IJsland heeft niet echt een eigen grondwet. Tijd om die dan maar op muziek te zetten

In de expositie ‘Kunst is een werkwoord’ in het Van Abbemuseum in Eindhoven gaan kunstenaars over tot handelen omdat te veel mensen genegeerd worden. Werkt dat?

featured-image

Wat te doen als een voorstel voor een grondwetherziening, waar tweederde van een bevolking achter staat, wordt genegeerd? Dat was de vraag die het kunstenaarsduo Libia Castro & Ólafur Ólafsson en The Magic Team zich stelden toen er, na de financiële crisis en het instorten van de IJslandse banken en de nationale munt in 2008, een idee kwam voor een nieuwe grondwet voor IJsland. Extra uitdaging: het land had nog nooit een eigen grondwet geschreven. Na de onafhankelijkheid van Denemarken in 1944 had IJsland die grondwet gewoon overgenomen met hier en daar een kleine aanpassing; daar waar ‘koning’ stond, kwam nu bijvoorbeeld ‘president’ te staan.

Na 2008 werden de IJslandse banken niet alleen als economisch probleem gezien, maar zagen de meesten in de crisis ook falend toezicht van overheid en toezichthouders, waarbij een striktere scheiding van die machten in de grondwet uitkomst moest bieden. En zo geschiedde. Althans, zo leek het.



In 2012 stemde tweederde van de IJslanders in met het nieuwe voorstel, en kreeg IJsland dus in feite zijn eerste eigen grondwet. De politici negeerden echter de uitkomst en de herziening is nog steeds niet geëffectueerd. De IJslandse kunstenaars Castro en Ólafsson vroegen de afgelopen zeven jaar aan componisten, musici en toeschouwers mee te werken aan een meerstemmige performance.

De 114 voorgestelde grondwetsartikelen kregen vorm, geluid en archiefbeelden in In Search of Magic – a Proposal for a New Constitution for the Republic of Iceland (gestart in 2017). In de expositie Kunst is een werkwoord is niet alleen een vijf uur durende video met zingende muzikanten over de grondwet te horen, ook hangen er fascinerende partituren aan de muur. Ze hebben veel weg van een mindmap met woorden als electro, the Bell-choir, solo-voice en rapp.

Of de rechterlijke macht met zo’n gecomponeerde grondwet uit de voeten kan is de vraag, maar met een genegeerde herziening kunnen ze evenmin iets. Mensen die vergeten worden, en daarmee soms ook verdwijnen, vormen de rode draad in de expositie Kunst is een werkwoord . In vijf deelexposities wordt het verhaal verteld van hoe je kunst kan activeren om je te laten horen.

Of in de woorden van de begeleidende tekst bij de expositie: „Kunst is onderdeel van ons zijn, maar vooral van ons doen. In tijden waarin het belang ervan in de politiek onder druk staat, laten de kunstenaars in deze tentoonstelling zien dat kunst meer is dan een luxeproduct.” Dat klinkt pretentieus, maar dat moet ook wel met zo’n titel voor een expositie.

Het resultaat: niet alle vijf de solo’s zijn even spannend – het andere werk van Casto en Ólafsson over een door de gemeente genegeerd cultuurcentrum in Malaga boeit wat minder – maar met name de installatie toen:y (teruggekeerd. 2024) van al-yené, geboren in de Sacha Republiek (Noord-Siberië) maakt indruk. Ze keerde terug naar het gebied waar ze was geboren en legde het culturele geheugen van de Sacha-bevolking vast.

Daar was veel in veranderd nadat in de 17de eeuw het gebied gedwongen onderdeel werd van het Russische Keizerrijk en er voor de overlevering Russische maatstaven werden aangelegd. In haar werk zet al-yené beelden uit het officiële archief naast familieverhalen, die samen een versie geven van zowel het officiële als officieuze collectieve geheugen. Jullie kwamen „als vragen zonder antwoorden”, klinkt de vertelstem in de video.

En hoe dat eruitziet, laat al-yené mooi zien. Het gaat haar niet om het tonen van Russische aanwezigheid in dat gebied, maar om het tonen van de gaten in het collectieve geheugen. Wanneer de geschiedenis wordt vastgelegd op een manier waardoor een zo groot deel van een verleden wordt uitgewist, kun je proberen dat te herstellen, maar al-yené kiest er juist voor de gaten die gevallen zijn te tonen.

Ze geeft een gezicht aan een volk met gebrek aan verleden. Ook het kunstenaarsduo Svetlana Romanova en Chelsea Tuggle gaan in hun werk in op het leven van de inwoners van Sacha, waarbij het accent ligt op onzichtbaarheid en misrepresentatie. Het idee erachter is even boeiend als dat van al-yené, alleen is de uitwerking minder sterk.

Dat geldt niet voor de enorme textielinstallatie Abrazar el Sol (omarmen van de zon) van de Peruaanse kunstenaar Cristina Flores Pescorán. Ze maakte een schitterend werk met katoen die door de Spaanse kolonisator indertijd werd beschouwd als een katoensoort die vol parasieten zat. Ook bij haar zitten de schoonheid en de kracht grotendeels in de gaten en leemtes.

Pescorán wil – net als met haar werk dat de geweldige titel Zeven sculpturen om een angst te delen heeft – oude technieken en materialen terug eisen, alleen al omdat ze in dit geval zijn weggezet door een onterechte beschuldiging van parasitair. Al met al – ook het laatste deel waarin het Indonesische collectief BKP werken maakt over ‘inheemsheid’ en eigen cultuur versus economische belangen – kun je inderdaad zeggen dat kunst een werkwoord is. ‘Kunsten’ krijg je dan, waar zowel ‘ik kunst’ (al-yené en Pescorán) als ‘wij kunsten’ (de andere twee duo’s en het Indonesische collectief) aan bod komen.

Het noord-zuid-karakter ervan – van IJsland en Siberië tot Peru en Indonesië – laat zien dat het werkwoord internationaal toepasbaar is. Alleen lijkt dat werkwoord weinig uit te halen, als je bijvoorbeeld kijkt naar de IJslandse grondwet op muziek, of naar het gegeven dat economie het altijd wint van cultuur – ook in Indonesië. Misschien moet kunst dan ook niet zozeer een werkwoord zijn, maar meer een ontstopper.

Kunst als ontstopper haalt immers de genegeerde mens of het verdwenen ding weer terug, én de ontstopper is de beste manier om gaten te tonen – en laten die gaten en leemtes nu net het beste aan de expositie zijn..