Hoe de roeiers uitgroeiden tot een medaillemachine

Veel meer kilometers op het water, keihard onderling racen en een duidelijk plan voor de hele ploeg: het Nederlandse roeien staat er beter voor dan ooit. Bij de Spelen in Parijs worden meerdere gouden medailles verwacht. „Ik heb me nog nooit zo machtig gevoeld. Vanaf de eerste haal wist ik dat het goed zou komen.”

featured-image

Op een stralende zaterdag in mei staat Jabik-Jan Bastiaans, hoofdfysioloog van de Nederlandse roeiploeg, aan de Rotsee in Luzern. Het Zwitserse meer is bijna overdreven idyllisch, met verderop de Alpen en aan de overkant grazende koeien met bellen om hun nek. Als het stil is draagt het gerinkel tot aan de overkant van het water, maar dat is het nu niet: het jaarlijkse roeitoernooi van Luzern is in volle gang.

Bastiaans (52) – licht Fries accent, warrige bos krullen – is verantwoordelijk voor de wetenschappelijke basis van het trainingsprogramma van roeibond KNRB. Dat programma trekt steeds meer aandacht, zelfs buiten de sportwereld. Hoofdcoach Eelco Meenhorst werd vorig jaar op het Sportgala van NOC-NSF gekozen tot coach van het jaar.



Maar dat Bastiaans samen met hem architect is van dat programma, is minder bekend. Vandaag is hij trouwens ook belast met het filmen van de races van de Nederlandse roeiers. Een werkje van niets, maar iemand moet het doen.

Met een videocameraatje in zijn hand staat hij in het gras, rond de 1.500 meter-lijn, op driekwart van de roeibaan. Hij vertelt net over de eindsprint van Ymkje Clevering en Veronique Meester in de twee-zonder tijdens de halve finale op vrijdag, als hij opschrikt.

„Oh, ik moet filmen!” Daar komen Clevering en Meester opnieuw voorbij, nu in de finale. „Nou, dat is niet slecht. Dat ze hier al anderhalve bootlengte voorsprong hebben.

” Ze finishen als eerste. Ook de tweede Nederlandse boot in deze klasse, met Willemijn.