Hoe Dennis onopgemerkt drie jaar dood in zijn woning kon liggen: ‘Buren geven vaak geen moer om elkaar’

featured-image

In december 2023 werd in Amsterdam-Zuidoost het lichaam van Dennis gevonden. Hij lag toen drie jaar dood in huis. Het Parool gaat terug naar zijn portiekflat en spreekt er met zijn buren.

Hoe kijken zij terug op de vondst? En hebben ze sindsdien meer oog voor elkaar? Als Drusylla Edmund het stadsloket in Amsterdam-Zuidoost op 25 september 2019 binnenloopt, ziet ze hem direct zitten. Haar bovenbuurman Dennis – hemd in zijn broek, geschoren gezicht en de korte haren plat op zijn hoofd – kijkt niet op. Hij zit voorovergebogen achter een computer.



“Dag,” zegt Edmund opgewekt. Bedeesd groet Dennis terug. Ze wonen sinds 1984 in dezelfde portiekflat in Venserpolder, in Zuidoost en zijn vriendelijk tegen elkaar, hoewel het contact schaars is.

Dennis is graag op zichzelf en stelt zich terughoudend op. Als de twee elkaar spreken, vertelt Edmund meestal uitgebreid over haar problemen en geeft hij haar summier advies. Zo ook die woensdagmiddag in september.

Edmund heeft gedoe met de Belastingdienst, ze vermoedt dat de gemeente haar heeft uitgeschreven. Dennis is fel. “Wie heeft dat gedaan?” zegt hij.

“Je moet erachter komen wie dat gedaan heeft!” Eenmaal thuis schrijft Edmund over de ontmoeting in haar agenda – elke avond noteert ze plichtsgetrouw wat ze die dag heeft meegemaakt. Het is een van de laatste keren dat Edmund de naam van haar bovenbuurman neerpent. Meer dan vier jaar later, op 13 december 2023, wordt Dennis (1963) dood gevonden in zijn woning.

Hij ligt daar dan vermoedelijk al drie jaar. “Ik kon het gewoon niet geloven dat die jongen al die tijd hierboven is geweest,” zegt Edmund twee weken later tegen een verslaggever van Het Parool . Het Parool bezocht de portiek afgelopen jaar tweemaal in de hoop een antwoord te vinden op de vragen hoe het kan gebeuren dat iemand pas drie jaar na zijn overlijden in zijn woning wordt gevonden en wie er verantwoordelijk is voor het schrijnende lot van de dode.

Het eerste bezoek was twee weken na de vondst van Dennis’ lichaam, het tweede een half jaar later. Het is medio december 2023, tien dagen voor kerst, als de Amsterdamse politie een bericht op haar website plaatst. Daarin is te lezen dat agenten van het team Zuidoost-Bijlmermeer in een woning een ‘levenloos persoon’ hebben gevonden van wie ‘het vermoeden bestaat dat deze drie jaar geleden overleden is’.

De politie stelt dat van een misdrijf geen sprake is. Dat de persoon al lange tijd dood is, blijkt onder meer uit de spullen die zijn aangetroffen in het huis. Een politiewoordvoerder zegt dan tegen een verslaggever van de krant: “Het is bijna kerst, vanuit die gedachte willen we meegeven: kijk een beetje naar elkaar om.

” Dat het lichaam van Dennis wordt gevonden, is toeval. Een week eerder waren medewerkers van het buurtteam van woningcorporatie Ymere in gesprek geraakt met een buurtbewoner, zegt een woordvoerder van de corporatie. De buurtbewoner vertelt dat ze buurman Dennis lang niet heeft gezien.

Zijn brievenbus puilt uit van de post. Het team van Ymere besluit bij Dennis aan te bellen. Als er niet wordt opengedaan, schakelt het de politie in.

Uiteindelijk betreden agenten samen met de medewerkers van Ymere het pand. Het is een bende in huis, overal liggen spullen. En er ligt een stoffelijk overschot.

