‘Ik wil niet iemands gezonde keus zijn”, zeg ik tegen mijn vriendin Eva. Het is mei 2023, we zitten in een hippe bar waar de jongeren waterschoentjes dragen en T-shirts met jurkjes eroverheen. Op tafel staat een fles oranje Georgische wijn.
„Ik wil iemands noodlot zijn, ik wil dat iemand aan mij onderdoor gaat maar toch niet anders kan dan bij me zijn.” Ik formuleer overdreven om Eva te laten lachen, maar er zit wel een kern van waarheid in. De situatie: mijn op dat moment nieuwe (en inmiddels voormalige) geliefde heeft onze relatie die middag gekenschetst als ‘gezond’, en in één adem door als ‘makkelijk’, ‘veilig’ en simpelweg ‘leuk’.
Dit ben ik niet gewend. Mijn eerdere relaties waren van alles, vaak ook leuk, maar zeker niet makkelijk, veilig en gezond. Instinctief roepen deze woorden afkeer bij me op.
Waar komt die afkeer vandaan? Het heeft ermee te maken dat de gezonde keus, althans in mijn beleving, altijd een rationele keus is. Gezond gedrag kost moeite, ongezond gedrag komt me aanwaaien. Als ik mijn driften de vrije loop liet, zou ik elke avond pizza, wijn en sigaretten nuttigen.
Er schiet me een moment in Londen te binnen, alweer jaren geleden. Mijn vriendinnen en ik leefden al dagen op bier en fish-and-chips, en ineens zei een van hen: „Ik wil heel graag ergens fruit kopen.” Wie ben jij, schoot het door mijn hoofd.
Ik zag dat er meer aan de hand was dan een rationele afweging: zij hunkerde simpelweg naar iets gezonds. Zo’n hunkering was mij vreemd. Zo was het lange tijd ook in de liefde.
Waar ik naar verlangde was nooit ‘een gezellige, goed werkende relatie’, maar eerder iets als ‘verzengende verliefdheid’, ‘zielsverwantschap’ of ‘iets waarover romans geschreven worden’. Dat dit ook de nodige pijn met zich meebracht accepteerde ik als part of the deal . Ik was op zoek naar het sublieme, niet naar iets praktisch.
Die romantische levenshouding had ik uit boeken en films gehaald. In de kunst is het eerder regel dan uitzondering om het sublieme na te streven, en dat sublieme draagt vaak iets destructiefs in zich. Eva schreef daar vlak voor ons bezoek aan de hippe bar een essay over in NRC .
Ze besprak de roman Either/Or van de Turks-Amerikaans schrijfster Elif Batuman, over een 19-jarige student Russisch die, in Eva’s woorden, „literatuur als zelfhulp” gebruikt. Hoofdpersoon Selin wil een „esthetisch leven” leiden en stort zich daartoe in allemaal tamelijk ongezonde avonturen met mannen, gemodelleerd naar de Russische klassiekers. Eva deed vroeger hetzelfde, beschrijft ze in het essay: in briefwisselingen probeerde ze „Tatjana’s desastreuze liefdesbrief uit Jevgeni Onegin” te evenaren, en na nachtelijke escapades met foute mannen dacht ze: „Nou, dit is volgens mij ontzettend literair.
” Kunst bezingt vaak het exces, het abnormale, het ongezonde. Weinig films en romans gaan over stellen die op een gezonde manier met elkaar communiceren: dat zou simpelweg te saai zijn. In die zin staat kunst tegenover het gewone leven.
Daarin geldt ‘gezond’ tegenwoordig als het summum, op ieder vlak. En dat is een andere reden voor mijn aversie: de maatschappelijke druk om op alle gebieden gezond te zijn. Werkelijk nergens mogen we onze neigingen laten woekeren; alles moet worden gesnoeid en ingeperkt.
‘Gezond’ gaat in de eerste plaats natuurlijk over de fysieke gezondheid. Steeds beter weten we wat goed en slecht is voor ons lichaam, en die kennis wordt omgezet in (dringende) adviezen. We gingen van ‘de beste sigaret voor uw gezondheid’ (een oude tabaksreclame) via ‘roken is dodelijk’ naar ‘zitten is het nieuwe roken’.
Van ‘geniet, maar drink met mate’ naar ‘het advies is om geen alcohol te drinken’. Van ‘drink niet te veel tijdens uw zwangerschap’ naar ‘drink geen alcohol en eet geen schaaldieren, leverworst, tonijn, rauwe vis en rauwmelkse kazen’. Te kort slapen is ongezond, net als te lang slapen.
