Het was een wonderlijke gewaarwording voor de Nederlandse fotografe Ilvy Njiokiktjien. Ze verbleef in een bed-and-breakfast in een van de meest ruige, afgelegen streken ter wereld: in het dorpje Churchill, aan de uitgestrekte Hudsonbaai, de toegangspoort tot het Canadese noordpoolgebied. Buiten kleurde de lage winterzon de besneeuwde toendra in fraaie pasteltinten.
En binnen waren groepjes toeristen uit de hele wereld foto’s aan het uitzoeken voor een Nederlandse onderzoeker. Foto’s van ijsberen. Van hun neuzen, om precies te zijn.
Van de snorharen óp die neuzen, om nog preciezer te zijn. De onderzoeker, bioloog Sjoerd Vos, had ze al van tevoren uitgelegd waar ze op moesten letten. Aan welke eisen de foto’s moesten voldoen.
Waar hij precies naar op zoek was. Nu zochten ze dan op hun mooie dure camera’s de foto’s eruit die geschikt waren. Het had allemaal te maken met onderzoek naar klimaatverandering, begreep de fotografe.
Naar het effect daarvan op ijsberen. Daar wilde ze meer van weten. Ze praatte met de toeristen en met de onderzoeker en ging met ze mee naar buiten.
Met haar eigen camera in de aanslag, natuurlijk. Daarmee maakte ze een hele serie foto’s van dit opmerkelijke verschijnsel: toeristen op pad voor de wetenschap, in de ijsberenhoofdstad van Canada. Het ijsberenseizoen duurt in Churchill ruim een maand, van begin oktober tot half november.
Vos is erbij van het begin tot het eind. Hij vertelt erover aan de telefoon vanuit het Churchill Northern Studies Centre , een paar dagen voor zijn terugkeer. Niet naar Nederland, maar naar Winnipeg, dat net als Churchill in de provincie Manitoba ligt, maar dan duizend kilometer zuidelijker.
Daar doet hij promotieonderzoek. „Naar grondeekhoorns in Zuid-Afrika ”, zegt hij droog. „Ja, dat is wel even een contrastje.
” Zijn proefschriftbegeleider is de Canadese hoogleraar Jane Waterman, onder biologen wereldwijd bekend vanwege haar onderzoek naar de evolutie van sociale systemen bij dieren. „Vooral bij grondeekhoorns in Afrika”, vertelt Vos, „maar ze doet ook al dertig jaar onderzoek aan ijsberen . Ook die vertonen interessant sociaal gedrag, bijvoorbeeld het ‘sparren’ onder de mannelijke exemplaren.
” Dit najaar kon Waterman zelf niet naar het poolgebied afreizen, dus nam Vos voor haar de honneurs waar. „Jane wil graag manieren ontwikkelen om ijsberen te onderzoeken met niet-invasieve methoden”, zegt Vos, „dus zonder ze te hoeven verdoven, meten, wegen en merken.” Dat scheelt een hoop stress bij de ijsberen én de onderzoekers, legt hij uit.
Het vergt veel handigheid om – vanuit een helikopter – een ijsbeer te schieten met een verdovingspistool, en dan weer weg te wezen voordat het dier wakker wordt. Sowieso proberen biologen waar mogelijk het ‘hanteren’ van dieren te voorkomen. Niet-invasief onderzoek scheelt ook veel tijd en kosten.
„Elk onderzoek in het poolgebied is logistiek heel lastig en duur”, zegt Vos. „Er gaan hier geen wegen naartoe. Alles moet worden ingevlogen, of aangevoerd met een boemeltreintje dat stapvoets rijdt omdat de rails onbetrouwbaar zijn door het bevriezen en ontdooien van de bodem.
” Foto’s kunnen helpen bij niet-invasief onderzoek. Wat kun je er dan aan aflezen? „Ten eerste blijk je ijsberen individueel te kunnen herkennen aan de hand van het patroon van de snorharen op hun neus”, legt Vos uit. „Rondom die snorharen zie je een heel klein stukje kale, zwarte huid, dat goed afsteekt tegen de witte vacht.
Dat stippenpatroon is voor iedere ijsbeer uniek.” Dat ontdekte hoogleraar Jane Waterman ruim 15 jaar geleden. Ze schreef er onder meer over in het Journal of Zoology (2007) .
Deze ontdekking sluit aan bij wat anderen al ontdekten over onder meer de staarten van walvissen, de strepen van zebra’s en de vlekken van Friese koeien . Daarvan bestaan al enorme fotodatabases, die voor allerlei onderzoek worden gebruikt. In Watermans ‘ijsberensmoelenboek’ staan inmiddels data van enkele honderden ijsberen.
