Iedereen kijkt door zijn eigen lens naar klimaatverandering. Deze vijf wereldbeelden bepalen de discussie

Waarom lijken sommige mensen nauwelijks bezorgd te zijn over de gevolgen van klimaatverandering? Echt ontkennen komt niet veel meer voor. De verdeeldheid zit ’m in de oplossingen.

featured-image

Karen O’Brien, hoogleraar sociologie en humane geografie aan de universiteit van Oslo, was vorige maand op bezoek bij haar moeder in Sarasota, Florida, toen orkaan Milton daar vlakbij in de vroege ochtend van 10 oktober aan land kwam. „Het was echt eng”, zegt O’Brien vier dagen later vanuit haar moeders huis. „De wind schreeuwde.

We waren bang voor overstromingen.” Gelukkig viel bij hen de schade uiteindelijk mee, vertelt O’Brien. In de dagen daarna sprak ze met bewoners in de omgeving.



Maakten ze dit soort orkanen nu meer mee dan vroeger? Dachten ze dat het met klimaatverandering te maken had? En was dat te wijten aan de mens? Een deel van de bewoners geloofde dat de mens verantwoordelijk is voor de klimaatverandering in de afgelopen eeuw. Een flink deel ook niet. „Sommige mensen waren erg bezorgd, anderen waren relaxter”, zegt O’Brien, die met collega Robin Leichenko een boek heeft geschreven ( Climate & Society , waarvan dit jaar een bijgewerkte, tweede versie is verschenen) waarin ze uitleggen hoe en waarom opvattingen over klimaatverandering zo uiteen lopen.

„En mijn moeder viel het op dat redelijk wat mensen snel van onderwerp veranderden.” Op de klimaattop die op 11 november begint in het olierijke Azerbeidzjan, zal het niet anders zijn. Ook daar zullen verschillende mensen verschillende opvattingen hebben.

In Nederland merk je het ook. Het huidige, rechtse kabinet-Schoof trapt op de rem met het klimaatbeleid, en groen-stemmende burgers en milieu-organisaties vragen zich af wat deze regering bezielt. Is ze dan niet bezorgd over de opwarming? En inderdaad, een recent, groot West-Europees onderzoek laat zien dat mensen die op radicaal-rechtse en conservatieve partijen stemmen minder bezorgd zijn over klimaatverandering dan mensen die op groene partijen stemmen.

De auteurs merken op dat het thema is gepolitiseerd „op massaniveau”. Hoe mensen denken en praten over klimaatverandering, hangt dus samen met hun politieke oriëntatie. Ook leeftijd, geslacht en opleiding zijn van invloed.

Maar beperkt, zo laat een meta-analyse uit 2016 zien. Ze worden „overschaduwd” door de invloed van „wereldbeelden, waarden en overtuigingen”, zo concluderen de auteurs. Daarover later meer.

Eerst over het hoe. Yvonne de Kluizenaar van het Sociaal en Cultureel Planbureau heeft de laatste jaren grote verschuivingen gezien in hoe mensen denken over klimaatverandering. Uit het meest recente onderzoek, dat afgelopen april is gepubliceerd , blijkt dat inmiddels 95 procent van de ondervraagden denkt dat het klimaat de afgelopen honderd jaar is veranderd.

„In 2010 was dat nog minder dan de helft”, zegt De Kluizenaar. En inmiddels denkt 65 procent dat de mens verantwoordelijk is voor deze verandering. Ook maken meer mensen zich zorgen over klimaatverandering.

En meer mensen vinden dat er actie nodig is. De oorzaak van die verschuivingen heeft het SCP niet onderzocht, zegt De Kluizenaar. „Wellicht komt het doordat de gevolgen steeds zichtbaarder worden.

” Zo neemt in Nederland het aantal hittegolven en hoosbuien toe. Maar tegenover deze „brede overeenstemming” staat volgens De Kluizenaar een „toenemende onvrede en verdeeldheid” over de aanpak van het probleem. Een deel vindt dat de regering veel te weinig doet, anderen juist te veel.

Sommigen vinden dat mensen hun gedrag drastischer moeten aanpassen – minder vliegen, verwarming lager, minder vlees eten – anderen vinden dat ze nergens meer van mogen genieten. De Kluizenaar ziet verdeeldheid rond vragen als: hoe urgent is het probleem? Is de huidige aanpak rechtvaardig genoeg? Hoe belangrijk is het thema klimaatverandering ten opzichte van bijvoorbeeld gezondheid of immigratie? In veel andere landen zijn de trends vergelijkbaar, zegt Mike Hulme, hoogleraar sociale geografie aan de universiteit van Cambridge. Hij schreef in 2009 het boek Why we disagree about climate change .

„Dat de aarde opwarmt valt niet meer te ontkennen”, zegt hij. De verdeeldheid zit ’m vooral in de oplossingen. Dat viel hem begin deze eeuw al op, toen hij nog directeur was van het Tyndall Centre for Climate Change Research in Norwich.

„Zelfs goed opgeleide, rationele wetenschappers verschilden sterk van mening. Over kernenergie, over koolstofbelastingen, over ontwikkelingshulp.” De verdeeldheid komt tot uiting in de verhalen die mensen aanhangen en reproduceren.

Wetenschappers praten over discourses , een soort raamvertellingen. In hun boek beschrijven O’Brien en Leichenko het als „een systeem van representatie” dat „expliciete en impliciete waarden, oordelen en overtuigingen” bevat. Ze onderscheiden vijf van zulke discoursen.

Het meest dominante is het ‘biofysische discours’. Daarin wordt klimaatverandering gezien als een milieuprobleem. In de oplossing vormen technische innovaties een sleutelrol.

