Felle kritiek Raad van State op hervormingsplannen arbeidsmarkt

Twee belangrijke wetten waarmee het kabinet de arbeidsmarkt fundamenteel wil hervormen, gaan niet werken. Dat stelt de Raad van State. Volgens de belangrijkste adviseur van de regering moet het kabinet zijn huiswerk opnieuw doen. Wat gaat er mis? Vier vragen en antwoorden.

featured-image

Ooit had bijna iedereen een vast contract en werkte je bijna je hele leven voor dezelfde werkgever. Dat is compleet veranderd. Werknemers hoppen met tijdelijke contracten van de ene naar de andere baan.

In 2023 waren er 2,7 miljoen werknemers met een flexibele arbeidsrelatie, aldus het CBS. En dan zijn er nog eens circa 1,2 miljoen zelfstandigen. De flexibilisering is doorgeschoten, vinden veel partijen in politiek Den Haag.



De arbeidsmarkt moet op de schop. Het uitgangspunt: bij structureel werk hoort een vast contract. Zo wil Den Haag de zogenoemde nul-urencontracten verbieden.

Er komen basiscontracten met een minimum aantal uur waarvoor werkenden worden ingeroosterd en betaald krijgen. Ook verandert de ketenbepaling: na drie jaar, of drie contracten, moet een werkgever iemand in dienst nemen. Gebeurt dat niet, dan mag de werkgever die werknemer pas vijf jaar later weer opnieuw inhuren.

Zzp'ers moeten voortaan ook in dienst als ze hetzelfde werk doen als iemand in loondienst. Ook kunnen zelfstandigen die minder dan 33 euro per uur verdienen, makkelijker een contract eisen. De Raad van State (RvS) heeft advies gegeven over de twee wetten waar deze maatregelen instaan.

De Wet meer zekerheid flexwerkers en de wet Verduidelijking Beoordeling Arbeidsrelaties en Rechtsvermoeden (VBAR). En de RvS is zeer kritisch. De arbeidsmarkt wordt 'niet fundamenteel hervormd' door de twee wetsvoorstellen, aldus de adviseurs.

De Raad van State vraagt zich af wat de VBAR toevoegt. Er is al een andere wet, waarmee opdrachtgevers en opdrachtnemers kunnen bepalen of iemand als zelfstandige mag werken. Die wet, de wet deregulering beoordeling arbeidsrelaties (DBA), werd in 2016 ingevoerd.

Hierin staat onder meer dat zelfstandigen niet onder gezag mogen werken. De handhaving van die wet (handhavingsmoratorium) werd echter meerdere keren opgeschort, omdat er onduidelijkheid was over de uitvoering. De VBAR moest de wet DBA vervangen en verbeteren.

Terwijl het kabinet aan de VBAR werkte, zijn er verschillende rechtszaken geweest over de vraag of iemand als zelfstandige mocht werken. Zo was er bijvoorbeeld een uitspraak over een corrector die bij de Volkskrant werkte, een uitspraak over timmerlieden die bij een houthandel werkten en de Hoge Raad boog zich over de vraag of de maaltijdbezorgers van Deliveroo in loondienst hadden moeten werken. Die uitspraken scheppen duidelijkheid over wat er wel en niet mag.

De wet VBAR legt alleen vast wat al in rechtspraak duidelijk is geworden, aldus de Raad van State. Het is een opsomming van de bestaande regels. Waarom is dan een nieuwe wet nodig? Zeker omdat ook de wet VBAR vooraf geen 100 procent duidelijkheid biedt of iemand als zelfstandige ingehuurd mag worden.

"De feiten en omstandigheden van het geval zullen uiteindelijk beslissend blijven", aldus de Raad. In gewone mensentaal: het blijft maatwerk, dat niet in algoritmes of modellen gegoten kan worden. De Raad denkt dat handhaven op schijnzelfstandigheid, wat per 1 januari 2025 al gedaan wordt door opheffing van het handhavingsmoratorium van de wet DBA 'effectiever is'.

Door deze wet krijgen flexwerkers meer zekerheid. Maar het kabinet zou volgens de belangrijkste adviseurs van het kabinet ook het vaste contract aan moeten pakken. Nu kunnen werkgevers die iemand een vaste baan aanbieden, bijna nooit meer van diegene af.

Bij ziekte moet de werknemer twee jaar doorbetaald worden, en ontslag kan alleen als het economisch heel slecht gaat met het bedrijf. Iemand ontslaan, omdat hij zijn werk niet goed doet, is lastig bij een vast contract. Daardoor zijn bedrijven ook huiverig om werknemers permanent aan te nemen en geven ze liever steeds een tijdelijk contract.

De Raad van State pleit voor 'meer flexibiliteit binnen het vaste contract', dan worden de verschillen tussen de groepen werknemers minder groot. Het verbod op oproepcontracten geldt bovendien niet voor onder meer studenten en minderjarigen. Het kabinet legt volgens de Raad niet goed uit waarom dit verschil er is.

Het advies van de Raad van State kan genegeerd worden, maar dan heeft het kabinet wel iets uit te leggen aan de Tweede Kamer. Advocaat Boris Emmerig, die bedrijven over de wet DBA adviseert, denkt dat het kabinet terug naar de tekentafel gaat. In 2026 had VBAR ingevoerd moeten worden.

"2026 is niet meer haalbaar. Het moet opnieuw langs de Eerste en Tweede Kamer. En de hele lobby zal zich er opnieuw op storten.

" Een nieuwe wet heeft volgens Emmerig alleen waarde als die concreter wordt. "Het huidige wetsvoorstel is het resultaat van gepolder. Maar maak het nu eens concreet.

Wanneer ben je zelfstandige en wanneer niet." Hij noemt de commissie Boot, een adviescommissie die al in 2016 een rapport uitbracht over de werking van de wet DBA. Boot deed tien aanbevelingen om de beoordeling of iemand in dienst moet, te verbeteren.

"Zo moest de duur van de opdracht een criterium worden. Zeg bijvoorbeeld, als een opdracht langer dan zes maanden duurt, is het een dienstbetrekking. Dat soort aanbevelingen zou het veel duidelijker maken," aldus Emmerig.

Intussen verwacht de advocaat nog meer rechtszaken. "Ziekenhuizen blijven soms met zzp'ers werken, omdat ze anders de roosters niet dicht krijgen. Er zal vast wel een ziekenhuis naar de rechter stappen, als er een boete of naheffing komt.

".