Met nostalgie moet je altijd uitkijken. Je kunt niet aan de ene kant zeggen dat je je zorgen maakt over de wereldwijde vloedgolf van vals verlangen naar een verleden dat nooit heeft bestaan, en vervolgens aan de andere kant aan komen zetten met gedweep over een tijd waarin je zelf nog niet eens was geboren. Nee.
Ik heb ze nooit zien spelen: Neerlands Hoop in Bange Dagen. Bram [Vermeulen] en Freek. Ik ken ze alleen van de opnames, de vastgelegde muziek, uit boeken en archieven.
Hoewel: dat klopt maar voor de helft, want Freek ken ik persoonlijk. Het is dinsdagochtend, december. Ik ben onderweg naar Hella en Freek.
Het heeft even geduurd: al een paar jaar geleden had ik beloofd op bezoek te komen. Zoals het gaat in het leven: het kwam er steeds niet van, maar op de een of andere manier had ik onlangs heel sterk gevoeld: je moet nu gaan. Met 39 jaar moet je inmiddels toch ook een beetje begrijpen dat je met bepaalde dingen niet moet wachten.
Op een gegeven moment, zonder aankondiging, kan het niet meer. Dan ben je te laat. Freek doet open, ik zeg – verwijzend naar een terugkerende grap in zijn laatste voorstelling: „Dag Freek, ik kom de glasvezel aanleggen.
” Hij glimlacht breed. Er is, dat had ik al gezien op het podium laatst, een laag zachtheid bijgekomen. Misschien is dat wat de tijd doet.
Zelfs met de onbevreesden, van wie iedereen denkt dat ze zich onsterfelijk wanen. Freek: „Wil je koffie? We hebben alles. Havermelk, rijstmelk? Amandelmelk? Zeg het maar!” Hella loopt binnen en geeft me een brasa .
Het voelt alsof ik hier al jaren over de vloer kom, ook al ben ik hier pas voor de tweede keer. Gek hoe dat werkt, of nee: het gaat in het leven domweg niet om de frequentie, maar de mate van connectie. In 2008 kregen we les van Freek op de Amsterdamse Toneelschool en Kleinkunstacademie.
Een workshop van een paar weken. Een magische tijd. Ik was 23.
Elke dag speelde hij voor ons stukken uit oude en nieuwe voorstellingen en spraken we met hem over het vak en de tijd. Barack Obama was net verkozen tot president van de Verenigde Staten. Alles lag open, was nieuw, zinderde.
Op de laatste avond van die workshop hadden we Hella en Freek getrakteerd op een ode in het schoolpand. In het Tip Top Theater, vernoemd naar het beroemde Joodse theater dat tijdens de bezetting eerst alleen uitsluitend nog toegankelijk was geweest voor Joodse bezoekers en daarna, toen het in de hele buurt doodstil was geworden na al de razzia’s, leeg was komen te staan. Daar stonden we nu.
We dronken glühwein, en we traden op voor Hella en Freek. Ik herinner me hoe ik het gedicht van Freek voordroeg waardoor ik ooit had besloten naar de Toneelschool te gaan: „Wees niet bang, je mag opnieuw beginnen.” Freek: „Waar wil je het over hebben?” Johan: „Ik dacht.
.. Ik moet je spreken.
Want: het is weer tijd om te bepalen waar het allemaal op staat.” Weer die glimlach. Het is een citaat uit een beroemd lied van Neerlands Hoop, gemaakt rond het WK voetbal uit 1978 in Argentinië ten tijde van de dictatuur.
Freek en Bram hadden daar tegen geageerd: ‘Bloed aan de paal’. Als je een avond hebt gezopen en je rijdt er eentje dood, dan kan dat iedereen gebeuren. Ons begrip is groot, maar als je de wereld wilt verbeteren en je doet er eentje pijn, dan ben je staatsgevaarlijk.
Dan is het land te klein. Dan komen ze je halen. De ME.
Die staat paraat. Het is weer tijd om te bepalen waar het allemaal op staat. Binnen twee minuten gaat het over Gaza.
Hella gaat fel rechtop zitten: „Wat daar gebeurt kán gewoon niet, het is zo verschrikkelijk. Het kan niet. En al die discussies.
Ik ben volbloed Joods hè? Nou: ik voel me dus echt op geen enkele manier aangevallen. Ik ervaar het absoluut niet als een vorm van antisemitisme als mensen tegen wat daar plaatsvindt staan te demonstreren: de moedwillige vernietiging van een volk.” Exact! Het is weer tijd om te bepalen waar het allemaal op staat.
