Frankrijk is politiek ontregeld, Duitsland zit economisch vast. Is Europa nog slagvaardig?

Donald Trump in het Witte Huis, Chinese concurrentie, Russische agressie. Europa staat van alle kanten onder druk. En juist nu zitten de grootste EU-landen, Duitsland en Frankrijk, politiek en economisch in een impasse.

featured-image

Onzekere tijden zijn het voor Europa, onveilige tijden ook. Bovenop militaire agressie uit Rusland komt rap toenemende, moordende economische concurrentie uit China. En bij de grote bondgenoot klinkt weer: America First .

En Europa zelf? Dat raakt intern juist politiek ontregeld en economisch verzwakt. In korte tijd zijn de regeringen van de twee grootste EU-landen, Duitsland en Frankrijk, gevallen. Eerst, vorige maand, die in Berlijn, en deze week die in Parijs.



Duitsland, vanouds de economische motor van Europa, bevindt zich in staat van economische malaise. En Frankrijk, poltiek en militair van groot gewicht, raakt verzand in de schulden. Heeft Europa dan wel de politieke en financieel-economische slagkracht om zich staande te houden in deze tijd van geopolitiek onweer? Dreigingen en risico’s zijn er genoeg.

Over een paar weken zit Donald Trump in het Witte Huis. Of Europa zijn behaaglijke Amerikaanse defensieparaplu zal behouden onder een nieuwe ronde Trumpisme, valt te bezien. Op handelsgebied dreigt de president in spe met een reeks invoerheffingen die waarschijnlijk ook Europese exporteurs zullen treffen.

Intussen wordt Europa’s industriële basis bedreigd door China, die de eigen industrie spekt met royale subsidies. En ook de VS hebben hún subsidiekraan geopend om de industrie aan te jagen. In combinatie met de relatief lage energieprijzen in die beide landen, en hun groeiende technologische voorsprong, prijst dat Europese bedrijven uit de markt.

Dat laat zich nu duidelijk voelen. Voor het eerst in 87 jaar wil Volkswagen fabrieken sluiten in Duitsland; afgelopen week werd bij het bedrijf massaal gestaakt. Het blijft niet bij de auto-industrie: chemie- en staalbedrijven als BASF en Thyssenkrupp schrappen ook duizenden banen.

En het blijft niet bij Duitsland: In Italië kreunt de auto-industrie , bandenmaker Michelin sluit Franse fabrieken , van Nederland tot Spanje gaan chemiefabrieken dicht . En dan is er Europa’s fysieke onveiligheid, door de niet ophoudende oorlog van Vladimir Poetin tegen Oekraïne, plus diens parallelle, ‘hybride’ oorlog tegen het Westen. De Europese Unie beschuldigt Moskou van „destabiliserende” cyberaanvallen, sabotage en desinformatie.

Tegen deze achtergrond vond de val plaats van de Duitse en Franse regeringen. In beide gevallen was onenigheid over de begroting de aanleiding – hoewel de financiële problemen van Duitsland en Frankrijk sterk uiteenlopen. Duitsland is vooral economisch vastgelopen.

Het bbp kromp er vorig jaar en dit jaar waarschijnlijk ook. Er gaat geen week voorbij of er worden ergens in de industrie ontslagen aangekondigd. De Duitse infrastructuur is verwaarloosd, de innovatie houdt die in China en de VS niet bij.

Voorstellen om de economie met overheidsfondsen te versterken, deden de coalitie in november uiteen spatten. Frankrijk doet het economisch wat beter, maar het wordt nu hard geconfronteerd met de gevolgen van jarenlang roekeloos begrotingsbeleid. De staatsschuld (krap 113 procent van het bbp, ver boven het EU-maximum van 60 procent) dreigt onhoudbaar te worden.

Nu moet er acuut en fors worden bezuinigd – maar in het versplinterde Franse parlement is daar vooralsnog geen meerderheid voor te vinden. De EU draait van oudsher op een sterke Frans-Duitse politieke as. De landen streven ernaar hun grote politieke geschillen te overbruggen, en die om te zetten in compromissen en initiatieven in Brussel.

De as draaide recent toch al niet soepel: de persoonlijke verhouding tussen de Franse president Emmanuel Macron en de Duitse bondskanselier Scholz geldt als stroef en er was dit jaar onenigheid over, onder meer, militaire steun aan Oekraïne, EU-importheffingen tegen Chinese elektrische auto’s en het EU-handelsverdrag met de Mercosur-landen. Nu komt daar de politieke verlamming in Berlijn en Parijs bovenop. Geen van de regeringen heeft nog een sterk politiek mandaat.

Duitsland houdt op 23 februari vervroegde verkiezingen. In Parijs kan Macron er, ook wanneer hij een nieuwe premier heeft benoemd , niet omheen dat hij geen meerderheid heeft in het parlement. Die meerderheid verloor de president bij de parlementsverkiezingen van juni en juli, die hij zelf onverwacht uitriep na de Europese verkiezingen.

Wat het vleugellamme karakter van de Duitse en Franse regeringen in EU-bestuurshoofdstad Brussel zal betekenen, is nog niet zonneklaar. Gebrek aan leiderschap vanuit de Parijs en Berlijn zal niet door iedereen worden betreurd. Andere lidstaten, of de Europese Commissie, kunnen hun invloed dan juist proberen te vergroten.