Dennis leidde een teruggetrokken bestaan, met amper een sociaal leven, blijkt later uit gesprekken met instanties en buren. Hij zorgde niet voor overlast in het gebouw, laat Ymere weten. “In de aanloop hiernaartoe hebben we geen enkele klacht of melding gehad.

” Dennis trok met zijn teruggetrokken bestaan geen aandacht, noch van instanties noch van andere mensen. Zijn rekeningen werden betaald via automatische incasso. Ymere noemt hem een zorgmijder.

“Hij wilde geen hulp. Het is natuurlijk heel sneu dat niemand je mist.” Het komt vaker voor dat mensen overlijden en dat hun lichaam pas na dagen of weken wordt gevonden, zegt Anja Machielse, emeritus hoogleraar sociale weerbaarheid aan de Universiteit voor Humanistiek in Utrecht.

Maar dat het drie jaar duurt, is uitzonderlijk. In januari 2022 werd, toevallig ook in Zuidoost, het lichaam van de Ghanese David Wireku in zijn woning gevonden. Vermoedelijk was hij toen ook al drie jaar dood.

Theo van Tilburg, hoogleraar sociologie van de Vrije Universiteit in Amsterdam, noemt nog het voorbeeld van Bep de Bruin, wier lichaam in 2013 in haar Rotterdamse woning werd gevonden door bouwvakkers. Zij had daar tien jaar dood gelegen. De vondst van De Bruin maakte dusdanig indruk op toenmalig wethouder Hugo de Jonge, dat hij toen hij minister van Volksgezondheid was geworden de bestrijding van eenzaamheid tot een van zijn speerpunten maakte.

Want daar gaat het in feite om, zegt Machielse. “Er zijn in Nederland heel veel anonieme leefomgevingen waar mensen komen en gaan.” Dennis’ portiekflat in Venserpolder werd gebouwd in de jaren tachtig en huisvest een mix aan mensen: gepensioneerden, werkenden, alleenstaanden, gezinnen, Nederlanders en expats.

Sommige woningen in het pand worden beheerd door woningcorporatie Ymere, andere zijn eigendom van de bewoners of worden verhuurd in de particuliere sector. De langstzittende bewoner woont er veertig jaar, de nieuwste bewoner slechts enkele weken. In totaal telt het pand negen portiekwoningen; elke verdieping heeft er twee.

Op de bovenste etage is een van die twee woningen gesplitst. Achter een scheidingswandje zit een derde voordeur. Daar, in die studio van ongeveer 30 vierkante meter, heeft de Afro-Surinaamse Dennis ruim 35 jaar gewoond.

Hij had een donkere huid, zwart haar en was een beetje kalend, vertellen buren. “Vroeger, toen hij jong was, had hij een mooi lichaam,” zegt onderbuurvrouw Edmund. Als buren twee weken na zijn vondst over hem vertellen, is de rode draad in hun verhalen dat Dennis weinig contact had met de mensen om hem heen.

Alle mensen in de portiek kenden hem: ze zagen hem als hij de trap afliep, naar winkelcentrum de Amsterdamse Poort wandelde of spullen in zijn berging legde. Ze wisten wie Dennis was, maar wisselden hooguit een beleefde groet met hem. Wat hij deed of hoe hij écht was, daar heeft eigenlijk niemand een antwoord op.

Ben Bakker bijvoorbeeld, die op het moment van de vondst ruim twaalf jaar in het pand woonde, kwam zijn bovenbuurman af en toe tegen als hij met boodschappen en fruitkistjes in zijn armen de trap op liep. Maar, zegt Bakker, dat was zeker niet elke dag. “Hij was vrij op zichzelf.

” Toen een andere buurman – hij wil niet met zijn naam in de krant – hoorde dat Dennis dood gevonden was, kon hij zich hem niet direct voor de geest halen. “Later dacht ik: o, die man!” zegt hij. Bezwaard of schuldig voelt hij zich niet.

