Het raadsel van het jojo-effect: vetcellen onthouden hoe zwaar je eerder was

Dat mensen dieet na dieet volgen en telkens weer aankomen, heeft biologische oorzaken. De nieuwste verklaring voor het jojo-effect: vetcellen hebben een ‘obesogeen geheugen’.

featured-image

Als baby was Jamie Wiegertjes, nu 30 jaar, al zwaar. „Mijn ouders hadden er altijd veel aandacht voor, ik was thuis het enige kind met aanleg. Maar toen ik als puber zelfstandiger werd en zelf snoep kon kopen, kwamen de kilo’s er snel bij.

” Sonja Bakker, Weight Watchers, calorieën tellen – al voor hij volwassen was, ging Jamies gewicht geregeld op en neer. „Snel afvallen, een poosje heel gefocust blijven, maar zodra het even tegenzit, schiet je toch weer terug.” Hij weet niet eens meer hoe vaak hij is afgevallen en weer aangekomen.



Een jaar of acht geleden viel Jamie met een crashdieet in korte tijd 30 kilo af. „Ik voelde me kiplekker, een paar maanden dacht ik echt dat ik het ging volhouden. Maar nog sneller dan ik was afgevallen, was ik weer terug op mijn oude gewicht, meer nog zelfs.

Als ik goed in mijn vel zit, is het best te doen. Maar met tegenslag, of als ik naar het buitenland moet voor mijn werk, schiet het er toch weer bij in.” Een goede vriend van Jamie moet moeite doen om niet af te vallen, Jamie heeft het omgekeerde: „Alsof ik al aankom als ik eten ruik.

En na elke keer afvallen en aankomen wordt het sterker, ik moet steeds meer doen om gewicht te verliezen en het zit er sneller weer aan.” Ook mentaal draait het jojoën hem een loer, vertelt hij via het scherm vanaf zijn werkplek. Jamie weet dat biologische veranderingen in zijn lichaam hem tegenwerken.

„Maar het voelt als falen: het is me wéér niet gelukt. En als je dan een ijsje neemt, voel je de blikken: zou je dat nou wel doen?” Tweeënhalf jaar geleden is Jamie Wiegertjes gestopt met diëten en daarmee, hoopt hij, ook met jojoën. „Ik zet nu in op gezonder leven.

Het duurt langer, het gaat met horten en stoten, maar sinds vorig jaar is er wel acht kilo af en ik heb meer spiermassa.” Waarom kan de één straffeloos elke dag appeltaart eten en komt de ander al aan van een handje nootjes? Het begint steeds duidelijker te worden waarom het zo moeilijk is om slank te blijven als je bent afgevallen. En waar het jojo-effect vandaan komt, die moeilijk te doorbreken spiraal van afvallen en aankomen.

Onlangs is er weer een luikje geopend. Vetcellen hebben een obesogeen geheugen, schreven Zwitserse onderzoekers in oktober in Nature . Dat zou bijdragen aan het jojo-effect.

De bevindingen zijn een stap vooruit in het obesitasonderzoek. Maar eerst een paar stappen terug. Want het jojo-effect kent meer dan één spoor.

Aan jojoën liggen grofweg drie biologische mechanismen ten grondslag, vertelt Gijs Goossens, hoogleraar cardiometabole fysiologie van obesitas aan Maastricht University. Goossens doet onderzoek naar verstoringen in het vetweefsel bij ernstig overgewicht en de risico’s daarvan op hart- en vaatziekten en diabetes type 2. Hij las de Nature -studie met bovengemiddelde belangstelling, want ook in Maastricht kijken onderzoekers naar veranderingen in verschillende celtypen in het vetweefsel.

Goossens begint met wat er al bekend is over jojoën. Allereerst past de stofwisseling zich aan bij mensen die flink afvallen. „Het aantal calorieën dat je verbrandt daalt ten opzichte van je gewicht.

” Bij mensen met een stabiel ‘gezond’ gewicht is de energie die via voeding binnenkomt in balans met de energie die het lichaam gebruikt. Als je langere tijd minder calorieën binnenkrijgt dan je verbrandt, zal je lichaam zuiniger omspringen met de beperkte energie, de verbranding gaat omlaag. „Dat is evolutionair best logisch.

Een jager-verzamelaar wist niet wanneer de volgende maaltijd zou komen. Maar opvallend is: de afname in het energiegebruik is sterker dan je zou voorspellen op basis van de afname in vet- en spiermassa.” Je weegt nadat je bent afgevallen misschien evenveel als een vriend die altijd al slank was, maar het energieverbruik in rust is al lager.

