‘Het klimaat is uiteindelijk een politiek probleem’

Landen zéggen goede dingen over duurzaamheid, maar concreet wordt er weinig gedaan, ziet politicoloog Frank Biermann. Hij kreeg de prestigieuze Volvo Environment Prize 2024.

featured-image

‘Eerder kregen vooral natuurwetenschappers deze prijs – ik ben de eerste politicoloog die hem ontvangt. Klimaatverandering en de duurzaamheidstransitie zijn mondiale uitdagingen die uiteindelijk politiek moeten worden opgelost. Dit wordt nu meer gezien en erkend”, zegt Frank Biermann.

Op 15 oktober ontving hij in Stockholm de Volvo Environment Prize 2024, wereldwijd een van de belangrijkste wetenschappelijke prijzen op het gebied van milieu en duurzaamheid. Hij wordt al 35 jaar uitgereikt en ging nu voor het eerst naar een wetenschapper van een Nederlandse universiteit. Het juryrapport roemt Biermann, hoogleraar Global Sustainability Governance aan de Universiteit Utrecht, voor zijn baanbrekende onderzoek naar de bestuurlijke kant van wereldwijd duurzaamheidsbeleid en nadrukkelijk ook om zijn verbindende rol.



Biermann richtte in 2008 het Earth System Governance Project op, een internationaal netwerk van honderden wetenschappers die vanuit diverse sociaalwetenschappelijke disciplines bestuurlijke duurzaamheidsvraagstukken bestuderen. „Natuurwetenschappers hebben altijd internationaal samengewerkt, dat was onder sociale wetenschappers veel minder het geval”, zegt Biermann. „Mijn onderzoek draait om de vraag hoe wereldwijd spelende duurzaamheidsvraagstukken op een goede manier gezamenlijk te regelen zijn.

Goed in de zin van effectief – wie doet wat en hoe krijg je het zo snel mogelijk voor elkaar – maar óók goed in de zin van rechtvaardig – hoe organiseer je dit democratisch en rechtvaardig binnen en tussen landen? Vanzelfsprekend kijk ik dan naar de Verenigde Naties, maar ook naar andere instituten en grote publiek-private samenwerkingen.” U werkt nu bijna drie decennia aan dit onderwerp, wat is de grootste verandering die u heeft gezien? „Een belangrijke recente verschuiving is dat niet-bindende doelen centraler komen te staan. Landen mogen vaak zelf bepalen hoe ver ze in hun ambities willen gaan.

Neem het Parijsakkoord over klimaatverandering uit 2015: daarin mag elk land zeggen welke doelen het voor zichzelf rechtvaardig en noodzakelijk acht. Als een doel niet ambitieus is of niet gehaald wordt, is er wel wat naming and shaming binnen de VN, maar verder heeft het geen ernstige gevolgen. Een ander voorbeeld zijn de duurzaamheidsdoelen die de VN in 2015 heeft vastgesteld, de 17 sustainable development goals (SDG’s).

Daarvoor zijn 169 subdoelen met meer dan 200 indicatoren geformuleerd, maar geen van die doelen zijn juridisch bindend.” Is dat een goede verandering geweest? „De resultaten zijn teleurstellend. Met internationale collega’s hebben we 3.

000 studies geanalyseerd om de politieke effecten van de SDG’s te onderzoeken. Het blijkt dat ze niet de transformatieve impact hebben gehad waarop gehoopt werd. Dat geldt niet alleen op het gebied van klimaat, ook voor andere doelen zoals armoede, honger en biodiversiteit.

Het lijkt erop dat slechts 17 procent van de subdoelen tegen 2030 gehaald wordt, bij veel doelen lijkt de situatie zelfs te verslechteren. „Ik denk dus dat het anders moet. In Science heb ik vorig jaar met een aantal collega’s vier voorstellen gedaan om de SDG’s te versterken.

We denken onder meer dat er differentiatie moet komen – rijkere landen moeten meer maatregelen nemen – en dat bepaalde onderdelen van de duurzaamheidsdoelen wel juridisch bindend zouden moeten zijn. Een deel van de doelen heeft ook geen sterk bestuurskader, ook dat moet beter.” Komt zo’n boodschap aan? „Bij de mensen die aan de internationale vergaderingen hierover deelnemen is de algemene urgentie wel bekend.

Ik ben zelf ook vaak bij vergaderingen aanwezig en ik probeer daar mijn boodschap en de conclusies van onze onderzoeken aan de man of vrouw te krijgen. Soms is dat succesvol en soms niet. Dat is ook afhankelijk van met wie je praat.

„Het punt is dat veel landen best goede dingen zeggen. Als je naar de speeches luistert en alle documenten bekijkt, dan zijn die retorisch heel vooruitstrevend. Maar concreet wordt er niet zoveel gedaan.