“Ik ga mijn eigen weg hier. Contact hadden we niet.” Op de eerste verdieping van het pand woont Ingrid Julen.

Ze staat op de drempel van haar woning en leunt tegen de deurpost. Als ze de naam van haar buurman hoort, verheft ze haar stem. “Weet u hoe mij dit heeft beziggehouden!” roept Julen uit.

“Dat hij sedert 2021 hier dood lag. Ik wou het niet geloven.” Julen is vlak na de oplevering in de flat komen wonen, net als Dennis.

“Hij en ik zijn Surinamers, we waren de enige in dit gebouw. Maar hij sprak bijna nooit. Toen ik hier pas kwam wonen, liep hij gewoon langs mij zonder iets te zeggen.

Uiteindelijk zeiden we elkaar wel gedag. Daar bleef het meestal bij.” Had Julen dan niet gemerkt dat haar buurman al ruim drie jaar weg was? Jawel, roept ze uit.

“Ik heb naar hem gezocht! Maar toen zei een andere buurvrouw dat hij naar De Venser (een verpleeghuis, red.) was verhuisd.” Ze haalt haar schouders op.

“Dus ja, dát dacht ik.” Ook Edmund zegt dat de buren wel degelijk in de gaten hadden dat ze Dennis ineens niet meer zagen. In juni 2021 sprak ze met de vrouw die direct naast hem woonde.

“Ze zei toen dat ze al ruim een jaar niks had gehoord. Geen voetstappen of ander teken van leven, niets.” Waarom ze toen niet naar de woningcorporatie is gegaan, weet Edmund eigenlijk niet zo goed.

“Ik had gehoord dat hij naar Suriname was gegaan.” Valt de buren van Dennis iets te verwijten? “Dat vind ik te makkelijk,” zegt hoogleraar Machielse. “Vaak is de buurt ook echt geschrokken, maar zeggen ze: die persoon was niet aanspreekbaar.

Het moet ook van twee kanten komen.” Als iemand niet openstaat voor contact, laat je die persoon als nieuwe buur ook met rust. “Dat is ook een vorm van respect.

” Machielse heeft zelf lang geleden in een portiekflat in Amsterdam gewoond. “Ik woonde op de vijfde verdieping, waar maar drie deuren waren. In de twee jaar dat ik er heb gewoond, heb ik nooit met een van die buren contact gehad.

” VU-hoogleraar Van Tilburg: “Als je aanbelt en de buurman doet niet open, dan denk je misschien vanzelf dat hij met vakantie is of verhuisd zal zijn. En in Amsterdam kun je vaak niet direct bij iemand naar binnen kijken, zoals in een galerijflat. Daardoor mis je ook aanvullende signalen, dooie planten bijvoorbeeld.

” Er zijn diverse redenen dat buren minder bij elkaar betrokken raken. Het kan dat een buurt steeds meer een doorgangsplek wordt, van mensen die er maar een paar jaar wonen en op zoek zijn naar een definitieve plek, zegt Machielse. “Vooral voor jonge mensen en expats heeft het weinig zin om zich met de buurt in te laten als ze hier al dan niet vanwege hun werk slechts tijdelijk wonen.

” De mensen die dan al langer in een buurt wonen, kennen daardoor hun nieuwe buren amper meer. In Amsterdam-Zuidoost vestigen zich steeds meer expats met relatief weinig binding met de buurt, zo bleek eerder uit een analyse van Het Parool . Grote steden zijn bij uitstek plekken waar bewoners kunnen opgaan in de anonimiteit en dus bijvoorbeeld thuis kunnen overlijden zonder dat iemand het opmerkt.

Dat heeft dus ook te maken met hoe een woonomgeving, zoals een flat, is ontworpen. In Zuidoost zijn veel woningen flats. Dat kan anders.

