Het Mantingerbos is weer nat genoeg voor de fladderiep

Zo ver was het waterpeil omlaag gebracht, dat in het Mantingerbos geen elzen meer konden groeien. Natuurbeschermers kwamen het oerbosje in Drenthe te hulp. Met oog voor de boeren.

featured-image

„Moet je eens voelen”, zegt ecoloog Ronald Popken van Natuurmonumenten, terwijl hij zijn hand door de grond haalt en een klompje aarde tussen zijn vingers wrijft. „De grond hier is heel vet.” En inderdaad: de grond smeert soepel tussen je vingers, en als je die loslaat en de korrels wegveegt, voel je nog een vettig laagje op je handen.

„Bodemkundigen dachten vroeger dat het veen was. Maar dat is het niet. Het is een humuslaag die in duizenden jaren is ontstaan en hier nog altijd ligt.



” Het is de grond die het Mantingerbos, zo’n 15 kilometer ten noorden van Hoogeveen gelegen, bijzonder maakt. Groot is het bos niet – zo klein zelfs, dat het op de site van het ministerie van Landbouw staat aangegeven als „bosje”. Het is zo’n 10 hectare groot, 15 voetbalvelden.

Toch wordt het soms ‘oerbos’ genoemd. Dat is het niet, daar heeft de mens te veel voor ingegrepen. Het was ooit een open bos, blijkt uit pollenonderzoek, doordat er zoveel in gekapt is.

En eeuwen geleden was het een berkenbos, nu staan er vooral eiken- en hulstbomen. Dat kan eigenlijk alleen maar door menselijk ingrijpen. Maar de bodem, die is oer.

Die bleef sinds de ijstijd onaangeroerd. De laag vettige grond is 30, 40, op sommige plekken 60 centimeter dik. In de rest van Europa kom je zo’n laag in best wat bossen tegen, maar in Nederland is dit zeldzaam – hier ging, sinds de uitvinding van de kunstmest in de tweede helft van de negentiende eeuw, overal de ploeg in de grond om ‘woeste gronden’ te ontginnen.

Bossen werden gekapt, heidevelden bemest, moerassen drooggelegd. Maar dit stukje bos ontsnapte. Het bos heeft het zwaar – en de bodem ook.

Het stukje natuur is van drie kanten ingeklemd tussen landbouwgrond. Al decennialang is het grondwaterpeil kunstmatig laag gehouden. Door de hele streek zijn afwateringssloten gegraven.

Het Oude Diep, de beek die door het gebied loopt, is rechtgetrokken – de kronkels zijn eruit gehaald om het water nog sneller af te voeren. Zo verdrinken gewassen niet, en zakken trekkers en vee niet in de grond weg. En zo valt het bos droog.

Vroeger stonden aan de rand van het bos delen onder water. Daar stonden elzen in, die tegen ‘natte voeten’ kunnen. Dat natte deel van het bos bestaat al lang niet meer, allerlei soorten die in dat gebied stonden – eenbes, kranssalomonszegel – zijn hier uitgestorven.

Het gevaar bestaat, stelt Popken, dat ook de humuslaag oplost door de droogte, al is er nog geen bewijs dat dit aan het gebeuren is. Er zijn nog twee andere problemen: het bos is te klein, waardoor soorten met een klein stootje – een hittegolf, bijvoorbeeld – sneller kunnen uitsterven. En de bodem verzuurt, door de neerslag van stikstof.

In het hart van het bos slaat zo’n 50 procent meer stikstof neer dan het aankan, blijkt uit berekeningen van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM). Met afstand de grootste bron hiervan is de landbouw. De droogte en verzuring is meerdere soorten in het bos al fataal geworden.

Popken somt op: „De bosanemoon komt hier nauwelijks nog voor, zevenster en dalkruid is in aantal achteruit gegaan. Dat zijn allemaal soorten van oude bosbodems.” Bij insecten zie je iets soortgelijks: uit onderzoek naar loopkevers blijkt bijvoorbeeld dat de bijzondere soorten er nog wel zijn, maar dat hun aantal afneemt – zeker de kevers die van natte gebieden houden.

