Hoe een akkefietje over een supermarkt in Didam uitmondde in een juridische storm Mag de overheid een stuk grond of gebouw onderhands verkopen? Hierover zijn de afgelopen jaren talloze rechtszaken gevoerd. Vrijdag doet de Hoge Raad uitspraak in de zaak waarmee het allemaal begon: een supermarkt in Didam. redacteur lokale democratie De ramen en deuren van het oude gemeentehuis in het Gelderse Didam zijn dichtgetimmerd.
Kapotte zonwering wappert in de wind. De traptreden van het bordes waarop de schutterijen altijd paradeerden, brokkelen af. Nee, het is geen fraai gezicht, erkent Oscar van Leeuwen.
“Dit wil je niet in je centrum hebben.” Al jaren staat het leegstaande gemeentehuis – of eigenlijk: de latere aanbouw – te verpauperen, evenals de oude bibliotheek en het postkantoor aan de overkant. Hier had allang een nieuwbouwcomplex in de steigers moeten staan, met een Coöp-supermarkt, een parkeerplaats en zestien woningen.
Op de plek van de huidige Coöp (thans Plus) moet een Aldi komen met zo’n twintig woningen erboven. Van Leeuwen, tot twee jaar geleden wethouder in Montferland (waaronder Didam valt), is nog steeds enthousiast over het plan. “Maar het staat allemaal stil door juridisch gedoe.
” Dat gedoe begon vijf jaar geleden met een verbolgen uitbater van de plaatselijke Albert Heijn. Die voelde zich gepasseerd, omdat de gemeente het gebouw had verkocht aan een projectontwikkelaar zonder dat hij had kunnen meedingen. De supermarktondernemer stapte naar de rechter.
Aanvankelijk bleef succes uit, tot de Hoge Raad hem eind 2021 in het gelijk stelde. De overheid mag geen grond of gebouw onderhands aan een partij verkopen als er ook andere gegadigden zijn, oordeelde de hoogste rechter. Een kwestie van gelijke behandeling.
De uitspraak, omgedoopt tot het ‘Didam-arrest’, bracht een schokgolf teweeg. Gemeenten zijn gewend om bij gebiedsontwikkelingen een-op-een zaken te doen. Heeft een marktpartij, woningbouwcorporatie of stichting een goed plan voor een gebouw of perceel, dan wordt dat vaak onderhands, dus zonder openbare selectieronde, aan hen verkocht.
En plots zegt de hoogste rechter dat dit niet mag? Lokale bestuurders brak het koude zweet uit. De rechterlijke uitspraak had de deur opengezet voor claims. Die kwamen er ook, en hoe.
De afgelopen drie jaar zijn zo’n honderddertig ‘Didam-zaken’ gevoerd, waarbij rechters meermaals een streep haalden door koopovereenkomsten of schadevergoedingen toewezen. “Ik vraag wel eens voor de grap: weet jij nog waar je was toen je van het Didam-arrest hoorde?”, zegt Arjan Bregman, bijzonder hoogleraar bouwrecht in Groningen en verbonden aan het Instituut voor Bouwrecht. Na de uitspraak schoten gemeenten collectief in de kramp.
Tal van bouwprojecten werden stilgelegd uit vrees voor claims. “De angst zat er goed in.” Die schroom is lang niet altijd terecht, legt Bregman uit.
Vaak hebben overheden namelijk goede redenen om een perceel of pand een-op-een te verkopen. “Voor de bouw van sociale huurwoningen, bijvoorbeeld, komt alleen de woningbouwcorporatie in aanmerking. Net zoals het logisch is dat een gemeente een stukje snippergroen verkoopt aan de eigenaar van het perceel ernaast.
” Maar in menig bestuurskamer zijn ze er niet gerust op. Ook in Didam dachten ze dat de deal over het oude gemeentehuis geen kwaad kon. De projectontwikkelaar bezit immers ook andere percelen die nodig zijn voor het bouwplan.
“Het is de enige kandidaat, het kan niet anders”, meent oud-wethouder Van Leeuwen nog altijd. Toch haalde het gerechtshof vorig jaar in de bodemprocedure (het Didam-arrest van 2021 betrof een kort geding) een streep door de deal met de projectontwikkelaar. De gemeente Montferland, die al enkele tonnen aan juridische kosten kwijt is, is in beroep gegaan.
Rechters komen tot verschillende conclusies, ziet Manfred Fokkema, advocaat in Deventer. “De een wijst een schadevergoeding of een selectieprocedure toe, terwijl de ander een koopovereenkomst nietig verklaart. Er is behoefte aan duidelijkheid.
” Die moet er deze vrijdag komen, als de Hoge Raad uitspraak doet in de bodemzaak tegen Montferland. De gemeente noch de Albert Heijn-eigenaar wil de krant te woord staan over de zaak. De verwachtingen zijn hooggespannen, zeker nu de advocaat-generaal van de Hoge Raad heeft geadviseerd om het eerdere oordeel af te zwakken.
“Eigenlijk zegt hij dat de Raad een beetje is doorgeschoten”, vat hoogleraar Bregman het advies samen. Krijgt de Albert Heijn-uitbater toch weer gelijk, dan moet de verkoop van het gemeentehuis in Didam over. De gemeente zal in dat geval een openbare selectieprocedure optuigen.
De kans dat dezelfde projectontwikkelaar als winnaar uit de bus komt, is levensgroot. Dan komt de Plus alsnog in de nieuwbouw en kan de plaatselijke Aldi naar het centrum verhuizen. Waarom toch al die procedures? Van Leeuwen haalt zijn schouders op.
“De belangen in de supermarktwereld zijn groot. Albert Heijn heeft er baat bij dat zijn concurrenten stilstaan.” Intussen zijn Didammers het aangezicht van het dichtgespijkerde gemeentehuis beu, merkt gemeenteraadslid Toon Schepers.
Hij zit achter een bakje koffie op een terras in het centrum. “Zelfs omwonenden die tegen het bouwplan waren, klagen nu dat het voor geen meter opschiet.” Schepers vindt dat de gemeente naïef is geweest.
De betrokken projectontwikkelaar is immers de ‘huismakelaar’ van Coöp, weet hij. “Het is niet handig om één supermarkt een voorrangspositie te geven.” Wat de rechter vrijdag beslist, maakt hem niet eens zoveel uit.
“Als er maar duidelijkheid komt. En een einde aan de juridische kosten.” Elk jaar worden meer dan honderd huurders uit hun huis gezet omdat ze in drugs handelen.
Als er ook kinderen in het huis wonen, moeten rechters en woningcorporaties letten op hun rechten. Maar hoe doe je dat?.
Bovenkant