/s3/static.nrc.nl/images/gn4/data128667257-a90f15.jpg)
Hun leven lijkt wel een eeuwigdurende vakantie. Hun huis staat zowat aan het strand van Copacabana. Hun vier kinderen komen met zandvoeten de keuken binnenrennen.
En als de dag voorbij is zijn er feestjes. Er wordt gedanst. Gediscussieerd.
Oudste dochter Veroca legt alles met haar Super8-filmcamera vast. Kortom, alles bij de familie Paiva bruist van jaloersmakende levenslust. En die filmpjes die vernuftig door de hele film, maar met name door de openingsbeelden zijn gemonteerd maken ook iets anders duidelijk: we kijken naar herinneringen.
Naar een tijd die was. Maar is dat wel zo? Zijn herinneringen, en de collectieve herinnering van de geschiedschrijving, niet nodig om het heden contouren te geven en te begrijpen? Zoals dat gaat met herinneringen, duiken er plotseling andere beelden op: een afgebroken telefoongesprek, gefluister achter een deur, een stapeltje documenten dat van eigenaar wisselt. De Paiva’s zijn niet zomaar een warme middenklassefamilie, het is een gezin waar de Braziliaanse filmmaker Walter Salles (1956) vaak over de vloer kwam in de jaren zeventig waarin I’m Still Here zich afspeelt.
We kijken niet alleen naar nagemaakte familiefilmpjes, maar naar de reconstructie van zijn herinneringen. Salles baseerde zich op het boek van zoon Marcelo Paiva: ook iemand die streed tegen de vergetelheid. Maar het belangrijkste: ingenieur en oud-Congreslid Rubens Paiva was een van de eerste prominenten die begin jaren zeventig door het militaire regime werden opgepakt en vervolgens spoorloos verdwenen.
Dáár gaat de film na die vreugdevolle eerste beelden over. Over hoe zijn echtgenote Eunice een onverschrokken zoektocht naar haar man ondernam. Over hoe ze zonder overlijdensakte als vrouw in de jaren zeventig geen toegang had tot hun bankrekening.
Over hoe ze van huisvrouw mensenrechtenadvocaat werd. Over hoe, zoals een van de personages in de film zegt: „een staat een systeem van desinformatie creëert om het eigen functioneren te beschermen”. I’m Still Here , begin deze maand bekroond met een Oscar voor beste niet-Engelstalige film, gaat kortom óók over het heden.
Er is geen toeschouwer die niet zal denken aan de dreiging van een rechts-populistische dictatuur in Brazilië onder president Jair Bolsonaro van 2019 tot 2023. Of, onvermijdelijk, aan hoe dictatoriale tendensen wereldwijd de kop opsteken. Salles mag dan niet van plan zijn geweest een politieke film te maken, het resultaat is er wel een.
I’m Still Here is ook het bewijs dat het persoonlijke altijd politiek is, of we nou willen of niet. Juist door in te zoomen op het gezicht van Eunice Paiva – een vrouw die aanvankelijk niet bijzonder uitgesproken of emotioneel is – geeft de film je de gelegenheid stap voor stap het hele proces te volgen. Van de vreugde naar het ineenkrimpen onder de stille staatsterreur.
Het zich altijd maar groot houden voor haar kinderen. Het imploderen van verdriet. Niet weten wat er met een geliefde is gebeurd.
De verdwijning is een terreurmiddel dat familieleden en vrienden veroordeelt tot een eindeloze psychologische marteling. Ook hoofdrolspeler Fernanda Torres was genomineerd voor een Oscar. Ze draagt de film als een kroon.
Maar het mooiste moment – een casting deus ex machina – is wanneer haar oudere zelf wordt gespeeld door haar eigen moeder Fernanda Montenegro, die de hoofdrol had in Salles’ destijds ook voor Oscars genomineerde doorbraakfilm Central do Brasil (1998). Dit is een andere werkelijkheid die de film een extra vertellaag meegeeft. Hier heeft niet de make-upafdeling een glansrol, maar het leven.
De ervaringen en gelijkenissen die in rimpels en kleine gebaren zijn opgeslagen. Levende geschiedenis. Net als het feit dat Eunice Paiva zelf overleed aan de gevolgen van alzheimer.
Haar hele leven gestreden tegen de vergetelheid. Ook dat feit uit het echte leven geeft de film extra urgentie – in Brazilië en wereldwijd. Omdat het nu een tijd van herinneren is.
.