Hoe word je cabaretier? Op de Koningstheateracademie leren cabaretstudenten zich met humor te verhouden tot de wereld

Den Bosch huisvest de enige opleiding in Nederland waar je gericht cabaret kan studeren. Hoe wordt studenten tijdens de vierjarige bachelor geleerd om cabaretier te worden? „Ook de gedachten van een plant moet je geloofwaardig kunnen uitspreken.”

featured-image

Hoe word je cabaretier? Een vraag met veel mogelijke antwoorden. Om een behapbare route te creëren voor cabaretiers in spe richtte Anna UitdeHaag in 1999 de Koningstheateracademie mede op. Inmiddels is ze onderwijsmanager van de school die huist in een voormalig middelbareschoolgebouw in het centrum van Den Bosch.

Er bestaan toneel- en theateropleidingen met cabaret/kleinkunst op het programma, maar deze zijn breder van opzet. De Koningstheateracademie is de enige plek in Nederland waar je gericht cabaret kan studeren. Op hbo-niveau zelfs, want in 2012 kreeg het tot dan toe privaat gefinancierde instituut een officiële accreditatie als bacheloropleiding.



De school heeft verschillende bekende alumni, zoals Katinka Polderman, Jan Beuving en Pieter Derks. Op wat voor manier wordt studenten tijdens de vierjarige ‘Bachelor of Cabaret’ geleerd om cabaretier te worden? In tien beroepscompetenties staat omschreven waar de Koningstheateracademie toe opleidt. Bijvoorbeeld: ‘De cabaretier heeft het vermogen om zichzelf bewust te plaatsen binnen de evoluerende traditie van het cabaret.

’ En: ‘De cabaretier heeft het vermogen om [...

] engagement op het toneel te brengen in een authentiek en professioneel artistiek eindproduct waarin een kritisch en inspirerend tijdsbeeld wordt getoond.’ Na afronding van de opleiding zijn studenten „startbekwaam” cabaretier, aldus UitdeHaag. Ze weten wat cabaretier zijn behelst, maar „hoeven niet te verwachten dat het publiek aan de poorten op ze staat te wachten”.

De opleiding moet resulteren in het vinden van je eigen „cabaretvorm”, vertelt ze: „Een vorm waarin je je met humor engageert met de wereld om je heen. Dat klinkt ernstig en diepgaand. En dat ís het ook.

Maar het is óók heel leuk.” Dit beaamt Matthijs Wagenaar (26), een student uit de tweedejaarsklas met wie ik vandaag meeloop: „Het zijn soms pittige dagen, maar dat heb je niet door.” De dag begint met ‘Stem & Spraak’ onder leiding van docent Tim Bosselaar, taalwetenschapper en voormalig theatertechnicus.

Zijn vak gaat over verschillend gebruik van je spreekstem en de theatrale effecten die je daarmee bereikt. Hij begint altijd met een vraag aan de klas. Deze week: „Wat is de soundtrack van de afgelopen schoolweken?” Een „willekeurig nummer van Rachmaninov” en een lied van ska-band De Hardheid komen voorbij.

Na stem warming-up (aaaaaaa, ooooooo, uuuuu en uitgebreid op elkaars rug trommelen) nemen de studenten beurtelings plaats op het podium voor een opdracht. Een meegenomen voorwerp (piercing spray, Venusbeeldje, surprise-ei) krijgt een passend geachte stem en wordt geïnterviewd door de rest van de klas. Na afloop vraagt docent Tim: „Wat doet deze stem met het personage?” Achter de nogal penetrante stem van ‘kamerplant Groen’ meent de klas „verdriet en onzekerheid” te bespeuren.

„Hier staan echt verschrikkelijke teksten in”, zegt docent Tim na afloop. Hij laat een boekje zien: een handleiding hoe fascist te worden. Hier werken studenten naartoe, legt hij uit.

Ze moeten ook teksten kunnen overbrengen waar ze zelf niet achterstaan. „In mijn vak leren ze álles geloofwaardig te kunnen zeggen. Van de gedachten van een plant tot de meest verwerpelijke speeches.

” Nadat de school in 2022 onderdeel was geworden van Hogeschool Avans werd het hoge collegegeld van ruim 4.000 euro gehalveerd, maar ontstonden er ook verplichtingen die horen bij volledig door de overheid gefinancierde opleidingen. Tweedejaars Jaron (noemt liever geen achternaam) en Matthijs vinden de toename van schriftelijke tentamens en meer cijferbeoordelingen ten koste van een ‘voldaan’ of ‘niet-voldaan’ voorbeelden van „stomme dingen die niet goed passen bij kunstonderwijs”.