Maar is er bijvoorbeeld ook het kritische discours, waarin klimaatverandering een symptoom is van een systeem van uitbuiting en onrechtvaardigheid. Het kritiseert het paradigma van economische groei. De vijf discoursen zijn niet compleet, en ze zijn ook niet gefixeerd in de tijd, schrijven O’Brien en Leichenko.

„Er zijn veel andere discoursen en classificaties.” En waarom hangen verschillende mensen dan verschillende verhalen aan? Leeftijd en geslacht spelen een rol, zo laat de eerder genoemde meta-analyse uit 2016 zien. „Oudere mensen en mannen zijn over het algemeen minder bezorgd over klimaatverandering”, zegt Matthew Hornsey, hoogleraar psychologie aan de universiteit van Queensland en eerste auteur van het onderzoek.

„Oudere mannen zijn ook het gezicht van het scepticisme op sociale media.” In Nederland ziet SCP-onderzoeker De Kluizenaar overeenkomsten, maar ook verschillen met dat onderzoek. „Wij vinden dat ouderen over het algemeen juist meer betrokken zijn bij het klimaat”, zegt ze.

„Net als vrouwen, hbo- en wo-geschoolden en mensen die in stedelijker gebied wonen.” Religie bleek geen onderscheidend kenmerk. Een grotere betrokkenheid bij klimaat vertaalde zich trouwens niet automatisch in duurzamer gedrag, zegt De Kluizenaar.

Bij ouderen, vrouwen en mensen in stedelijke gebieden is dat wel het geval. Maar bij mensen met een hbo- of wo-opleiding niet. „Dit was een van de opvallendste vindingen van het rapport.

” Hulme pakt het in zijn boek anders aan. Om het verschil in opvattingen te verklaren, kijkt hij door zeven ‘lenzen’: die van de wetenschap, de economie, religie, psychologie, media, ontwikkeling en beleid. Mensen interpreteren kennis en feiten verschillend.

Ze waarderen dingen anders. Ze schatten risico’s verschillend in. „Als we het huis uitgaan, sluit mijn vrouw, met wie ik al veertig jaar samen ben, altijd alle ramen en deuren”, zegt Hulme.

„Van mij hoeft dat niet. Sommigen zien gevaar waar anderen dat niet zien.” Mensen volgen ook verschillende media, die uiteenlopend berichten over bijvoorbeeld de opwarming van de aarde.

Inmiddels ziet Hulme trouwens een nieuwe lens: klimaatverandering zelf. Ernstige gebeurtenissen worden er steeds vaker aan toegeschreven. Vluchtelingen uit Syrië? Komt door klimaatverandering! Steeds meer racistische tweets? Overstromingsschade in Duitsland? Klimaatverandering.

Hulme waarschuwt voor deze framing in zijn laatste, dit jaar verschenen boek, Climate change isn’t everything . Volgens Hornsey en O’Brien zijn verschillen in opvattingen vooral terug te voeren op de waarden, overtuigingen en wereldbeelden van mensen. Een wereldbeeld is „hoe we de wereld zien”, schrijft O’Brien in haar boek.

Het is een gedeeld begrip van hoe een samenleving functioneert, en hoe die georganiseerd, geregeerd en gemanaged zou moeten worden. Moet die bijvoorbeeld hiërarchisch of egalitair zijn? Hoe belangrijk zijn vrijheid, individualiteit, veiligheid, rechtvaardigheid? Zo onderzocht Hornsey drie jaar geleden de invloed van twee wereldbeelden – die verband houden met een hïerarchische dan wel egalitaire inrichting van de samenleving, en met staatsingrijpen dan wel vrijemarktdenken – op de opvattingen over klimaatverandering. Mensen die tégen overheidsingrijpen zijn, en vóór een meer hiërarchisch ingedeelde samenleving, vinden mitigatie (stoppen met de uitstoot van broeikasgassen) onnodig.

Ook naar waarden (definitie: ‘doelen die mensen nastreven in hun leven, die richting geven aan hoe ze oordelen en keuzes maken’) wordt onderzoek gedaan. Een vorig jaar gepubliceerd onderzoek onder Nederlandse, Chinese en Colombiaanse jongeren laat bijvoorbeeld zien dat individuen die meer gericht zijn op status, geld en genot, sceptischer zijn over klimaatverandering en de aanpak ervan. Probleem is wel dat onderzoek zich vaak richt op óf wereldbeelden, óf waarden, óf overtuigingen.

Maar beïnvloeden ze elkaar? En hoe? O’Brien noemt overtuigingen „fundamenteel”. Maar volgens Hornsey komen overtuigingen „voort uit onderliggende ideologieën en wereldbeelden”. Hulme zegt over de mengeling van wereldbeelden, overtuigingen en waarden: „Als je dat allemaal samenvoegt krijg je een complexe kaart.

” Mensen hebben vaak niet door dat ze in een wereldbeeld zitten, zegt O’Brien. Ze vragen zich af waarom die ander er zulke rare ideeën op nahoudt. Het inzicht dat je als individu een bepaald wereldbeeld hebt, en dat er daarvan meerdere zijn, vindt O’Brien cruciaal.

Het duurde bij haar ook even voordat ze dat door had, vertelt ze. „Het was een oh-wow-moment, zo’n 25 jaar geleden. Het besef dat we van de wereld ons eigen mentale model maken.

” Het is een lens, zegt ze. Daarvan zijn er meerdere. En elke lens heeft zijn blinde vlekken.

„Ik zie het bij mijn studenten ook als ze zich dit realiseren. Ze worden flexibeler en staan meer open voor andere wereldbeelden.” Het vermindert de polarisatie rond het onderwerp.

„En het opent de weg naar verandering.”.