers amper nog functioneren. De politie is bijvoorbeeld nog steeds grotendeels op non-actief. Yunus verving de top van alle ministeries, twee leiders van de studentenbeweging Students Against Discrimination zitten in zijn interim-regering.

Een duidelijk tijdpad voor zijn hervormingen heeft Yunus nog niet. De belangrijke oppositiepartij BNP, grote rivaal van Awami League, dringt aan op snelle verkiezingen. Maar critici vrezen dat dat échte verandering in de weg zou zitten, en ook Yunus lijkt te willen voorkomen dat de reguliere politiek weer snel de overhand krijgt.

„Beide partijen zijn corrupt en repressief”, legt student-activist Abdullah Aoyon uit. De studenten willen een „transparant” Bangladesh. „Een meritocratie, waar het niet gaat over politiek handjeklap.

” In het nieuwe Bangladesh durven mensen zich in ieder geval te uiten. Het kost Abdullah Aoyon tegenwoordig vier uur om naar de campus te komen. Maandagmiddag werden de straten geblokkeerd door scholieren die het vertrek van hun schoolbestuur eisten, vrouwen en jonge verpleegsters die demonstreerden voor betere gezinsplanningszorg, en riksja-rijders die een verbod willen op de concurrerende elektrische fietsvoertuigen.

Aoyon probeert te luisteren naar de groeiende lijst sociale eisen. „Iedereen mag nu natuurlijk spreken, dat moeten we niet onderschatten. Maar het worden nu wel heel veel en ook wel kleine agendapunten.

” Als de tengere 22-jarige wiskundestudent door de gangen van Dhaka University loopt, krijgt hij veel schouderklopjes. Er klinkt zelfs een applaus. Aoyon beheerde voor Students Against Discrimination de berichten op sociale media.

Hij raakte betrokken bij de demonstraties tegen het banenquotum – een overzichtelijk onderwerp waarvoor de regering mogelijk vatbaar zou zijn, zo vertelt hij. „Als je nu terugkijkt, is het zo snel gegaan. In eerste instantie wilden we de regering niet ten val brengen.

Dat is wel gebeurd, in misschien maar dertig dagen tijd.” Maar Aoyon spreek ook van een traumatische gebeurtenis. „We hebben een collectief succes behaald, een overwinning voor het volk.

Maar de studenten hebben wel een hele hoge prijs betaald.” Toen het geweld tegen de demonstranten toenam, wendden ouders zich tot de protestleiders met vragen over hun kinderen – die gewond waren geraakt, of met wie geen contact te krijgen was. Het waren omstandigheden waarmee Students Against Discrimination geen rekening had gehouden.

Het dieptepunt was 16 juli, toen ordetroepen voor het eerst gericht met scherp schoten op demonstranten. Aoyon zelf werd geraakt in zijn rechterbeen. Hasina’s besluit om geweld te gebruiken tegen de protesten wordt gezien als een fatale misrekening.

Het wakkerde de volkswoede aan. „Wij wilden een vreedzame beweging, maar de regering bepaalde anders”, zegt Aoyon. De protesten verbreedden zich door het geweld tot een oproep tot Hasina’s vertrek.

De beelden die hij als social-mediacoördinator voorbij zag komen kan hij moeilijk van zich afzetten – te veel dode lichamen om te tellen. „Als ik nu iemand zie liggen slapen, denk ik dat het een lijk is.” Om te herstellen van de kogelwond in zijn been moest de wiskundestudent zelf een paar dagen bedrust houden.

De politie bracht vijftien dagen achtereen een bezoek aan zijn huis om hem op te pakken, maar Aoyon dook onder bij familie en vrienden en zette zijn werk voort. „Ik was al gewond, ik stond op de radar van de autoriteiten en ik zag hoe mijn leeftijdsgenoten werden afgeslacht op straat. Voor mij was er maar één kant om op te gaan, en dat was doorgaan met de protesten.

Het voelde echt alsof we toch niets te verliezen hadden. Maar ik voel me schuldig. Het geweld hield maar niet op, ik zag het gebeuren en ik had juist mensen opgeroepen.

” Er is nu veel aandacht voor de slachtoffers, in Bengaalse media en van beleidsmakers. Yunus en de studentenleiders bezochten gewonde patiënten in de ziekenhuizen of massa-begrafenissen en gebedssessies. De interim-regering heeft beloofd speciale afdelingen in te richten in de overheidsziekenhuizen, en vergoedt de behandelingen.

Veel demonstranten werden in het gezicht geschoten en zullen voor altijd aan één oog blind zijn. Er worden nog veel jongeren vermist. Het dodental dat de meeste media hanteren – ongeveer zeshonderd – zou kunnen oplopen.

De zus van Nusrat Jahan Toni is arts in het grootste medische centrum van de hoofdstad. De gewonde studenten stroomden er binnen, weet zij. „Mijn zus vertelde er niets over, ik denk omdat dat niet mocht.

Maar ik zag haar huilen tijdens het avondgebed, ze kon het niet inhouden. Toen wist ik het.” Toni maakt een wegwerpgebaar naar een beklad graffiti-portret van Hasina, op een van de pilaren van het viaduct dat verkeer naar de campus voert.

„We hebben een zwarte periode doorgemaakt. Ik moet oppassen dat dat mijn enthousiasme over deze revolutie niet overschaduwt.” Toni wil zich nu richten op de toekomst, waar ze zo voor heeft gevochten: haar studie sociologie duurt nog twee jaar.

En dan? Ze zucht en glimlacht dan, voor het eerst in het gesprek. „Ik wil lerares worden. Dat wilde ik altijd al.

Zíj hebben ons slecht onderwezen. Nu kunnen we dat beter gaan doen.”.