Hoe het is om vader te zijn? Wat een lastige vraag

Dat het prille ouderschap een roze wolk is, is achterhaald. Maar clichématig klagen over vermoeidheid en vieze luiers – dat is het ook niet. In zijn eerste jaar als vader vroeg schrijver Jan van Tienen zich af hoe hij het beste over zijn kind kon praten.

featured-image

Het is voor mij belangrijk om op feestjes goed te praten over het vaderschap. Dat komt, denk ik, doordat ik altijd een deel van mijn zelfverwezenlijking heb gevonden in het praten met anderen. Pas in gesprek met anderen kom ik erachter wie ik echt ben.

Pas daar kan ik sudderende gevoelens tot volledige gedachtes en inzichten brengen. Het heeft misschien te maken met familiebijeenkomsten van vroeger, waarbij de Zeeuwse tak netjes in een kringetje zat en nooit leek te spreken over de dingen die er echt toe deden, zoals waarom een oom en twee tantes zelfmoord pleegden binnen drie jaar tijd in de jaren tachtig. Op dat naargeestige zwijgen heb ik het nooit zo gehad, en ik denk dat ik daarom zo lustig over het leven van anderen en mezelf ben gaan praten, zonder het zware of moeilijke te verzwijgen.



Sinds ik vader ben, merk ik dat dat me niet meer zo gemakkelijk afgaat. Het procedé was altijd: veel vragen stellen aan de mensen om me heen, om er zo voor te zorgen dat zij zich gezien en gehoord voelden, om daarna met ze op niveau te kunnen spreken over de belangrijke zaken in onze levens. Op die manier kon ik mijn eigen ei ook kwijt én leerde ik iets van een ander.

Bijvangst was dat de mensen mij sympathiek en vriendelijk vonden, omdat ik zo geïnteresseerd was in ze. Maar nu ik een kind heb, stokt dat. Hoe komt dat? Een van de antwoorden is dat het komt door het gebrek aan tijd.

Feestjes bezoek ik minder en als ik ze bezoek, bezoek ik ze korter. Als je vier, vijf uur in een gezelschap bent, heb je tijd zat om te zoeken naar iemand met wie het interessant kletsen is, terwijl ik het nu moet doen met anderhalf à twee uur (het is fijn als ik op tijd weer thuis ben.) Tegelijkertijd drukken die anderhalf à twee uur me nog eens extra met mijn neus op de feiten, en die feiten zijn dat ik niet goed weet hoe ik de vraag moet beantwoorden ‘hoe het gaat’.

Het probleem zit hem vooral in de wens waarachtig te zijn. Wat is waarachtig, in mijn situatie? Waar ik nu al een jaar lang over begin is hoe weinig we slapen en hoeveel de kleine man in eerste instantie poepte. Maar algauw merkte ik ook hoe flauw en niet toereikend dat was, en hoe onecht dat op een bepaalde manier aanvoelde.

Dit soort verhalen schaar ik nu onder het kopje ‘maar je krijgt er zoveel voor terug’, wat in Nederland de ergerlijk ironische grondhouding lijkt te zijn om over kinderen te praten. Vermoeidheid, luiers, tijdgebrek, geen seksleven meer, huishouden in pure chaos: je kent die verzuchting niet alleen van anderen op feestjes, je kent ze ook van socialemedia-posts. Met name op Instagram komen mensen er al te vaak ‘eerlijk voor uit’ hoe zwaar het ouderschap is.

Chef Special-zanger Joshua Nolet deed het laatst nog in een viral video waarin hij bleekjes van slaaptekort in beeld is met zijn jonge kinderen en in een voice-over vertelt hoe weinig ze slapen, dat ze „stuk” zijn, en aan het einde draait het beeld naar rechts, waar zijn partner voor de gein de trekker overhaalt van het denkbeeldige pistool dat tegen haar slaap staat. Dit klinkt misschien grimmiger dan het is; het filmpje is nog best een vriendelijk, openhartig kijkje in het leven van ouders van jonge kinderen. En hoewel me dit soort berichten voor een deel nog steeds een reactie lijken op de suikerzoetheid waarmee traditionelere ouderschapsmedia (en zeker ook de reclames) het doen voorkomen, is deze openhartigheid inmiddels zó gemeengoed geworden dat het clichématig aanvoelt.

Toch is de verleiding om er zelf naar te grijpen in gesprekken enorm. Je hebt namelijk niet alleen weinig tijd, ook is je publiek vaak niet bereid om helemaal mee te gaan op jouw journey , jouw truth in het bespreken van de geneugten van de liefde voor je kind, en dan is de keuze voor een geestige anekdote over hoe je kind het presteerde om zittend over zijn rug omhoog te kakken snel gemaakt. Maar hoe, hóé, bespreek je die geneugten dan? Hoe vang je in korte tijd, in de vorm van een anekdote of bekentenis iets van het mysterie van de diepe liefde, de diepe vreugde van het ouderschap? Ik vertelde eens over de keer dat mijn geliefde een ‘broodpudding’ op tafel zette, wat feitelijk een belachelijk grote muffin is van de bakker om de hoek, en dat ons kind daar de slappe lach van kreeg.