Dus zelfs als je hetzelfde eet en evenveel beweegt, kom je meer aan dan die vriend. Een tweede mechanisme dat jojoën in de hand werkt, heeft te maken met veranderingen in de darmhormonen die honger en verzadiging regelen. De hormonen die ervoor zorgen dat je trek voelt, nemen toe nadat je veel gewicht bent verloren, terwijl hormonen die het signaal geven dat je genoeg hebt gegeten juist afnemen.

En het lastige is: de hormoonhuishouding blijft langdurig, mogelijk jaren, verstoord bij mensen die zijn afgevallen. Die zeurende trek verdwijnt niet. De obesitasmedicijnen waarmee mensen sinds een paar jaar veel gewicht verliezen, grijpen ook in op dat mechanisme.

Die bootsen het darmhormoon GLP-1 na en werken op de receptor van dat hormoon. De trek neemt af en dat helpt mensen om minder te eten en af te vallen. En om het lagere gewicht vast te houden.

Maar zodra ze stoppen met medicijnen als semaglutide of tirzepatide, komen de meeste mensen weer aan. Dan het derde jojo-spoor. Dat heeft te maken met veranderingen in het vetweefsel.

Eén aspect is dat er na afvallen minder leptine in het vetweefsel wordt gemaakt en in de bloedbaan komt om in de hersenen een verzadigingssignaal af te geven. „Ook de daling van dat verzadigingshormoon is sterker dan je verwacht op basis van de hoeveelheid vet.” Naast vetcellen lijken ook andere cellen, waaronder ontstekingscellen, een rol te spelen bij het jojoën.

Zo kunnen ontstekingen in het buikvet eraan bijdragen dat suiker minder goed in de spieren wordt opgenomen. Onderzoekers in Maastricht zagen ook nog dat het kleiner worden van vetcellen bij het afvallen mechanische stress geeft op het ‘skelet’ rond de vetcellen . „Die stress maakt dat cellen zich sneller willen vullen als er calorieën binnenkomen.

” Ook dat kan jojoën in de hand werken. Overigens is het niet zo, zegt Goossens, dat mensen met een crashdieet meer aankomen dan mensen die hetzelfde gewicht verliezen in meer tijd. Mensen die snel veel gewicht verliezen, komen niet per definitie méér aan dan mensen die langzaam afvallen, weet hij uit onderzoek door zijn eigen vakgroep.

In een groep van 75 deelnemers viel de helft in vijf weken veel af met een dieet van maar 500 kilocalorieën per dag. De andere kreeg daar drie maanden voor, met 1.250 kcal per dag.

Negen maanden na het dieet was er geen verschil in gewichtstoename tussen de snelle en langzame afvallers. „Maar we weten ook dat het tijd kost om een gezonde leefstijl in te laten slijten. Dat bereik je niet in een korte tijd, zoals met een crashdieet.

” Eerst keken onderzoekers naar het vetweefsel als geheel, geleidelijk duiken ze steeds dieper in de cellen. In afzonderlijke cellen kijken ze ook in Maastricht naar genexpressie – de wijze waarop genen tot uitdrukking komen. Het dna, de erfelijke code, blijft hetzelfde.

Maar er treden mogelijk wel veranderingen op in de werking van het besturingssysteem dat bepaalde genen aan- of uitzet. Daar komt epigenetica om de hoek kijken. De onderzoekers die in Nature over het ‘epigenetische geheugen van obesitas’ schreven, keken naar mensen en muizen.

Eerst onderzochten ze de vetcellen van mensen voor en twee jaar na een maagverkleining. Ze vergeleken die met de cellen van mensen die nooit obesitas hadden gehad, en zagen blijvende veranderingen in de genen. In verschillende celtypes keken ze hoe de genen tot uitdrukking kwamen.

Zo zagen ze dat genen die betrokken zijn bij ontstekingen abnormaal actief bleven. Genen voor een gezonde stofwisseling bleven juist onderdrukt. Bij de mensen die veel waren afgevallen, bleken de patronen dus hetzelfde als toen ze nog obesitas hadden.

„Je verwacht dat veranderingen die optreden door het aankomen teruggedraaid worden als je afvalt”, zegt Goossens. „Maar dat gebeurt dus niet volledig.” En dat zagen de onderzoekers in verscheidene celtypes, waaronder vetcellen.