Het Mantingerbos is niet het enige natuurgebied dat te maken heeft met problemen door landbouw. Ruim de helft van alle natuurgebieden in het Europese natuurnetwerk Natura 2000 staat onder druk door agrarische activiteiten, blijkt uit gegevens van het Europees Milieuagentschap die NRC analyseerde. Bossen hebben vaak last van lage waterstand.

En zeker in Nederland spelen ook hoge stikstofconcentraties een rol, vaak afkomstig van mest. Voor het Mantingerbos is ‘intensieve landbouw’ een van de bedreigingen, staat in de gegevens van het Europees Milieuagentschap. De impact heeft een ‘hoge intensiteit’.

Ook de hoge stikstofniveaus vormen een probleem. Net als een hele reeks problemen met de waterhuishouding (‘kanalisering’, ‘wijziging van de structuur van binnenwateren’, et cetera). Er wordt nu gedaan wat kan om het bos te helpen – vaak zijn het relatief kleine ingrepen.

In velden naast het Mantingerbos, ook natuurgebied en ook in handen van Natuurmonumenten, zijn sloten al gedempt. Je ziet nog waar ze vroeger lagen; er groeit pitrus, een kruid dat vaak langs de waterkant groeit. Het is daadwerkelijk natter geworden.

„Daar, bij die elzen”, wijst Popken in de verte, „komen we echt niet meer zonder laarzen.” Maar de verandering zit vooral aan de oppervlakte: het water blijft op het veld liggen, maar het grondwaterpeil is weinig gestegen. „Op andere plekken is het nog kurkdroog.

” Daarnaast is hier de afgelopen jaren een nieuw bos aangeplant, tegen het Mantingerbos aan, als ‘buffer’ voor het oude bos, om een groter en robuuster leefgebied voor soorten te maken. Hoe verder je het veld inloopt, hoe meer jonge bomen je tegenkomt. Sommige zijn al metershoog, sommige net aangeplant.

Het nieuwe bos moet zo’n 20 hectare groot worden, ongeveer dubbel zo groot als het Mantingerbos. De eiken komen van de eikels in het Mantingerbos, die door Natuurmonumenten zijn geplant. Het zaad van de elzen, is zelf komen aanwaaien.

Andere soorten moesten uit de zaadbank van Staatsbosbeheer komen, dat sinds 2006 het zaad van talloze Nederlandse soorten is gaan opslaan voor projecten als deze. De zwarte bes, de fladderiep, de hazelaar en de haagbeuken – ze stonden er niet meer in het Mantingerbos. Nu groeien ze weer in het stukje nieuwe bos.

„Kijk, hier groeit zelfs hulst”, ziet Popken. „Dat hebben we niet aangeplant, dat is meegenomen door de vogels.” Hoe zal het er hier over honderd jaar uitzien? De eiken worden prachtig, denkt de ecoloog.

„Dit zijn geen productie-eiken, die recht omhoog groeien. Dit worden oude, kromme, knoestige eiken.” Maar de vraag blijft: komen de soorten die nu in het Mantingerbos leven ook in dit nieuw aangeplante bos? „De bosanemoon bijvoorbeeld, die zien we nog maar op een paar plekjes.

En het is een soort die zich héél langzaam verspreidt. Of wij nog meemaken dat die hier komt, weet ik niet.” En ook in dit bos is droogte een probleem, net als voor het Mantingerbos.

„We hebben dit nieuwe bos het Nije Broekbos genoemd, het ‘nieuwe broekbos’. Maar een broekbos, dat is het nog niet”, stelt Popken. „Een broekbos is nat door de hoge grondwaterstand.

Op sommige plekken is het nat, maar op veel plekken nog helemaal niet.” Om de grondwaterstand omhoog te krijgen, moet er drastischer worden ingegrepen. Om te beginnen met de afwateringssloot die langs de rand van het gebied loopt.

„Die loopt ook helemaal achter het Mantingerbos langs. Die vangt zó veel water af.” Om die daadwerkelijk te kunnen dempen zou land van de buren aangekocht moeten worden – vaak zijn dat boeren.

„Je moet ook rekening houden met andere belangen. Dus blijft de vraag: als je het waterpeil hier laat stijgen, komt het land in het beekdal, een stuk verderop, dan ook onder water te staan? Het blijft altijd de vraag hoe ver je kunt gaan zonder dat boeren er last van hebben.”.