Aarzelend zeg ik: „Ik dacht altijd dat ik mensen kende, maar heel wat mensen die me dierbaar zijn, willen dit niet zo onverbloemd veroordelen. Ik merk dat ik het op de een of andere manier niet meer kan ontzien, snap je?” Nu knikken ze beiden en klinkt uit hun beider monden een instemmend ‘hmmm’, haast in harmonie. Ze toeren dag in dag uit samen, hun artistieke leven is een soort tango geworden: ze vullen elkaar aan, het is ontroerend om te zien.
In de herfst van hun leven, maar als je ze hier zo ziet zou je vermoeden dat het pas april is en de dooi net is ingezet. Freek: „Wat jij bij die mensen ervaart, dat heet: de scheiding der geesten. Dat komt niet meer goed.
Maar dat geeft niet. Kom, we gaan even in de werkkamer zitten, want Hella gaat schilderen.” Uiteraard.
We zitten tegenover elkaar. Tachtig is hij nu. We zijn elkaar af en toe blijven zien.
Freek: „Zo, het heeft even geduurd, maar hier zitten we dan.” Johan: „De laatste keer dat ik je zag, was een half jaar na de dood van mijn vader. 2023.
De voorstelling heette De Schreef . Na afloop sprak ik je kort in de foyer van het De La Mar. Je was opeens breekbaar en zei dat je een blackout had gehad, de avond ervoor.
En dat je de voorstelling had moeten staken. Er zat een aarzeling in je woorden die ik niet kende..
. Zoiets van: erg schrikken, niet weten wat je ermee moest..
.” Freek: „Ja, het was..
. opmerkelijk. Het vreemde is: je blijft doorpraten.
Heel lang. Je weet niet wat je zegt, maar je praat door. Mensen denken heel lang dat het erbij hoort.
Tot het echt niet meer ging...
” Wat ik hem niet vertelde maar wel dacht, was: nog meer dood kon ik er niet bij hebben. Freek was beslist niet mijn tweede vader, en vrienden waren we misschien ook niet, het zou potsierlijk zijn dat te beweren en tegelijkertijd was er wel degelijk een betekenisvolle verwantschap geweest, door de jaren heen. Ik dacht in die foyer: hij mag niet ook sterven nu.
Dit mocht geen vooraankondiging zijn van het einde. Een echt einde, niet zo’n einde waarbij er toch weer leven na de dood zou blijken te zijn, maar: BAM. Klaar.
Richting hemelpoort. Oké, misschien zou Bram daar op hem wachten op een barkruk met rode wijn, maar dat viel misschien ook wel te betwijfelen. Dat was weer valse nostalgie.
Niet doen. Freek: „Ik sta nu weer op het podium en heb het niet als een breuk gezien, dat moment een paar jaar geleden. Maar wel als een waarschuwing.
In mijn laatste voorstelling speel ik er mee. Soms, als ik even wat langer moet zoeken naar de juiste woorden dan vroeger, dan zeg ik gewoon: ‘Hella! Waar zijn we nu?’ Zij roept dan waar we zijn, en dan ga ik soepel verder.” Johan: „En dat vind je dus niet erg? Dat je soms opeens voelt.
.. dat je sterfelijk bent?” Freek: „Johan, ik ben op een leeftijd dat ik denk: ik hoef over doodgaan niet meer na te denken, want het is prima als het nu gebeurt.
En het is ook prima als het niet gebeurt. Ik heb gedaan naar vermogen wat ik kon. Ik heb niet veel te betreuren van wat ik gedaan heb.
Ik kan nog wel een paar programma’s maken, maar dat zal niet – dixit Reve – het definitieve einde betekenen van het theater zoals we dat nu kennen.” Johan: „Ik vind dat wel geestig. Ik denk dat veel mensen jou juist zien als iemand die nog steeds zo enorm graag wil.
Dit klinkt alsof je veel meer vanuit een bepaalde berusting vertrekt.” Freek: „Ik heb gewoon zin om te spelen. In het nu.
Je staat op en hebt zin om wat te doen. Spelen. Maar als het morgen stopt, is het prima.
Ik heb geen nostalgische hunkering naar een periode of zo.” Johan: „Wat is er mis met nostalgie? Ik bedoel: dat is een subjectieve vraag..
. Maar toch: wat is er mis mee?” Freek kijkt me geamuseerd aan. Ik zie hem denken: een subjectieve vraag, ja, zoals elke vraag.
Freek: „Nostalgie is een leugen, zal ik maar zeggen. Een verkeerd beeld over wat je hebt meegemaakt. Een geromantiseerd beeld.
En daar verbind je vervolgens conclusies aan met betrekking tot het heden, die dus per definitie vals zijn.” Johan: „Waarom zijn we als mensen dan toch zo vatbaar voor nostalgie?” Freek: „Ja..
