Haagse profvoetballers in Frankrijk banen weg naar betaald voetbal in Nederland

Omdat de KNVB tegen profvoetbal is, trekken de beste Nederlandse voetballers begin jaren vijftig naar Frankrijk om hun geld te verdienen. Ongeveer de helft van die spelers komt uit Den Haag, waarbij Nantes FC de grootste Haagse enclave heeft. Jan van Geen, Toon Bauman en Gerrit Vreken wekken in de Franse havenstad de toorn van de KNVB, maar de sympathie van het Nederlandse volk.

featured-image

DEN HAAG - Omdat de KNVB tegen profvoetbal is, trekken de beste Nederlandse voetballers begin jaren vijftig naar Frankrijk om hun geld te verdienen. Ongeveer de helft van die spelers komt uit Den Haag, waarbij Nantes FC de grootste Haagse enclave heeft. Jan van Geen, Toon Bauman en Gerrit Vreken wekken in de Franse havenstad de toorn van de KNVB, maar de sympathie van het Nederlandse volk.

Zeventig jaar geleden werd er voor het eerst officieel professioneel gevoetbald in Nederland. Den Haag speelde een belangrijke rol in de ontwikkeling van amateursport naar betaald voetbal. In drie delen blikken we terug op die periode.



In deel 2: Het Franse FC Nantes begin jaren vijftig Lees hier deel 1 over VUC-speler Kees van der Zalm 'Het was een complete zottemansvertoning in Monaco en onze landgenoot Gerrit Vreken was de grootste clown', was er te lezen in de krant van 26 april 1952. Niet alleen de Nederlandse pers sprak schande van Nantes in het algemeen en Hagenaar Vreken in het bijzonder, ook de Franse voetbalbond zinspeelde op harde straffen voor de ploeg die uitkwam op het tweede Franse niveau. Of Vreken en zijn ploeggenoten uiteindelijk werden geschorst, is 72 jaar later niet meer terug te vinden.

Maar wel waarom hij zoveel opzien baarde. Tien minuten voor tijd maakte Monaco in de wedstrijd tegen Nantes de 2-1. Alleen stond de speler die scoorde volgens het gedupeerde team in buitenspelpositie.

De klachten van de West-Fransen werden weggewuifd, waarna Vreken en consorten overgingen op een ander soort protest. In de laatste tien minuten beroerden ze de bal alleen nog bij de aftrap. De keeper ging rondjes lopen in de middencirkel, terwijl Vreken de positie onder de lat innam.

Al gaf hij daarbij de voorkeur aan de paal, waar hij het restant van de wedstrijd zittend tegenaan doorbracht. Monaco liep door het gebrek aan tegenstand in de slotfase uit naar 8-1, waardoor de promotie-aspiraties van Nantes de ijskast in konden. Vreken was niet de enige Nederlander die zijn boterham verdiende in de Franse havenstad.

Een groot gedeelte van de wedstrijd tegen Monaco speelde Nantes met zijn tienen. Dit omdat Toon Bauman geblesseerd was geraakt en wisselen was in die tijd verboden. Daarnaast moest de ploeg het al een tijdje stellen zonder de belangrijkste speler.

Na een hattrick tegen Cannes brak Jan van Geen eind januari zijn been. De spits stond toen op veertien doelpunten in negentien wedstrijden. De drie gele tulpen werden Van Geen, Vreken en Bauman in Nantes genoemd.

Het trio kende elkaar al voordat ze samen gingen voetballen in Frankrijk; ze waren namelijk allemaal geboren en getogen in Den Haag. Vreken was de bekendste van het stel. In 1942 en 1943 werd hij landskampioen met ADO.

Om aan de Arbeitseinsatz te ontkomen, werd hij sympathiserend lid van de NSB. Die keuze achtervolgde hem vlak na de oorlog en daarom week hij al snel uit naar Frankrijk, waar hij een loopbaan opbouwde als profvoetballer. Terug in zijn geboortestad kwam hij nog wel.