Theo van Tilburg noemt architect Ianthe Manthingh, die voor de verbouwing van bestaande wooncomplexen in Schiedam een ontwerp maakte waardoor ze meer aansluiting hebben met de omgeving. “Zij zorgt er bijvoorbeeld voor dat mensen makkelijker en sneller naar het maaiveld kunnen lopen, in plaats van via een trappenhuis. Mensen lopen dan met mooi weer ook sneller naar buiten.

” Een ander voorbeeld, volgens hem: kangoeroewoningen – als verwijzing naar het kind in de buidel van de moeder. Twee woningen worden dan aan elkaar gekoppeld: de kleine woning voor vader of moeder, de grote woning voor diens zoon of dochter met gezin. Van zulke woningen zijn er enkele in de Amsterdamse stadsdelen Noord en Oost, maar dat zijn uitzonderingen.

Ze zijn van mensen die zelf hun huizen hebben gebouwd. Zulk soort woningen in bestaande gebouwen onderbrengen, is een kostbare zaak, erkent Van Tilburg. “Maar bij nieuwbouw hoeft het niet veel te kosten.

” Volgens Van Tilburg kan de overheid niet veel meer dan dit probleem continu onder de aandacht brengen. Onder meer door wooncomplexen zodanig in te richten dat mensen elkaar vaker tegenkomen dan enkel even in het trappenhuis. “Heel vaak zijn wooncomplexen bij expres zo ontworpen dat je zo snel mogelijk op je bestemming bent.

” Van Tilburg stelt dat Nederland misschien wel de meest individualistische samenleving ter wereld heeft. “Dat betekent niet dat we met niemand willen omgaan, maar dat we zelf onze keuzes willen maken en zelf sturing willen geven aan het leven. We willen niet afhankelijk zijn van een gemeenschap, we hebben een afkeer van bemoeizucht.

” De keerzijde daarvan is dat sommige mensen sociaal geïsoleerd raken, meer dan in bijvoorbeeld een land of cultuur waarin het niet gebruikelijk is dat mensen alleen wonen of ver van hun familie vandaan. Machielse heeft veel onderzoek gedaan naar mensen die zich sociaal isoleren. “Ze doen dat om allerlei redenen.

Omdat ze hun hele leven al het gevoel hebben nergens bij te passen of omdat ze nooit stabiele relaties hebben. Vaak is het een min of meer bewuste keuze, uit het idee: dit is beter dan steeds opnieuw afgewezen te worden. Maar dat is dus niet een positieve keuze.

” Volgens Machielse is het soms onvermijdelijk dat mensen lang onopgemerkt dood in hun huis liggen. Het zal altijd wel kunnen gebeuren. “Het is je verantwoordelijkheid om naar een ander om te kijken,” zegt ze, “maar je kunt niemand dwingen contact met jou te hebben.

” Tuğrul Çirakoğlu is eigenaar van schoonmaakbedrijf Frisse Kater, dat regelmatig schoonmaakt in huizen waar mensen enige tijd dood hebben gelegen. Hij schreef enige tijd wekelijks een column voor Het Parool waarin hij over zijn werk vertelde. “Soms mijden buren ook contact met iemand omdat die overlast creëerde of verslaafd was,” zegt hij.

“Of omdat hij een zorgmijder was.” Van Tilburg noemt in dat kader ‘bemoeizorg’ als oplossing, ontstaan in Rotterdam na de vondst van Bep de Bruin in 2013. “Twee vrijwilligers gaan namens de gemeente langs bij sociaal geïsoleerde mensen.

Ze proberen hen uit huis te krijgen en ze weer onder de mensen te krijgen in bijvoorbeeld het buurthuis.” In Amsterdam is stichting Sina actief: een project van woningbouwcorporaties en de gemeente. Zij gaan complete woonblokken af , enerzijds om klusjes te doen die allang gedaan hadden moeten worden en anderzijds om te kijken of er mensen wonen met (psycho)sociale problemen.