„Daardoor kunnen onderzoekers nu veel makkelijker onderzoek doen aan ijsberen”, vertelt Vos. „IJsberen zijn moeilijk benaderbaar en bestrijken door het jaar heen een enorm leefgebied. De individuele herkenning helpt bij het in kaart brengen van de populatie.
” Die snorhaarpatronen kun je ook ergens anders voor gebruiken, vervolgt Vos. „De symmetrie in de patronen op de linker- en de rechterhelft van de neus verraadt onder welke omstandigheden de vroege ontwikkeling van de ijsbeer heeft plaatsgevonden.” De symmetrie van tweezijdige uiterlijke kenmerken, zoals ogen, oren, neusgaten én snorharen, „correleert met instabiliteit tijdens de ontwikkeling”, schrijft Waterman in 2020 in Mammalian Biology , „als gevolg van omgevings- of genetische stress.
” Met andere woorden, als een ijsbeerjong het moeilijk heeft in de baarmoeder of tijdens het opgroeien – bijvoorbeeld omdat zijn moeder honger heeft, of omdat hij gevolgen ervaart van inteelt – dan vertaalt zich dat in een grotere asymmetrie in zijn tweezijdige uiterlijke kenmerken. De symmetrie in de snorhaarpatronen van de ijsberen van Churchill nam significant af tussen 2003 en 2016, concludeerde Waterman in haar artikel – een teken van toenemende stress. De ijsberen rondom de Hudsonbaai, net als hun soortgenoten elders, staan onder druk door klimaatverandering.
Het noordpoolgebied warmt zo’n twee tot vier keer sneller op dan de rest van de aarde. Daardoor smelt het ijs op de poolzee in rap tempo. Ruimtevaartorganisatie ESA becijferde dat de Noordelijke IJszee rond het jaar 2050 ’s zomers vrijwel ijsvrij zal zijn.
Ook de Hudsonbaai, die in Canada vanuit het noordpoolgebied tot ver buiten de poolcirkel naar het zuiden loopt, warmt snel op. Dit jaar was het gebied zo’n 5 graden warmer dan gemiddeld. De baai is in het voorjaar steeds eerder ijsvrij en vriest in het najaar steeds later dicht.
Minder zeeijs is een probleem voor ijsberen : zij jagen voornamelijk op zeehonden. Die vangen ze vanaf de rand van het zeeijs, op plekken waar zeehonden rusten of hun pasgeboren jongen voeden. „Er is veel discussie over hoe erg dit nu is voor de ijsberen”, zegt onderzoeker Vos.
„IJsberen zijn heel adaptief, wordt wel gezegd: ze eten ook wel plantaardig voedsel , en eieren, jonge vogels en aas. En ze scharrelen vaak rond vuilnisbelten. Maar daar kunnen ze niet op leven.
Ze hebben veel vet nodig om te kunnen overleven in het poolklimaat.” IJsberen zijn tot het uiterste aangepast om te overleven in de barre arctische omstandigheden. Ze kunnen bijvoorbeeld extreem vet voedsel verteren en vele honderden kilometers achtereen in ijskoud water zwemmen.
Hun holle haren verstrooien het zonlicht zodanig dat ze wel optimaal de zonne-energie opnemen, maar toch wit lijken: een perfecte camouflage in het sneeuwlandschap. En dankzij hun enorme voetzolen kunnen ze goed over de sneeuw lopen en superefficiënt zwemmen. Maar nu er overal in het poolgebied vooral ’s zomers minder zeeijs is, besteden ijsberen noodgedwongen steeds meer tijd aan land.
Dat ijsberen daar last van hebben, daar is iedereen het wel over eens, aldus Vos. Maar in hoeverre hun aantallen daardoor omlaag gaan, en wat dat betekent voor het voortbestaan van de soort, daarover verschillen dus de meningen. „In deze regio, de Westelijke Hudsonbaai, zijn de aantallen in de afgelopen 30 jaar gehalveerd , van zo’n 1.
200 naar ruim 600”, vertelt hij. „Dat concluderen biologen uit surveys vanuit de lucht, met vliegtuigjes. Studies in andere gebieden laten juist zien dat de aantallen toenemen, of gelijk blijven .
Maar het grote probleem is dat we van de meeste subpopulaties nauwelijks informatie hebben.” De meest recente overzichtsdata komen van de Polar Bear Specialist Group van IUCN, de International Union for Conservation of Nature. Die meldt dat er nu zo’n 22.