Daar zat hij vaak samen met zijn vader langs de lijn te kijken naar wedstrijden van ADO of Scheveningen. Al was hij er in de zomer van 1950 met een missie. Zijn trainer had gevraagd of hij niet een paar getalenteerde landgenoten kende.

Zodoende sprak hij generatiegenoot Jan van Geen aan, of hij geen zin had om eveneens de overstap naar Frankrijk te maken en daar voor geld te gaan voetballen. Profvoetbal was begin jaren vijftig nog verboden terrein in Nederland, terwijl Franse clubs vanaf 1950 niet twee, maar drie buitenlanders onder contract mochten hebben. Van Geen ging al snel overstag, wellicht gevoed door de successen van de Nederlanders - oftewel beter gezegd, Hagenaars - die er al speelden.

Het seizoen 1949/1950 was een succes in Nederlands opzicht. Oud-VUC-speler Bertus de Harder werd kampioen met Bordeaux, terwijl voormalig ADO-aanvaller Bram Appel van zich liet spreken namens topclub Reims. Ook de Haagse international Theo Timmermans was uitgeweken naar het beloofde voetballand.

Hij werd op het tweede niveau kampioen met Olympique Nîmes. Genoeg succesverhalen, die Van Geen in de zomer van 1950 over de grens heen trokken. Bauman was wat lastiger over te halen.

'Ik had een goed baantje bij de conservenfabriek en dat gooi je niet zomaar overboord', liet hij optekenen. Toen Nantes hem vervolgens 10.000 gulden (tegenwoordig een ton) tekengeld bood, ging hij alsnog overstag.

Zodoende groeide in 1950 het aantal Nederlanders in het Franse voetbal. Op het hoogste niveau maakten de poldervoetballers op de Fransen na de meeste minuten. Veertien spelers stonden er in het seizoen 1950/1951 in Ligue 1 onder contract, waarvan er twee niet uit de Randstad kwamen.

Een niveau lager speelden de drie Hagenaars voor Nantes en was ook Geert ten Berge uit Drenthe actief. Dat de Nederlandse voetballers in trek waren in Frankrijk was niet vreemd. Profvoetbal bestond hier nog niet, dus was men makkelijk over te halen om betaald voetbal bij ploegen als Saint-Étienne, Le Havre of Lille te spelen.

Daarnaast waren de lonen tijdens de wederopbouw nog niet van hoog niveau, terwijl in Frankrijk een aardige boterham te verdienen was. Zo kreeg De Harder 30.000 gulden per jaar en Theo Timmermans voor het spelen van drie seizoenen een ton.

Een godsvermogen vlak na de Tweede Wereldoorlog. Wel had dit negatieve gevolgen voor het peil van het vaderlandse voetbal. Naast Frankrijk speelden er ook Nederlandse profs in Italië, Duitsland en Zwitserland.

Doordat de KNVB een keihard beleid voerde, mochten spelers die over de grens hun boterham verdienden niet meer voor het Nederlands elftal uitkomen. Waar in 1949 bijvoorbeeld Frankrijk en Denemarken nog werden verslagen, zagen de resultaten er de vijf jaar daarna bedroevend uit. Van de 26 interlands die Oranje speelde tussen 1950 en 1954 werden er maar drie gewonnen.

Doordat de beste voetballers in het buitenland speelden, was het Nederlands elftal een verzameling spelers van b-garnituur geworden. Volgens Gerrit Valk, auteur van het boek Betaald Voetbal in Nederland, hadden de slechte resultaten invloed op de manier waarop men naar de KNVB keek. 'De spelers die het vaderland inruilden voor een buitenlands avontuur kregen in die tijd steeds meer sympathie van publiek en pers', verklaart de historicus.

'Tegelijkertijd groeide de aversie tegen de KNVB alleen maar.' Dit veranderende sentiment paste volgens hem bij de naoorlogse mentaliteit in Nederland. Burgers werden mondiger en minder gevoelig voor autoriteit dan in de jaren dertig.