Van zorgmijders wordt vaak gezegd dat ze geen contact willen, zegt Çirakoğlu, maar zijn ervaring is anders. “Als wij binnenkomen bij iemand die vereenzaamd is, gaan we voor de menselijke aanpak. We vragen hoe het met ze gaat, hoe ze zich voelen.

En we zeggen dat we van ze houden als mens, ook al kennen we ze niet. Dan komen vanzelf de verhalen, de tranen, de knuffels, al die jaren frustratie dat ze geen hulp wilden accepteren omdat ze zich zo schaamden.” Hij begrijpt niet dat er nog geen systeem is ontwikkeld waarbij mensen die in eenzaamheid wonen, zich moeten melden.

“Ouderen kunnen een ketting dragen met een alarmknop, voor als ze vallen in huis. Waarom is dat er niet voor eenzame mensen?” Hij wijst overigens wél naar buren, ook in zijn columns. “In 99 procent van de gevallen geven de buren geen moer om ze,” zegt hij.

“Die zeggen ‘gadverdamme’, ‘wat een vieze geur’. In de tien jaar dat ik dit doe, heb ik slechts een handvol keren meegemaakt dat de buren echt verdrietig waren als iemand was overleden.” Een half jaar na de vondst van het lichaam van Dennis blijkt dat zijn naambordje van op de gevel van het pand in Venserpolder is verwijderd.

Er een poster opgehangen met de ‘etiquette’ van stadsdeel Zuidoost. Regel 8 op de poster: ‘Groeten? In Zuidoost vinden we dat heel normaal.’ Sommige bewoners van het pand zijn inmiddels verhuisd en hebben plaats gemaakt voor nieuwe mensen.

De woning van Dennis is volledig gestript en staat nog leeg. De vloer is eruit gehaald en de grondverf verwijderd. Het is een half jaar geleden dat hij hier werd gevonden.

Heeft zijn dood ervoor gezorgd dat bewoners meer naar elkaar omkijken, zoals de politie aanmoedigde? Tatiana Williams (24) uit Zuid-Afrika betwijfelt het. Ze is ruim een week na de vondst van Dennis op de bovenste verdieping van het pand komen wonen, tegenover zijn voormalige woning. Ze hoorde pas na haar verhuizing over de vondst en schrok er enorm van.

“Thuis zou iets als dit nooit gebeuren,” zegt ze. “Iedereen in Zuid-Afrika is bevriend met elkaar en houdt elkaar in de gaten. Hier zijn mensen gereserveerd.

” Volgens buurvrouw Edmund heeft dat te maken met de verschillende culturen van bewoners. “Mensen letten minder op elkaar en komen ook niet veel bij elkaar over de vloer. En ze verhuizen snel.

Laatst nog hier beneden – ik had het pas door toen ik zag dat het naambordje werd vervangen.” “Met mijn directe buren heb ik wel contact,” vertelt eersteverdiepingbewoner Julen. “Maar veel mensen hier zijn vreemd voor mij.

Ze werken en ik kom ze sporadisch tegen als ik beneden sta. Maar ik babbel niet met vreemden.” De Antilliaanse vrouw die boven haar woont, heeft Julen al in tijden niet gezien.

Ze haalt haar schouders op. “Die zal wel met vakantie zijn.” * De achternaam van Dennis wordt vanwege privacyredenen niet genoemd.

Over de auteurs: Madelief van Dongen is nieuwsverslaggever voor Het Parool. Ze schrijft over allerlei Amsterdamse onderwerpen, van toeristenbeleid tot gekraakte panden, en doet live verslag van gebeurtenissen in de stad. Algemeen verslaggever Tahrim Ramdjan schrijft sinds 2019 voor Het Parool, onder meer over alledaags nieuws, recht, jongeren, discriminatie en stadsdeel Zuidoost.

Tips zijn welkom op [email protected] .

Geselecteerd door de redactie.