Ik kan mijn schouders niet ophalen bij de visies van Bolkestein en vrienden Ze schuift haar stoel naar achteren, gooit de armen in de lucht, houdt haar hoofd een beetje schuin en roept: “Ach nee, Bolkestein is niet meer!” Niemand in het buurtcafé reageert, het nieuws is tenslotte al een dag oud. De dame wil graag delen dus vervolgt: “Wat was het toch een fijne man, ik heb geen nare herinnering aan hem.” Iets in haar stem werkt als een rode lap op een stier voor mij.
Scherper dan ik zou willen, hoor ik mezelf zeggen: “U niet, maar ik wel!” Prominente (oud)-politici, schrijvers et cetera waren afgelopen dagen druk met het prijzen van Bolkestein. Hij was een briljante denker, zijn tijd ver vooruit, een visionair. Dat in die visie een deel van de samenleving en de wereld wordt weggezet als achterlijk, wordt vergeten.
Is dat omdat we willen vasthouden aan ‘niets dan goeds over de doden’ of komen woorden minder hard aan als het niet over jou gaat of de groep waar je toe behoort? Bij een demonstratie kom ik een oude vriend tegen. Ik ben in tranen om al het geweld in Gaza en geraakt door het samenzijn hier op de Dam. Hij vraagt waarom ik er niet bij was op de verjaardag van vriendin F.
en zegt: “Volgende keer wel komen hè, kunnen we discussiëren over Gaza”. Ik val stil. Dagenlang doe ik mijn best te begrijpen waarom ik stilviel, waarom de knoop in mijn maag maar niet wil weggaan.
Hij was bij de demonstratie, werkte jarenlang voor een vredesorganisatie, hij is echt wel een van de goeien, waarom voel ik me dan mijlenver van hem verwijderd? Dit gevoel, dat mijlen van elkaar verwijderd zijn, voel ik steeds vaker en het is op z’n zachtst gezegd een zeer onprettig gevoel. Alsof ik alleen sta in de woestijn, zonder water. In gesprekken met vrienden die het gevoel herkennen, wordt me duidelijk wat er speelt.
Gaza, noch de ideeën van bijvoorbeeld wijlen Frits Bolkestein, zijn voor ons enkel politiek. Deze ideeën gaan over ons en de mensen die op ons lijken. Visies waarin mijn cultuur, religie, kleur, gender als minderwaardig, achterlijk, gewelddadig wordt weggezet raken persoonlijk, want het is persoonlijk.
Ik wil en kan niet discussiëren over Gaza op een verjaardagsfeestje met hippe drankjes en borrelhapjes. Die luxe heb ik niet, want die 49.000 vermoorde Palestijnen zijn mijn mensen dus hun dood is heel persoonlijk.
En gebrabbel in een buurtcafé over de erfenis van het gedachtegoed van Bolkestein gaat over mijn veiligheid en die van hen van wie ik houd, dus krijg ik een knoop in mijn maag. En dit is wat de meeste witte vrienden, collega’s en buren in het buurtcafé maar niet willen zien. Als ik tegen de dame in het buurtcafé zeg: “Islamofobie en racisme zorgen ervoor dat de vrijheid en veiligheid van mijn broertjes, mijn nichtjes en neefjes onder druk staan, dus ik kan niet mijn schouders ophalen bij de visies van wijlen Bolkestein en vrienden, snapt u dat?” volgt een niet-begrijpende, geïrriteerde blik.
Debatteren over visies bedacht door bange witte mannen, ik kan het heus wel en doe het al 35 jaar met en zonder borrelhapjes, maar ik wil het niet meer. Niet als je niet eerst tot je laat doordringen dat wellicht, zoals Maarten van Roozendaal zong, jouw hemel de hel is voor mij. Naeeda Aurangzeb schrijft elke twee weken een column voor Trouw.
Lees hier haar columns terug..
Bovenkant