Denk aan de Italiaanse premier Meloni, of aan Commissievoorzitter Ursula von der Leyen. Maar Europa zal de Duitsers en de Fransen hoe dan ook nodig hebben. De verhoging van defensie-uitgaven, door álle lidstaten, geldt gezien de Russische dreiging als dringend.

Een effectieve industriepolitiek die de deïndustrialisatie van Europa tegengaat, kan evenmin wachten. Wat defensie betreft: uit een onderzoek van het Europees Defensieagentschap bleek deze week dat Duitsland weliswaar zijn defensie-uitgaven heeft opgeschroefd, maar duidelijk nog niet voldoet aan de NAVO-norm van 2 procent van het bbp: de Duitsers halen 1,6 procent. Frankrijk heeft uitgaven amper verhoogd en blijft steken op 1,9 procent.

Hier wreekt zich dat Duitse en Franse politici tegen (heel verschillende) begrotingsproblemen aanlopen. Duitsland heeft grondwettelijk een rem vastgelegd op het maken van nieuwe schulden (de Schuldenbremse ). Daardoor zit Berlijn financieel in een keurslijf en is het politiek ook een stuk minder wendbaar wanneer, zoals nu, de wereld onveiliger wordt.

Dit wordt overigens ook in Duitsland steeds meer zo gevoeld: deze week sprak de chef van de Duitse centrale bank, Joachim Nagel, zich uit voor meer flexibiliteit, zodat essentiële defensie- en infrastructuurinvesteringen doorgang kunnen vinden. Eerder sprak christen-democratisch oppositieleider en mogelijk nieuw kanselier Friedrich Merz zich voorzichtig in gelijke zin uit. En Frankrijk? Dat heeft zijn ruimte om extra te investeren eigenlijk allang verspeeld.

Met het huidige begrotingstekort van 6 procent (twee maal het EU-maximum) blijft de topzware staatsschuld alleen maar toenemen. De Fransen staan onder druk om te bezuinigen, vanuit de obligatiemarkten (rentes op staatsschuld zijn recent opgelopen) en vanuit instellingen als de Europese Commissie en het Internationaal Monetair Fonds. Intussen dreigen voor Frankrijk, net als voor alle Europese landen, juist extra uitgaven op de middellange termijn, door de vergrijzing, de energietransitie en economische schade door klimaatverandering.

Het maakt de druk op begrotingen alleen maar groter. Wat als Europa erin zou slagen om als blok gezamenlijk – om al die nationale politieke problemen heen – de investeringen te doen om zijn veiligheid te vergroten en zijn economie te versterken? Dat is het idee achter plannen om op EU-niveau, met gemeenschappelijk geleend geld, veel sterker te investeren in de industrie, in innovatie, in de energietransitie en in defensie. Honderden miljarden euro’s per jaar in investeringen zijn nodig om te voorkomen dat Europa verkommert tot een steeds armere samenleving, staat in het veel besproken rapport van Mario Draghi, oud-voorzitter van de Europese Centrale Bank, dat in september verscheen.

Hij steunt pleidooien om het publieke deel van die investeringen – het bedrijfsleven moet ook meebetalen – te financieren met gemeenschappelijk uitgegeven EU-obligaties. Dergelijke obligaties, waar financiële garanties van lidstaten achter zitten, zijn van oudsher een controversieel idee: financieel solide landen als Duitsland en Nederland zouden dan de risico’s van schuldenlanden als Frankrijk en Italië op zich nemen. Door de coronapandemie sneuvelde het taboe op EU-schulden in feite al.

De Europese Commissie gaf tijdelijk, door de lidstaten gedekte leningen uit voor het EU-herstelfonds, om de economie aan te zwengelen. Sindsdien woedt de discussie of die leningen niet permanent moeten worden. Die discussie kreeg deze week extra vaart: Denemarken, van oudsher sceptisch hierover, gaf zijn verzet op.

De tijd voor EU-obligaties is rijp nu Europa zich beter moet verdedigen en nu het economisch de slag dreigt te verliezen van de VS en China, aldus de Deense premier Mette Frederiksen. Intussen zijn onderhandelingen over een specifiek op defensie gericht Europees investeringsfonds nu in een verregaande fase beland, meldde zakenkrant Financial Times deze week. Het beoogde fonds van 500 miljard euro zou worden ingezet voor gemeenschappelijke wapenprojecten en voor aanbestedingen van wapens en materieel.

Het zou worden gefinancierd met gemeenschappelijke door lidstaten uitgegeven leningen. De Europese Investeringsbank (een EU-instelling) zou er een technische rol in krijgen, maar ook niet-EU-landen als het Verenigd Koninkrijk en Noorwegen zouden erin kunnen participeren. Dat zou een politieke doorbraak betekenen na de Brexit, de Britse EU-uittreding van 2020.

Zo lijkt, onder druk van de snelle geopolitieke veranderingen in de wereld, toch ook veel vloeibaar te worden in Europa, politieke stagnatie en economische malaise in de twee grootste lidstaten of niet..