Maar wat gebeurde er nou precies in de cellen? Om daar achter te komen zetten de onderzoekers muizen op een vetrijk dieet. De dik geworden muizen lieten ze afvallen om ze daarna opnieuw veel vet en calorieën te geven. Net als bij de mensen zagen ze dat ontstekingsgenen bij de afgeslankte muizen hoog bleven en genen die met verbranding te maken hebben laag.

De verbranding bleef dus traag. Ook de suiker- en de insulinespiegel waren na een maaltijd hoger bij deze muizen, en dat is kenmerkend voor het krijgen van type 2 diabetes. Vervolgens gingen ze in het Zwitserse muizenlab nog een stap verder dan bij de mensen en keken ze naar epigenetische veranderingen, wijzigingen in het besturingssysteem in de cellen.

Met speciale technieken konden ze ontdekken hoe bepaalde genen waren uitgepakt en actief gemaakt. Ook daar zagen ze: de manier waarop genen in vetcellen worden gereguleerd, was bij de afgeslankte muizen hetzelfde als toen ze nog dik waren. Die epigenetische verandering die na het afvallen blijft bestaan is wat de onderzoekers het obesogene geheugen noemen.

Maar wat betekent dat? Goossens: „Je ziet dat de muizen die eerst obesitas hadden méér aankomen dan de dieren die altijd al het lagere gewicht hadden, terwijl ze exact hetzelfde te eten krijgen.” Dáár zit de crux. Dit was onderzoek bij muizen, maar áls dit ook voor mensen geldt, komt iemand die obesitas had dus meer aan dan iemand die altijd slank was, ook als het aantal calorieën en de beweging hetzelfde zijn.

De epigenetische veranderingen komen dus nog eens boven op de andere mechanismen die het voor mensen die zijn afgevallen al zo moeilijk maken om slank te blijven. „Superbelangrijk”, zegt Goossens. Ook als je denkt aan het stigma waarmee mensen met obesitas vaak te maken hebben.

„Je hoort vaak: je was die kilo’s toch kwijt? Waarom hou je die er niet af? Het is zeker geen kwestie van gebrek aan wilskracht en discipline. Dit onderzoek onderstreept dat er naast psychosociale factoren sterke biologische aanpassingen zijn die verklaren waarom het zo moeilijk is na het afvallen op gewicht te blijven.” De vraag is: als er in genen veranderingen optreden onder invloed van omgevingsfactoren, van voeding in dit geval, kun je die dan niet ook weer omkeren? Kan het obesogene geheugen ook weer slijten als je een gezonde leefstijl lang volhoudt? „Dat klinkt plausibel”, zegt Goossens.

„Het zal niet na twee maanden gebeuren, wellicht ook niet na een jaar. Maar wie weet na een jaar of vijf? We weten het niet, maar het is een relevante vraag. „Je hoort soms de succesverhalen van mensen die het lang volhouden.

Het zou interessant zijn om bij hen ook naar epigenetische veranderingen te kijken. En om te kijken naar het verschil in genexpressie bij regainers en maintainers , mensen die jojoën en mensen die na het afvallen op gewicht blijven.” Zo is er meer.

In hoeverre geven ouders epigenetische veranderingen bijvoorbeeld door aan hun kinderen? Studies naar veranderingen in verschillende cellen in het vetweefsel kunnen in de toekomst behandelingen op maat mogelijk maken, verwacht Goossens. Stel dat ontstekingsgenen een rol spelen bij het jojoën. „Dan kun je tijdens het afvallen in de voeding de nadruk op onverzadigde vetten met ontstekingsremmende eigenschappen leggen, zoals olijfolie en vette vis.

En mogelijk kunnen nieuwe medicijnen de epigenetische veranderingen, of biologische aanpassingen in het algemeen, tenietdoen.” Jamie Wiegertjes heeft zich onlangs in het Amsterdam UMC aangemeld om te laten onderzoeken of hij genetische aanleg heeft voor obesitas – waarvan hij inmiddels weet dat het een chronische ziekte is, en niet het gevolg van een slappe ruggengraat. Als er medicijnen zijn die aangrijpen op die specifieke genen, zou hij die misschien wel gebruiken.

„Hoewel ik afvallen nu minder belangrijk vind. Ik wil vooral gezond blijven.” Als bestuurslid van de Nederlandse Vereniging voor Overgewicht en Obesitas wil hij andere mensen met overgewicht helpen die met dezelfde stigma’s worstelen.

„In een omgeving met ‘slanke’ mensen, voel je je altijd anders. Ik accepteer inmiddels dat ik ben zoals ik ben. Als ik ook maar één ander iemand kan laten merken dat-ie niet alleen is, is mijn doel bereikt.

”.