000 tot 31.000 ijsberen zijn. Die marge is zo groot omdat veel informatie simpelweg ontbreekt.
Van tien van de in totaal negentien bekende subpopulaties zijn er geen betrouwbare aantalsschattingen. Wel is duidelijk dat de wereldpopulatie van ijsberen sinds de jaren 1960 grofweg is verdubbeld. Die toename is vooral te danken aan de veel strenger gereguleerde jacht.
Trofeejacht is inmiddels vrijwel overal ter wereld verboden. Alleen in Canada mogen jagers nog ijsberen doden – jaarlijks enkele honderden. Daarnaast mogen bepaalde inheemse bevolkingsgroepen in Noord-Amerika en Groenland nog op ijsberen jagen, volgens streng gereguleerde quota , om te overleven (‘subsistence harvest’) en om hun culturele erfgoed in stand te houden.
Over die inheemse quota – en over de Canadese trofeejacht – wordt overigens altijd veel gesteggeld . Daarnaast is er ook stroperij. En er is dus ook gesteggel over de effecten van klimaatverandering op ijsberen.
Het rapport State of the Polar Bear (2023) van de Canadese zoöloog Susan Crockford meldt: „In 2023 waren er in het noordpoolgebied geen tekenen dat ijsberen te lijden hadden onder een gebrek aan een geschikte habitat, deels omdat het Arctische zeeijs sinds 2007 niet is afgenomen.” Maar Crockfords rapport is inmiddels omstreden : ze lijkt data vooral te interpreteren in de richting van ‘niks aan de hand’, zeggen critici. Data van NASA bevestigen bijvoorbeeld dat het zeeijs de laatste jaren niet is afgenomen, maar enkel als je kijkt naar het zomerse ijsoppervlak.
Er zijn echter andere maten die ecologisch relevanter zijn, zoals de dikte van dat zeeijs en hoe lang het er ligt. En die maten laten wel degelijk dalende trends zien. Net als de lijn die het Arctische zeeijsoppervlak in de afgelopen 50 jaar weergeeft.
Het ‘gelijkblijvende oppervlak’ sinds 2007 past dan simpelweg in de enorme variatie die het zeeijs van jaar tot jaar laat zien, en verandert weinig aan de dalende langetermijntrend. De hamvraag is: betekent ‘minder zeeijs’ ook echt ‘minder ijsberen’? Modelstudies op basis van de hoeveelheid zeeijs voorspellen dat de aantallen ijsberen in de loop van de 21ste eeuw drastisch zullen afnemen ( Ecology , 2010). Maar klopt dat wel? Ja, als je kijkt naar historische gegevens.
Dat schreef een groot internationaal onderzoeksteam in 2023 in Science Advances . Deze onderzoekers legden genetische data uit ijsbeerbotten van de afgelopen 20.000 jaar naast klimaatdata en zagen: de ijsbeeraantallen volgden redelijk precies de temperaturen in het noordpoolgebied.
Maar dat zegt weinig over hoe dat nú – en lokaal – uitpakt, zo blijkt op veel plekken. IJsberen, vooral de mannetjes, trekken zonder problemen in één seizoen van Siberië naar Canada en weer terug, dwars over de noordpool. Als het aantal ijsberen in een gebied afneemt, hoeft dat dus niet te betekenen dat het er echt minder zíjn – wellicht hoogstens dat ze zijn weggetrokken.
IJsberen volgen de ontwikkeling van het zeeijs, vertelde de Canadese ijsbeerexpert Andrew Derocher, hoogleraar aan de Universiteit van Alberta, eerder aan NRC . „Van belang is de verdeling van het zeeijs over de hele poolzee, en hoe het ijs zich in de loop van het seizoen heeft ontwikkeld”, zei hij. „Als het zich op sommige plekken langzamer of juist sneller ontwikkelt dan normaal, dan kan dat heel best leiden tot andere migratie en een grotere concentratie ijsberen op bepaalde plekken.
” Ecoloog Maarten Loonen ziet op Spitsbergen soms ware ijsbereninvasies. Hij komt er al dertig jaar, voor zijn onderzoek aan het Arctisch Centrum van de Rijksuniversiteit Groningen. Met name de laatste jaren komen daar veel ijsberen aan land, die regelmatig de broedkolonies van ‘zijn’ ganzen leegplunderen .
