Hoe de supermachten zich dieper in de schulden steken

China en de VS hebben van alle economische machtsblokken, Japan uitgezonderd, de grootste overheidsschuld. Vooral onder Trump kan het in Amerika nog erger worden.

featured-image

Wanhopige tijden vergen wanhopige maatregelen, zo heet het. China kampt nu al geruime tijd met ondermaatse economische groei, een vastgoedcrisis en een aandelenbeurs die al voor het derde achtereenvolgende jaar in de min staat. Dat is een opkomende supermacht onwaardig, en dus kondigden de Chinese regering én de centrale bank een reeks ingrepen aan die variëren van verlaging van de rente tot versoepeling van de vermogenseisen aan banken – zodat die meer kunnen uitlenen.

Ook is er steun voor de financiële sector bij het stutten van de aandelenmarkt. Maar het leeuwendeel van het Chinese pakket, 60 procent, gaat naar de aanpak van de probleemschulden van plaatselijke overheden. Daarvan is de voornaamste inkomstenbron, verkoop van grond aan projectontwikkelaars, door de vastgoedcrisis opgedroogd.



Het prijskaartje van alle steun schatte persbureau Reuters deze week op 10.000 miljard renminbi (of yuan). Dat is omgerekend 1.

400 miljard dollar (zo’n 1.300 miljard euro). Al die extra uitgaven betekenen dat de Chinese overheid zélf dus extra gaat lenen.

En de Chinese schulden gingen toch al sterk omhoog. Het is duur om een supermacht te worden – en te blijven. De eurolanden stonden altijd al bekend om hun hoge staatsschulden.

Maar ze zijn niet meer alleen. De opkomende supermacht China gaat de eurozone (gemiddelde staatsschuld 88,1 procent van het bbp) dit jaar voorbij met een staatsschuld van 90,1 procent, zo berekent het Internationaal Monetair Fonds – en daarin zijn de nieuwe maatregelen nog niet opgenomen. De zittende supermacht, de Verenigde Staten, zit inmiddels op 121 procent.

Het IMF waarschuwt dan ook in zijn jongste Fiscal Monitor, een halfjaarlijks rapport over het begrotingsbeleid van zijn lidstaten, voor uit de hand lopende staatsschulden. Niet ten onrechte: in ramingen tot 2029 blijft de gemiddelde schuld van de eurozone stabiel op nog geen 90 procent, maar China stijgt door naar 111 procent en de VS bereiken liefst 132 procent. Bij beide zijn andere toekomstige verplichtingen nog niet meegerekend, en dat geldt ook voor toekomstig belastingbeleid of economische stimulering.

Om met die verplichtingen te beginnen: helemaal achter in de Fiscal Monitor staan – zoals wel vaker – de meest interessante gegevens. Het IMF houdt bij hoe sterk de uitgaven aan pensioenen en gezondheidszorg moeten oplopen om gelijke pas te houden met de vergrijzing. Om daar goed inzicht in te krijgen, worden die extra kosten ‘contant gemaakt’.

Dat wil zeggen: ze worden met een bepaalde methode tot aan 2050 opgeteld, alsof ze allemaal nu meteen moeten worden uitgegeven. Het resultaat is veelzeggend. China heeft het grootste bedrag aan nog niet gefinancierd pensioen.

De VS is kampioen nog niet gefinancierde gezondheidszorg. Tel je dat, voor de vorm, op bij de staatsschuld – óók een toekomstige verplichting – dan staan de twee huidige supermachten er niet best voor. Alleen Japan, met zijn reuzenstaatsschuld, gaat ze voor.

Naast China hebben dus ook de VS een probleem: het IMF voorziet al begrotingstekorten van 6 à 7 procent tot aan 2029. Maar het kan erger. Eind 2025 lopen de lastenverlichtingen af die toenmalig president Trump in 2017 doorvoerde.

Dat leidt dan tot een gat in de begroting voor de resterende jaren van de volgende president. De Democratische kandidaat Harris wil de lastenverlichting alleen intact laten voor ‘middeninkomens’, die – zonder ironie – worden gedefinieerd als alles onder 400.000 dollar per jaar.

Dat laat een gat over dat ongeveer een derde kleiner is dan dat van Trump. Hoe dat moet worden gedekt is, zoals bij veel van Harris’ economische agenda, onbekend. De Republikein Trump laat alles zoals het is.

Zijn begrotingsgat zal onder meer moeten worden opgevangen met overheidsinkomsten uit de invoertarieven die hij over de hele linie wil invoeren. Dat is bij lange na niet genoeg – nog afgezien van het feit dat niet de exporteurs naar de VS die heffingen betalen, maar de importeurs – en dus uiteindelijk de Amerikaanse consumenten. Vooral Trumps voortzetting van de lastenverlichting, aangevuld met andere lastenverlagingen, kan dus zorgen voor nóg hogere Amerikaanse begrotingstekorten.

En voor een impuls voor de economie, die dan weer de inflatie langer hoog houdt. Dat kan leiden tot een hoger dan verwachte rente, en wellicht een sterkere koers voor de dollar die van die hoge rente profiteert. Op de beurzen wordt daar goed naar gekeken.

De laatste weken doen zich op de financiële markten zogenoemde ‘Trump trades’ voor: beleggingsstrategieën die speculeren op een hogere rente en dollar als Trump wint. En dat is niet alles: op de zeer speculatieve politieke beleggingsmarkt Polymarket stijgen de kansen van Trump intussen zienderogen. Hoewel hier ook sprake kan zijn van een pr-campagne van zijn achterban.

Door op die markt het ‘politieke aandeel’ van Trump omhoog te drijven, krijgt hij vanzelf het aura van een overwinnaar. Dat geldt wellicht ook voor het échte aandeel Trump: Trump Media & Technology Group, dat blijft stijgen op de Nasdaq-beurs. Wie binnenloopt of op de blaren moet zitten, is pas volgende week duidelijk.

Of misschien weken later..