Ik vertelde over de keer dat ons kind zich net leerde optrekken aan muren en stoelen, en dat ik bij het kinderdagverblijf aankwam en dat hij zich daar aan een ander jongetje had opgetrokken dat bij het speelkeukentje van IKEA stond, waardoor het leek alsof ze een liefdevol echtpaartje waren dat samen stond te koken. Maar het blijft dan weer bij zoete of geestige beelden, en hoewel toehoorders daar absoluut vertederd om kunnen lachen, hoewel er iets van de liefde in doorsijpelt, voelt het toch nog verwijderd van de opperste waarachtigheid die ik zou willen kunnen overbrengen. Kort nadat ik hoorde dat mijn partner in verwachting was, liep ik door de stad, een klein beetje met mijn ziel onder de arm.

Ik dacht eraan een oude vriend van de middelbare school te bellen, iemand van wie ik dacht dat ik hem altijd kon bellen, omdat we altijd vrienden zouden blijven. Dat wilde ik testen – ook omdat hij een kindje van een paar jaar oud heeft. Hij nam blij op, vroeg hoe het ging, en ik zei dat ik wilde vragen of we nog vrienden waren, en dat ik wilde vertellen dat ik vader zou worden.

„Yooo, superleuk!”, zei hij, en ik vroeg hem hoe het was, het ouderschap, en hij zei dat het echt super-, súperleuk was, en dat al zijn zingevingsproblemen ook waren verdwenen, en ik voelde ondanks de bevestiging van de vriendschap een kleine steek in mijn hart: ik wil mijn kind helemaal niet opzadelen met mijn eigen zingevingsproblematiek. Ik zou het kind willen waarderen om wie hij is, maar niet om wat hij voor mij betekent. Ik weet niet hoe ik dit verder moet verklaren – daarvoor ben ik te moe – maar ik denk dat het een van de dingen is die in de weg staan als je over je eigen kinderen wil praten.

Het ís zo dat een kind je leven meer zin geeft, maar dat moet je niet hardop zeggen, denk ik. Ik wil iets zeggen over hoe het voelt om verantwoordelijk te zijn, of hoe de angst voor de dood niet weg is sinds ik vader ben, maar wel veranderd. Soms denk ik net voor het in slaap vallen na over het gegeven dat mijn doodsangst nu niet per se is verdwenen, maar rijper is geworden, volwassener – niet dat ik nu vrede heb met sterven, maar wel dat ik op een bepaalde manier meer ‘kan doen’ in het leven, omdat er meer op het spel staat.

De boel doet er meer toe. Maar zulke zaken zijn moeilijker in een casual gesprek te verwoorden als je gesprekspartner het liever over politiek of het weer wil hebben. Laatst vertelde ik, ook een beetje tot verrassing van mezelf, hoe vreemd het voelt dat ik nu iemand in huis heb die alles wat hij me hoort zeggen vergelijkt met wat ik uiteindelijk doe.

Ik voelde dat mijn vermogen mijzelf ‘als nieuw’ te presenteren was afgenomen. Ik zei, kortom, dat mijn angsten over mijn eigen morele gebreken nu groter en sterker dan ooit waren, omdat die gebreken belangrijker waren dan ooit: ze dienden ter instructie van een nieuw mens. Naar mijn eigen gevoel was ik hiermee ineens op een waarheid gestuit, het soort waarheid waar ik graag naar op zoek ga in gesprek met anderen.

Maar in de ogen van mijn gehoor zag ik nu eerder verbijstering en afkeer dan herkenning. Zeker bij één andere jongen zag ik de angst in de ogen toenemen. Zijn vriendin, ook aanwezig, was zwanger van een tweeling, en ik vermoed dat hij hier nog niet over had nagedacht, wat het enigszins precair en vreemd maakte, alsof ik mijn mond voorbij had gepraat.

Rond de tijd dat ik vader werd las ik het boek Vadertaal (2024) van de Chileense schrijver Alejandro Zambra. Hij onderzoekt aan de hand van dagboekaantekeningen van toen zijn zoon geboren werd, gedichten, herinneringen aan zijn eigen vader en stukken fictie over voetballen en vaders en zoons hoe een mens moet spreken over het vaderschap, of zo lees ik dat althans. Hij spreekt afkeurend over de clichés waarin mensen vervallen (inclusief hijzelf) en schrijft over het verlangen het vaderschap met luciditeit, humor en nederigheid in te vullen.

Nederigheid, luciditeit, humor – dat lijkt me wel wat. Zambra lezende realiseer ik me: hoe je over de dingen spreekt, doet ertoe. Iemand die op zo’n manier over het vaderschap schrijft als hij kan bijna geen slechte vader zijn.

Het (beginnend) vaderschap is je zorgen maken, luiers verschonen, veel lachen, eindeloos dat kind optillen en weer neerzetten, eindeloos veel boekjes voorlezen en eindeloos veel wat zich niet laat vangen – en juist het zoeken, het heel voorzichtig tasten naar de juiste liefdevolle woorden, lijkt me een goede manier om de complexiteit van die ervaring weer te geven. In die zin is elke poging de juiste dingen te zeggen over het vaderschap een oefening in vaderschap. Op een dag heb ik het niet meer over hem maar tegen hem, en dan moeten het de juiste woorden zijn.

.