. Omdat we altijd zoeken naar..
.. Naar easy living! Dat is het.
Makkelijk leven. Het is natuurlijk wonderlijk, want we hebben op een enorme strijdbare manier dit leven, deze staat van leven bereikt en dan opeens..
. Nostalgie! Een perfect voorbeeld van wat decadentie met je doet. Het is van alle tijden hoor.
” Johan: „Toch schop je als jongeling vaak tegen de status quo aan of niet? Wat jij en Bram deden: het is weer tijd om te bepalen waar het allemaal op staat! Tegen de bierkaai!” Freek: „Dat komt natuurlijk ook omdat je je jonge jaren niet beschouwend beleefd, die beleef je levend.” Johan: „Je zegt dat je weinig in je leven hebt om te betreuren. Met Bram en jou is het niet zo fraai geëindigd.
En jullie hebben het nooit meer goed gemaakt. Heb je daar spijt van?” Freek: „Spijt hebben heeft geen zin. Ik heb het gedaan.
” Johan: „Waarom heeft spijt hebben geen zin?” Freek: „Spijt is een beetje voorbijgaan aan hoe het leven is.” Johan: „Daar kan ik voor een deel in mee. Ik volgde eens een cursus over hoe je er als ouder het beste mee om kunt gaan als je kind zowel een ijzersterke wil heeft als heel gevoelig is.
De auteur die de cursus gaf zei: sorry zeggen vinden we fijn, maar is eigenlijk egocentrisch. Sorry zeggen gaat over jóu. Over jóuw schuldgevoel.
Sorry dat ik je iets te boos toesprak. Daar heeft de ander nooit wat aan.” Freek: „Zo is het.
..” Johan: „En toch.
.. het moet ook geen manier zijn om te zeggen dat je geen enkele verantwoordelijkheid hebt naar anderen in het leven.
Zo denk ik sinds ik vader ben veel vaker na over de mannelijke artiesten die vroeger mijn podiumhelden waren: jij, Thomas, Paul (Acda en de Munnik)...
Toen dacht ik: die leven voor de kunst, hun hele leven. Geweldig! Nu denk ik toch ook wel: jullie waren nooit thuis. Best wel ernstig.
” Freek: „We hadden het er gisteren toevallig tijdens de wandeling nog over: Hella is tot de kinderen naar de lagere school gingen eigenlijk gewoon vooral moeder geweest.” Johan: „En hoe vinden jullie dat? Hoe kijk je daar nu naar?” Freek: „Als wij nu hadden geleefd, was dat echt anders gegaan. En ik ben het later ook wel anders gaan aanpakken.
Maar toch: je kunt niet alles tegelijk.” Johan: „Dat is het probleem misschien van mijn generatie, alles tegelijk willen. Maar helaas is het ook te vaak een manier om te zeggen: niet alles kan tegelijk, dus de vrouw brengt toch maar weer het carrière-offer.
Eerlijk gezegd vond ik het vroeger nog al eens gratuit als je Hella op het podium haalde, net zoals ik er niet meer zo goed tegen kan als mannen die een Oscar winnen snikkend speechen en hun vrouw bedanken, want: ‘Zij stond altijd naast me’. Dan denk ik: naast je?! Ze heeft gewoon alles opgevangen. Maar de laatste jaren.
.. als ik jullie zie.
In het theater, of samen buigend bij het slotapplaus: dan voelt het compleet en gelijkwaardig. Een twee eenheid die echt samen creëert.” Freek: „Het ding van het leven is dat je altijd wordt verscheurd.
Tussen het een en het ander. Je kunt niet zeggen: het een is minder waar dan het ander. Ik ben altijd een monogame man geweest.
Dat wel. Dat was mijn trouwheid. Maar in mijn werk.
.. was ik volledig toegewijd.
Je kunt wel gewoon eerlijk zeggen dat ik een betere kunstenaar dan vader ben geworden.” Johan: „Dat vind ik toch wel tragisch. Hoewel: we hadden het er net over wat je zo verdrietig maakt in deze tijd; dat we als mens tragisch behoren te zijn.
In onze onvolmaaktheden. Maar dat we inmiddels meelijwekkend zijn geworden. Geloof, Hoop en Liefde, zeg je in je laatste voorstelling, hebben plaatsgemaakt voor Lef, Hoop en Trots.
” Freek: „Dat is toch ook diep triest?! Geloof en Liefde vervangen door Lef en Trots?!” Even is hij de conferencier, met die raspende, omhoog schietende stem, maar niet op een vervelende, ijdele manier: het zit hem echt dwars. Freek: „Dat is wat we zijn geworden. Meelijwekkend.