Na afloop van de les ‘compositie’ – waarin de studenten gedichten van Ed Leeflang en Gerrit Kouwenaar middels zelfgeschreven melodieën hebben getransformeerd tot liedjes – vertelt docent Erik Vlasblom dat beoordeling best lastig is. „Er is vaak geen absoluut goed of fout.” Onvoldoendes geeft hij dan ook zelden.

Vlasblom: „Ik probeer vooral duidelijk te maken dat muziek als water is. Eigenlijk is alles goed. De studenten moeten leren wat hun mogelijkheden zijn en hoe ze met hún middelen een verhaal kunnen overbrengen.

” Op het curriculum staan verder vakken zoals Literatuurgeschiedenis, Humorworkshop, Liedtekstinterpretatie, Voorstellingsanalyse en Zakelijke training. Derdejaarsstudente Evy te Pas vertelt over het vak Humoranalyse: „Je kiest een cabaretier die je goed en eentje die je minder goed vindt.” Na uitvoerige analyse – tekst, lichaamsgebruik, contact met publiek – volgt volledige imitatie: „Als je iemand hélemaal nadoet begrijp je pas echt waarom je iets wel of niet leuk vindt”, zegt de student, die zich binnenkort in een grote roze jurk als cabaretier Christel de Laat zal presenteren.

Wat gaat Te Pas precies analyseren? „Waar richt ze haar blik op, welke vorm van humor zet ze in, komt ze de lach halen of brengen, hoe gebruikt ze haar handen.” Wanneer je daarna weer eigen materiaal speelt ben je je veel bewuster van jezelf, legt ze uit: „Waarom stroop ik mijn mouwen elke keer halverwege deze sketch op? En: wil ik dat wel?” Dat is uiteraard een terugkerende vraag: wat leer je op de academie over humor? Bosselaar: „Humor is een middel, geen doel. Het gaat studenten om het vertellen van hun verhaal.

Het zijn geen stand-upcomedians die gaan voor de grap.” Bosselaar denkt dat je grappig zijn op een podium vooral leert door al het ándere wat bij op een podium staan hoort te leren. Daar zijn de vakken dan ook op ingericht: „De studenten moeten hun eigen podiumkwaliteiten en beperkingen leren kennen zodat ze deze optimaal kunnen inzetten in de context die voor hen relevant is.

” Als deze omstandigheden rondom de cabaretier helemaal in orde zijn worden hun verhalen vervolgens, als het goed is, vanzelf grappig. Bij de laatste tweedejaarsles van de dag wordt gewerkt aan een ‘eenakter’. Iedereen heeft een concepttekst meegebracht en de auteurs kiezen klasgenoten voor vertolking van de rollen.

Na afloop volgt becommentariëring in groepsverband, waarbij de schrijver zelf is uitgesloten van deelname. „Hoe werkt deze tekst?”, opent docent Michiel Lieuwma de discussie telkens. Er zijn scènes over een treurende soldaat, een bejaarde vriendinnengroep en ene Henk de Hond.

Tijdens de nauwkeurige besprekingen valt op wat bij de andere lessen ook al opviel: degene die aan de beurt is denkt wellicht dat híj op dat moment iets moet leren. Maar juist degenen die niet aan de beurt zijn moeten dan leren, want zij zien veel beter wat er gebeurt. De schrijvers van een aantal als positief ervaren teksten krijgen van docent Michiel een extra pluim middels vergelijkingen naar de wereldliteratuur.

Er is een tekst die hem doet denken aan Célines Reis naar het einde van de nacht , een andere aan Sartre. Bij de uitgang praat ik met alumnus Judith Adema (29), inmiddels drie jaar afgestudeerd. Sinds kort is ze een paar uur per week terug om de sociale media van de school te beheren.

Over haar leven na de opleiding: „Het is trial and error .” Ze heeft veel leuke klussen gehad, maar „sketches schrijven voor de medewerkersdag van Xenos voelde een beetje alsof ik mijn ziel had verkocht”. Ze droomt van eigen liedjesvoorstellingen, maar de realiteit is dat „daar een lange adem voor nodig is”.

Adema: „Eigenlijk zijn er gewoon veel te veel cabaretiers.”.