Ieder voor zich, denken jongeren op de vastgelopen woningmarkt

Ook zonder kapitaal om een huis te kopen zoeken jongeren hun weg op de woningmarkt. Calculerend sprokkelen ze punten, terwijl door vastgoedpartijen opgelegde gemeenschapszin niet van de grond komt.

featured-image

‘Waarom zou ik krom liggen om een huis te kopen?”, vraagt Sofia de Luca zich af, leunend op het raamkozijn van haar huurwoning aan de rand van Amsterdam. De 26-jarige verpleegkundige huurt de studio van 24 vierkante meter in een complex met 110 tijdelijke ‘flexwoningen’. Met haar jongere zus Maria, die werkt als trambestuurder en noodgedwongen nog bij hun ouders inwoont, drinkt ze een cappuccino in de ochtendzon.

De geboren Amsterdamse maakt zich geen illusies over de woningmarkt. „Ik heb helemaal geen zin om een huis te kopen, dat is het helemaal niet waard met de prijzen van nu”, zegt Sofia. Toch streeft ook zij uiteindelijk het bezit van een woning na.



„Dan koop ik liever later iets in Spanje, veel goedkoper en dan heb je nog lekker weer ook.” Een huis kopen, daar is het idee van een ‘wooncarrière’ de afgelopen decennia steeds meer om gaan draaien. Stadsgeograaf Cody Hochstenbach omschrijft in zijn boek Uitgewoond (2022) hoe Nederland, net als veel andere Europese landen, vanaf de jaren tachtig van een huurland in een koopland is veranderd.

Kopen wordt gestimuleerd met belastingvoordelen, terwijl veel sociale huurwoningen zijn verkocht en voor het restant aan huurhuizen lange wachtlijsten gelden. Hochstenbach spreekt van de neoliberale „ideologie van eigenwoningbezit”, die dit bezit als oplossing ziet voor allerlei sociale problemen. Burgers veranderen in „kleine ondernemers met hun woning als ondernemerskapitaal”, die dankzij hun koopwoning v.