” Is dit gebrek aan actie de reden dat u zich de laatste jaren sterker bent gaan uitspreken? „De afgelopen jaren richt ik mijn onderzoek vooral op de SDG’s, geo-engineering en mogelijkheden voor hervormingen binnen de VN. Maar alleen papers schrijven is denk ik niet meer genoeg. Ik spreek me over verschillende onderwerpen al langer hardop uit, en met geo-engineering doe ik dat nog sterker.

In 2022 heb ik met een aantal collega’s een open letter opgesteld met een website erbij. Daarin pleiten we voor een non-use agreement voor solar geo-engineering . Dit houdt in dat landen zich moeten verplichten geen technologieën te ontwikkelen of in te zetten om kunstmatig een deel van het zonlicht tegen te houden om de aarde af te koelen.

Inmiddels hebben 550 wetenschappers de brief getekend. De Afrikaanse landen en Vanuatu hebben zich recentelijk ook voor een non-use mechanisme uitgesproken. „De beslissing om dit initiatief tegen geo-engineering op te zetten, is voortgekomen uit mijn toenemende bezorgdheid dat het bestaande klimaatbeleid in groot gevaar komt door de groeiende discussie over dit soort speculatieve technologieën.

” U komt over als een buitengewoon opgewekt persoon, hoe is dat vol te houden? „Natuurlijk is er veel slecht nieuws. Soms lees ik NRC en dan denk ik als ik hem uit heb, hè, dit was echt geen goede dag. Maar er zijn ook ontwikkelingen die hoop geven.

De verduurzaming van de energievoorziening gaat vooruit, de aanpak van plasticvervuiling wordt versterkt, er is nieuwe regelgeving tegen overbevissing, met bepaalde diersoorten gaat het beter. We hebben in de afgelopen decennia ook sterkere internationale instituties gekregen en er is op het gebied van rechtvaardigheid binnen de instituten ook veel verbeterd. In de jaren 90 waren wetenschappelijke instituties zoals het IPCC nog echt ‘witte mannenclubs’.

Nu zijn de Noord-Zuid-verhoudingen aanzienlijk verbeterd. „Ik laat me niet van mijn stuk brengen als het niet verloopt zoals ik had gehoopt. Mijn positie verschilt ook van die van politici, diplomaten en ambtenaren die op de internationale vergaderingen zijn.

Neem geo-engineering: hierover zijn Europese landen ook zeer kritisch, maar er spelen strategische belangen mee en dat begrijp ik. Vaak hoor ik: ‘Frank, je hebt helemaal gelijk, maar we moeten toch rekening houden met Amerika.’ „De rol van de politicoloog is om instituties, machtsverhoudingen en belangen van actoren kritisch te analyseren.

Daarnaast wijzen we aan wat werkt en niet goed werkt en waarom, en denken we na over alternatieve benaderingen en fundamenteel andere strategieën om instituties te transformeren en te vernieuwen.” De politicoloog is er om het ideaal uit te vinden, politici om er in de praktijk mee te dealen? „Ik denk dat een wetenschapper 10, 20 jaar vooruit moet blijven denken en opties moet laten zien. Als het algemene gevoel wordt dat het toch niet meer gaat lukken, dan heb je ook geen behoefte meer aan transitieprocessen.

Dan gaan we een andere wereld in.” Wat voor andere wereld? „Een kunstmatige wereld, een planeet gevormd door geo-engineering en andere technologieën. Wat klimaat betreft, staan we denk ik al bijna op een kruispunt.

Óf we slaan een weg in waarbij de uitstoot van broeikasgassen echt naar beneden gaat en een brede transitie op gang komt, waarbij ook het economische stelsel deels omgebouwd wordt. Óf we gaan een weg in waarbij de wereld in de toekomst wordt bestuurd door een club ingenieurs en politici die duizend geo-engineeringvliegtuigen in de lucht houden om de temperatuur onder controle te houden. Dit soort massale ingrepen in het systeem aarde wordt vaak ecomodernisme genoemd.

Maar als we die richting inslaan, kunnen we daar moeilijk nog uitkomen, daar maak ik me grote zorgen over.” Hoe realistisch is dat eerste scenario nog? „Wat betreft geo-engineering zeggen sommigen dat het narratief al aan het veranderen is. Dat het idee normaliseert.

Dat komt deels door de invloed van krachtige lobbygroepen van techno-optimisten en een groep natuurwetenschappers, vooral uit de VS. Ik zie echter dat de landen op het zuidelijk halfrond steeds duidelijker hun stem laten horen en gezamenlijk meer tegenmacht opbouwen. Als de totale emissies beginnen te dalen – en tegen dat punt zitten we nu misschien aan – dan zal het enthousiasme voor geo-engineering bij sommigen waarschijnlijk snel afnemen.

De komende drie tot vier jaar zal dit zich duidelijker aftekenen. Dat is waarom ik er nu zoveel tijd in stop.”.