Het allerergste van alles vind ik: Kamp van Koningsbrugge ! Dat je dan met zijn allen op zo’n kamp moet. Ertegenaan! Om maar iets te voelen.” Johan: „Maar is het niet ook meelijwekkend om te concluderen dat je een betere kunstenaar bent geworden dan vader?” We zwijgen even.
Hella komt de kamer binnen met een pannetje. Hella: „Rook je het niet, Freek? Aangebrand! Ik rook het dus wel. Dit mag je echt zelf even doen.
” Freek staat op, loopt met het aangekoekte pannetje naar het wastafeltje in de hoek van de kamer. Hella blijft staan: „Ik wil je niet weg hebben, Johan, helemaal niet, maar Freek moet zo wel even die Neerlands Hoop boxen gaan signeren.” En weg is ze.
Als het pannetje in de week ligt, gaan we opnieuw zitten. Freek: „Het leven is niet geordend. Het leven is nu eenmaal van alles tegelijk.
En je kan wel proberen zoveel mogelijk te regelen, maar het lot ben je niet voor. Er gebeuren dingen..
. Nou ja, we hebben..
..” Heel even houdt hij in, dan toch weer terloops: „We hebben een kind verloren.
Ja, dat was natuurlijk een enorme shock.” Johan: „Je bent meteen die avond gaan spelen, las ik ook. En daarvan heb je overigens wel gezegd dat je daar spijt van had.
” Freek: „Ja, dat was...
dat was de shock. En ja: daar kun je spijt van hebben, maar..
. ik heb het gedaan. En op een bepaalde manier heb ik daarmee ook mezelf gered, zal ik maar zeggen.
” Johan: „Is het toch altijd het instinct om vooral jezelf te redden?” Freek, met die glimlach van iemand die net als Remco Campert altijd zeventien is gebleven: „Je kunt in wezen niemand anders redden dan jezelf.” Johan: „Nee, maar in dit geval: hoe verhoudt liefde zich daartoe, en de onvoorwaardelijkheid daarvan?” Freek: „Nou ja..
. eh..
. ik denk..
.” Ik denk opeens aan dat gedicht. Dat gedicht dat ik hem ooit, lang geleden, voor het eerst zag voordragen.
Het was in het Nieuwe Luxor in Rotterdam, tijdens het juryberaad van Camaretten. Freek trad op. Na het applaus kwam hij nog even terug en droeg het voor.
Het had me betoverd en was in alle jaren erna met me mee gereisd, dat gedicht. En nu we het hier aan zijn werktafel – toch wonderlijk hoe het leven soms de paden van jou en de helden uit je jeugd samenbrengt – spraken over redden en liefde, nu citeer ik die ene strofe, uit dat gedicht: Wees niet bang Voor wat ze van je vinden Wat weet je van een ander Als je jezelf niet kent Verlies je oorsprong niet Door je te snel te binden Het leven lijkt afwisselend Maar zelfs de liefde went. Hij kijkt me aan zoals vaders naar zonen kunnen kijken.
Ik denk: ik moet me niet aan hem en Hella gaan hechten, voor vriendschap is het misschien een beetje te laat, of...
Je zou kunnen zeggen: dat je alleen jezelf kunt redden is het toppunt van egoïsme. Je zou ook kunnen zeggen; als je alleen jezelf kunt redden, als dat het vertrekpunt is, is er vervolgens de vrijheid om je aan anderen te hechten, om mensen – zonder angst ze straks weer kwijt te raken – dichterbij te laten komen. Niet met lef en trots.
Nee, met geloof, hoop en liefde, waarbij hoop niet langer de passieve kreet is van degene die bedwelmd wordt en zich wil wentelen in vals verlangen. Nee, waar hoop een anker is. Een begin.
Je moet het verder zelf doen. Freek: „Ik moet die boxen gaan signeren, Johan, maar ik vond het heel aangenaam. Kom je in het nieuwe jaar gewoon nog een keer langs?” Misschien worden we toch nog echte vrienden.
Het zou kunnen: we hebben de tijd..
Vermaak
Freek de Jonge (80) houdt de kerstconference: ‘Dat is toch ook diep triest?! Geloof, Hoop en Liefde vervangen door Lef, Hoop en Trots?!’
Freek de Jonge is op Eerste Kerstdag op televisie te zien met ‘Vrede op aarde’. Schrijver/theatermaker Johan Fretz, zelf tot het vak geroepen door een tekst van De Jonge, zocht hem op voor een persoonlijk gesprek over nostalgie, liefde en jezelf redden.