Nieuwe technologie helpt ons de opgedane gezondheidskennis in de praktijk te praktijk te brengen. Met apps en trackers kunnen we bijhouden hoe hard we rennen, hoe hoog onze bloeddruk is, hoe gezond onze slaaproutine. Hoe meer we weten over de concrete gevolgen van een ongezonde leefstijl, hoe verantwoordelijker we ons voelen om geen domme keuzes te maken.
Zo stond een vriendin van me laatst in de sportschool naast een man die de avond ervoor was doorgezakt in de kroeg. Hij was er slecht aan toe: hij werd niet alleen getergd door zijn kater, maar ook door het schuldgevoel over wat hij zijn lichaam had aangedaan. Op zijn smartwatch had hij namelijk gezien hoe de alcohol zijn slaap had verstoord – een beeld dat hij niet kon loslaten.
De hang naar gezondheid strekt zich intussen uit tot buiten het fysieke. Neem bijvoorbeeld de schematherapie, een vorm van cognitieve gedragstherapie die ik zelf heb gevolgd. Mensen leren hier onderscheid te maken tussen verschillende interne personages, zoals het kwetsbare kind, de straffende ouder en de gezonde volwassene.
Die laatste moet, surprise surprise , versterkt worden. In het gedroomde scenario zit de gezonde volwassene altijd aan het roer, zodat de interne kinderen geen ongezonde acties meer uithalen (denk aan: ineens veel geld uitgeven, of het op een zuipen zetten). Ik begreep wat er bedoeld werd en hoe deze aanpak zou kunnen helpen.
Toch dacht ik soms: gezonde volwassene, ik zou je niet uitnodigen op m’n verjaardag. Maar helaas: hij achtervolgt nu ook mensen buiten de (geestelijke) gezondheidszorg, tot ver in de zelfhulp- en managementwereld. In een paar minuutjes googlen vind ik artikelen over ‘gezond egoïsme’, ‘gezonde jaloezie’, ‘gezond seksleven’, ‘gezonde ouder-kindrelatie’, ‘gezonde dynamiek op de werkvloer’, ‘gezond ruziemaken’, ‘gezonde intimiteit’ en nog veel meer.
En dus over de gezonde relatie, de heilige graal van de moderne liefde. Zweefglossy Happinez vat ‘vijf principes’ samen voor een gezonde relatie: eerlijkheid, compromisbereidheid, goede communicatie, genoeg ruimte, en acceptatie van andermans verleden. Het is allemaal zo zijig en humorloos dat je van de weeromstuit zin krijgt om een affaire te beginnen, of iemand aan te randen in de metro.
De enigen die (enigszins) ontkomen aan de gezondheidsdictatuur zijn adolescenten. Als jongere mag je experimenteren – mits de conclusie luidt dat een gezond leven de voorkeur verdient. Tot die tijd kun je domme dingen doen zonder al te grote consequenties.
Bingedrinken, verliefd worden op foute of onbereikbare types, tegen de tijdgeest in beginnen met roken. „Je kunt overal ziek van worden, ook van een plakje kaas”, zei een rokende jongere laatst laconiek tegen een NRC -verslaggever. De Gen Z’ers die mij en Eva in de hippe bar omringen zitten nog in de experimenteerfase.
Ze slempen erop los. Maar ook wij doen even alsof we onschendbaar zijn, we bestellen de tweede fles wijn, een zalige pinot noir uit de Elzas. Ik weet dat dit een domme keuze is, ik heb nota bene al een kater, maar die wetenschap maakt de wijn nóg aantrekkelijker.
‘Wát een domme keus. Proost!’ Dit is de reden dat ik mij vijf jaar geleden aangetrokken voelde tot het toen verschenen Zelfverwoestingsboek van Marian Donner, over „waarom we meer moeten stinken, drinken, bloeden, branden en dansen”. Ze bekritiseerde daarin de zelfverbeteringscultus die volgens haar samenhangt met het neoliberalisme: voor Donner, zelf een roker, is destructief gedrag een daad van verzet.
Ik vond het een leuk boek, dat uitnodigde om uit het korset van het gezondheidsregime te knallen. Toch had ik er ook dubbele gevoelens over. In een column schreef ik destijds dat zelfzorg geen afwijzing van plezier is, zoals Donner het deed voorkomen, maar juist een manier om het leven lichter te maken.
Ik was toen een half jaar gestopt met roken, een grote stap voor iemand die graag haar neus ophaalde voor haar lichaam. Het bleek het begin van een bescheiden transformatie. Ik heb nu al zes jaar niet gerookt, ga vaak vroeg naar bed, eet graag groenten en wandel veel, althans, soms.