Loonen volgt de ijsbeerdiscussie op de voet. Hij vermoedt dat mensen te gemakkelijk concluderen dat ijsberen zeeijs nodig hebben en alleen zeehonden eten. „De jacht heeft ervoor gezorgd dat de ijsbeer het ijs op moest”, stelt hij.
„Dat zien we nu op Spitsbergen: nu ijsberen hier niet meer worden bejaagd, komen ze weer terug op de westkust en blijken er andere voedselbronnen voor ze beschikbaar.” Ook elders gaan ijsberen over op ander voedsel als er geen zeeijs is. Ze eten aas, eieren, bessen, zeewier, knollen, wortels en bessen – en soms vangen ze zelfs rendieren en ganzen.
„Ik geloof dat de ijsbeer behoorlijk diverse voedselmogelijkheden heeft en in de toekomst ook zonder zeeijs kan overleven”, concludeert Loonen. „Maar dan wel in lagere aantallen dan nu, omdat een groot oppervlak aan mogelijk voedselzoekgebied, namelijk zeeijs, dan niet meer bestaat.” Verdwijnend zeeijs is een serieuze bedreiging voor ijsberen, benadrukt Loonen, maar hij vermoedt dat de jacht doorslaggevend zal zijn.
„Mensen denken dat de ijsbeer geen alternatief heeft, maar dat is omdat hij werd weggehouden van die alternatieven. De grootste vraag voor de ijsbeer zal zijn of hij gedoogd wordt als hij meer aan land komt.” Per jaar doden schutters op Spitsbergen gemiddeld drie ijsberen uit zelfverdediging.
Wereldwijd komen de cijfers van de trofeejacht, inheemse jacht en stroperij uit op zo’n achthonderd tot duizend gedode dieren per jaar, volgens recent onderzoek door de Noorse natuurbeschermer Ole Liodden. Hij stelt in zijn boek Polar bears and humans (2019) dat die aantallen te hoog zijn voor een soort die – hoe je het ook wendt of keert – jachtgebied verliest door klimaatverandering. Het lastigste in deze hele discussie is dat ijsberen – hun aantallen, maar ook hun gedrag en reactie op klimaatverandering – zo lastig te onderzoeken zijn, concludeert Sjoerd Vos aan de telefoon in Churchill.
„Hun enorme en onbegaanbare leefgebied maakt het heel moeilijk ze precies te tellen. Tegelijkertijd zien we hier dalende trends bij de vrouwtjes en jongvolwassen dieren: twee kwetsbare groepen.” In tegenstelling tot de mannetjes zijn de vrouwtjes heel plaatstrouw, legt hij uit: ze keren vaak terug naar hetzelfde hol om hun jongen te krijgen.
„Volgens de wetenschappers hier duiden die afnemende aantallen dus wel echt op een slinkende populatie.” Dat past bij de conclusies van zijn hoogleraar Jane Waterman, op basis van de gezichtssymmetrie die in de laatste decennia is afgenomen. En zo komt Vos weer terug bij het doel waarvoor hij naar Churchill kwam: werken aan de database van ijsberensnorharenfoto’s.
„Het onderzoek dat wij hier nu doen, helpt de database te vergroten en te verbeteren. Hoe meer data, hoe nauwkeuriger de identificatie én de conclusies over de conditie van de ijsberen. Daarom is het ook zo leuk dat zoveel toeristen nu meehelpen om foto’s te maken.
” Wat ook leuk is, benadrukt Vos, is de betrokkenheid van schooljeugd uit Manitoba, die voor een aanzienlijk deel inheems is. In het Northern Student-led Arctic Research Program leren ze zelf veldonderzoek te doen, data te analyseren en conclusies te presenteren. Ook aan het project van Waterman doen ze mee.
Vos: „Heel belangrijk om de betrokkenheid van de jeugd bij wetenschap te vergroten – én bij dit bijzondere ecosysteem.” Ook fotografe Ilvy Njiokiktjien is enthousiast: „Geweldig leuk om al die mensen zo druk bezig te zien met het uitzoeken van foto’s voor Sjoerd. Het geeft een bijzondere sfeer, ’s avonds in de bed-and-breakfast.
Een heel bijzondere samenwerking tussen toerisme en wetenschap.”.
Wetenschap
Hoe gaat het met de ijsbeer? Een databank vol snorrenfoto’s helpt om die vraag te beantwoorden
In een Canadees dorpje bouwt een Nederlandse bioloog een database van ijsbeersnorharenfoto’s. Aan de hand daarvan zijn individuen te herkennen. De symmetrie van hun snuit verraadt nog meer.