Waar instituten als de kerk of de KNVB ooit onbetwist gezag hadden, nam de weerstand tegen hun strikte regels toe. Ondanks deze maatschappelijke veranderingen bleef de KNVB halsstarrig tegen professioneel voetbal. Dit ondervond ook Toon Bauman.

Waar zijn ploeggenoten Van Geen en Vreken het naar hun zin hadden in Frankrijk, verlangde de middenvelder terug naar Den Haag. 'Vroeger bij ADO speelde ik met plezier', vertelde hij in februari 1952 tegen dagblad Het Binnenhof. 'Nu doe ik het alleen omdat het mijn werk is.

Het is een harde job, dikwijls zijn er tegenslagen. En bij elke wedstrijd denk je telkens weer dat het je bestaan is. Alle plezier die ik er vroeger in had, is er volkomen vanaf.

' In de zomer van 1952 keerde Bauman terug naar Nederland en wilde hij zich opnieuw aansluiten bij ADO. De Haagse club stond daar welwillend tegenover, temeer omdat Bauman tijdens zijn Franse jaren lid was gebleven van het Zuiderpark. De KNVB dacht daar echter anders over.

Pas op 4 februari 1954, meer dan anderhalf jaar na zijn terugkeer, mocht hij weer namens ADO in competitieverband spelen. Andere terugkerende profvoetballers kregen eenzelfde zware straf. In de periode dat Bauman zijn schorsing uit moest zitten, gebeurde er iets wat de strikte houding van de KNVB onder druk zou zetten.

De Watersnoodramp van 31 januari op 1 februari 1953 eiste 1846 dodelijke slachtoffers. Overal ter wereld werden inzamelingsacties op touw gezet, ook in Frankrijk. De Franse voetbalbond stelde voor een benefietwedstrijd te spelen tegen het Nederlands elftal, om geld in te zamelen voor de slachtoffers.

De KNVB weigerde. Het nationale elftal, bestaande uit amateurs, zou volgens de bond een grote nederlaag lijden tegen een Franse profploeg. In plaats daarvan organiseerde de KNVB een wedstrijd tegen Denemarken voor het Nationaal Rampenfonds.

Ondertussen werkten de Haagse profvoetballers Bram Appel en Theo Timmermans aan een eigen plan. De aanvallers van respectievelijk Reims en Olympique Nîmes wilden met een selectie van Nederlandse profvoetballers een wedstrijd spelen tegen het Franse nationale team. Opmerkelijk genoeg steunde de KNVB dit initiatief.

Het verblijf in Parijs werd door de bond bekostigd en het rood-wit-blauwe tenue werd vanuit Den Haag, waar de bond toentertijd zetelde, toegestuurd. Op 12 maart 1953, in een volgepakt Parc des Princes, won het Nederlands beroepselftal met 2-1 van Frankrijk. Meer dan de helft van de spelers kwam uit Den Haag.

De overgebleven Nantes-spelers Gerrit Vreken en Jan van Geen kwamen in het veld stadgenoten Bram Appel, Bertus de Harder, Joop de Kubber en Theo Timmermans tegen. Oud-HBS’er Fred Röhrig was de enige reserve, omdat de tweede reserve - Joep Brandes - geblesseerd moest afhaken. Ook hij was een geboren Hagenaar.

De wedstrijd werd een groot succes. Na vier jaar van povere resultaten, was het een Nederlands team gelukt om een land met profspelers te verslaan. Publiek en pers spraken grote woorden over de dadendrang in Parijs en zelfs de KNVB nam de hoed af voor de prestaties van de profvoetballers.

Toch bleef de bond zich hardnekkig verzetten tegen betaald voetbal. 'Als onze amateurprincipes niet sterk genoeg zijn om de propaganda voor beroepsvoetbal na zo'n wedstrijd te weerstaan, dan zijn ze ook niet waard om verdedigd te worden', verklaarde de bond. Deze houding hield de KNVB nog anderhalf jaar vol, totdat het tij definitief keerde.

.