Ik beweeg, kortom, schoorvoetend in de richting van Team Gezond. Misschien is dit het verschil: ik zie mijn stapjes als offers die ik moet brengen voor een hoger doel. Zoals: gezond oud worden, zodat ik langer van dit leven kan genieten.
Als niet roken en wel (een beetje) sporten middelen zijn om dat te bereiken, ben ik daar graag toe bereid. Dat is, bedenk ik nu, misschien wel mijn grootste probleem met de gezondheidsobsessie: dat gezonde keuzes niet als middel worden gezien om te leven, maar een doel op zich worden. Friedrich Nietzsche waarschuwde hier al voor in Aldus sprak Zarathoestra : hij voorspelde hoe saai ‘de laatste mens’ zou worden.
De laatste mens zou leven aan het einde van de geschiedenis, als alle grote conflicten waren beslecht. „De aarde is dan klein geworden, en op haar hipt de laatste mens, die alles klein maakt. Zijn geslacht is onuitroeibaar, als de aardvlo; de laatste mens leeft het langst”, schreef Nietzsche.
„Ziek worden en achterdochtig zijn merken ze aan als zondig: men loopt behoedzaam voort.” En: „Men heeft zijn pretje voor de dag en zijn pretje voor de nacht: maar men houdt de gezondheid in ere.” Bij filmpjes waarin influencers uitleggen hoe je je buikspieren, huid of billen kunt optimaliseren moet ik aan Nietzsche denken, en ook bij de vele cursussen, inmiddels vaak verplicht in het bedrijfsleven en bij de overheid, waarin we leren om zo min mogelijk ongemak te ervaren en te veroorzaken.
Stel je voor dat je een ongezonde interactie hebt bij de koffieautomaat. Het is allemaal zo saai, zowel het doel als de weg erheen. Bovendien creëert het een eenvormigheid die mensen geen recht doet.
Het listige aan het woord ‘gezond’ is dat het objectiviteit suggereert, alsof de gezonde keuze overduidelijk de juiste is. Kijk bijvoorbeeld naar hoe Louise Fresco het woord laatst gebruikte in een column over onze verhouding tot de toekomst: ze schetste een tegenstelling tussen „geloof in de heilstaat en gezond realisme”. Wie zou, gesteld voor deze keus, nou zeggen ‘doe mij maar het geloof in de heilstaat’? Het gezondheidsdiscours spiegelt één correcte manier van leven voor, terwijl we in werkelijkheid individuen zijn met verschillende behoeftes.
Misschien floreren sommige stellen niet bij een eerlijk gesprek, maar bij zwijgen of leugens om bestwil. Misschien is de kou soms sneller uit de lucht na een uitzinnige, ongezonde schreeuwpartij. Misschien vind ik Georgische oranje wijn en Elzassische pinot noir wel zó lekker dat ik er een verhoogd risico op borstkanker voor overheb.
Elk mens maakt andere afwegingen. Daar komt nog iets bij: je kunt niet altijd van tevoren weten welke optie ‘gezond’ voor je uitpakt. Een potentiële partner kan een gezonde indruk maken en gaandeweg een enorme gek blijken.
En je kunt ook niet voorspellen hoe een nieuwe situatie jou verandert. Een vriendschap, een baan, een geliefde, een obsessie kan zo interessant, grappig of uitdagend zijn dat je, tot je eigen verbazing, de ‘ongezonde’ kanten ervan op de koop toe neemt. Niet alleen de invulling van ‘gezond’, maar ook het belang ervan zijn subjectief en contextafhankelijk.
Dit bedenk ik allemaal niet die avond bij de hippe wijnbar. Daar heb ik, na mijn dramatische klaagzang over de ‘gezonde relatie’, vooral oog voor waterschoentjes en de wijnkaart. Pas later realiseer ik me waar mijn irritatie vandaan komt.
Ik vind het gek om een relatie in de eerste plaats te waarderen om haar gezonde karakter. Het is alsof je een vakantie beoordeelt op haar soepele logistiek, of een maaltijd prijst om zijn calorieën-voedingswaarde-ratio. Die dingen kunnen een voorwaarde zijn, maar ze zijn niet wat een relatie, vakantie of maaltijd de moeite waard maakt.
.
Bovenkant
Ik wil niet iemands gezonde keus zijn
Alles moet tegenwoordig gezond zijn: een gezonde relatie, gezond ruziemaken, een gezonde dynamiek op de werkvloer. Maar gezondheid zou een voorwaarde moeten zijn, geen doel op zich, schrijft Floor Rusman.