Het WK U23 op de weg is voor altijd gekenmerkt door dat ene podium... met vier renners

Het is een van de jongste onderdelen op het wereldkampioenschap wielrennen: de wedstrijd voor de beloften, mannen onder de 23 jaar. Vaak is het een erg amusante koers om naar te kijken en daarom duikt WielerFlits eens in de historie van dit WK. Het WK U23 kent nog niet zo’n heel lange geschiedenis: er zijn [...]The post Het WK U23 op de weg is voor altijd gekenmerkt door dat ene podium... met vier renners appeared first on WielerFlits.

featured-image

Het is een van de jongste onderdelen op het wereldkampioenschap wielrennen: de wedstrijd voor de beloften, mannen onder de 23 jaar. Vaak is het een erg amusante koers om naar te kijken en daarom duikt WielerFlits eens in de historie van dit WK. Het WK U23 kent nog niet zo’n heel lange geschiedenis: er zijn ‘pas’ 27 wereldkampioenen in deze tak van de wielersport.

Dat heeft er alles mee te maken dat de beloftencategorie pas in 1996 in het leven werd geroepen. Daarvoor heette die categorie nog amateurs en was er niet een specifieke leeftijdsafbakening. De laatste editie van dat WK werd overigens gewonnen door Danny Nelissen.



De eerste editie nieuwe stijl vond plaats in het Zwitserse Lugano, waar Giuliano Figueras zich tot eerste U23-kampioen ooit kroonde. De Italiaan had het jaar voordien ook de wereldtitel bij de militairen veroverd. Zijn grootste wapenfeiten bij de profs waren een tweede plek in de Ronde van Lombardije 2001 en een derde plek in de Clásica San Sebastián van 1999.

Een jaar na Figueras was het de beurt aan Kurt-Asle Arvesen, jarenlang ploegleider van Uno-X . De Noor verschalkte dat jaar Óscar Freire. De Spanjaard werd bij de profs wel drie keer wereldkampioen en groeide uit tot een topper.

Arvesen was een verdienstelijk prof, werd talloze keren Noors kampioen en won in 2008 de E3 Prijs Vlaanderen. In de eerste vijftien jaren wonnen er meer jongens die uitgroeiden tot goede profs, maar geen kleppers werden. Iván Basso is de uitzondering.

De Italiaan was na Figueras en Arvesen de derde winnaar. Hij zou later – met af en toe een beetje hulp – tot de beste klassementsrenners van zijn generatie behoren. Oud-winnaars Jevgeni Petrov (2000), Yaroslav Popovych (2001), Sergey Lagutin (2003), Gerald Ciolek (2006) en Peter Velits (2007) lieten slechts af en toe nog sprankeltjes van hun grote talent zien.

In die jaren zorgden Johan Vansummeren (2003, zilver) en Thomas Dekker (brons in datzelfde jaar, zilver in 2004) voor de medailles namens de Lage Landen. Tom Van Asbroeck (2012) en wijlen Bjorg Lambrecht (2018) deden er voor België nog eens brons en zilver bij. De laatste vijftien edities is er echter een kentering te zien.

Michael Matthews won in 2010 voor eigen volk in Geelong, waar overigens ook een bijzonder feit plaatsvond. John Degenkolb veroverde het zilver, maar het brons ging naar Guillaume Boivin én Taylor Phinney. De UCI-officials bekeken talloze keren de fotofinish, maar een verschil tussen hen was niet te zien.

Het is de enige keer in de recente geschiedenis dat de UCI twee medailles voor dezelfde plek uitwees. Matthews groeide uit tot een van de beste wielrenners ter wereld en is dat nog steeds. Degenkolb won dan weer Parijs-Roubaix en Milaan-San Remo.

Ook in de edities daarna stonden renners op het hoogste schavot die het schopten tot de wereldtop. Denk aan Arnaud Démare en Alexey Lutsenko , terwijl Marc Hirschi in 2020 natuurlijk al de stap naar de beste coureurs ter wereld maakte. De weg van Matej Mohorič is een stuk geleidelijker; hij kwam er in 2022 met winst in Milaan-San Remo écht doorheen.

Benoît Cosnefroy won ook al mooie wedstrijden bij de profs. Enige smet op deze rij is overigens 2019, toen Nils Eekhoff omwille van discutabele argumenten de wereldtitel door de UCI werd ontnomen. Na een jaar zonder editie vanwege corona, pikte baroudeur Filippo Baroncini aan met een zege in Leuven.

Daarna wonnen Yevgeniy Fedorov in Wollongong en Axel Laurance in Glasgow. Dit jaar is het WK op de weg voor beloften op vrijdag 27 september 2024..