‘Er is niet eerder zo over de ruggen van de regenbooggemeenschap campagne gevoerd’

featured-image

‘Er is niet eerder zo over de ruggen van de regenbooggemeenschap campagne gevoerd’ Als jongetje verschanste Ruud Douma zich in zijn slaapkamer, als Dolly Bellefleur ging hij 35 jaar geleden de barricades op. ‘Als ik in mijn schulp wil kruipen, trekt Dolly me eruit.’ ‘Ik zal je rondleiden als Ruud’ staat voor de duidelijkheid in het appje, want je weet nooit zeker wie je gaat ontmoeten: wordt het Ruud Douma of Dolly Bellefleur, al 35 jaar zijn alter ego.

Deze keer is het dus Douma. Hij licht de tentoonstelling toe die in Verwey Museum Haarlem is gewijd aan het jubileum van Dolly. Maar een paar dagen later is het Dolly die op de foto gaat, in vol ornaat tijdens een van de activiteiten die rond de tentoonstelling worden georganiseerd: een bijeenkomst op Wereld Aids Dag, het Pink Poetry Cabaret Festival en Woensdag Hooggehakt-dag.



Voor Douma – onopvallend in grijs en blauw – is het trouwens niet altijd even duidelijk waar hij eindigt en Dolly begint, zegt hij met een lach. “Ze lopen steeds meer in elkaar over. Vroeger waren ze strikter gescheiden.

” Maar er verandert wel iets als hij zijn kenmerkende witte suikerspinnenpruik op zet. “Dan ga ik tegen mezelf praten in de spiegel, mijn stem gaat omhoog. Het is geen rol, het is een uitvergroting van dingen die al in mezelf zitten.

Dolly is een verlengstuk van mij. Ik treed ook weleens op als Ruud. Als er dan een stilte valt, merk ik dat ik snel uit het Dolly-vaatje ga tappen.

” Dat klinkt een beetje alsof hij meerdere persoonlijkheden heeft. “Oh, gaan we die kant op met het interview”, zegt hij schalks. Kijk, daar komt de gevatte Dolly even om de hoek kijken.

De expositie gaat grotendeels over Dolly, haar opvallende kostuums en haar tomeloze inzet voor de regenbooggemeenschap – de liedjes over aids in de jaren negentig, het muzikale protest tijdens een bezoek van Poetin aan Nederland in 2013, haar activiteiten op scholen. Maar er is ook een kamertje ingeruimd voor Douma; zijn kinderkamer, volgeplakt met posters van Abba, Olivia Newton-John, Robert Long, Ard Schenk en Johan Cruijff. Hij wijst op een foto van een jonge Rutger Hauer.

“Toen ik hem als Floris zag op tv, merkte ik echt dat ik anders was.” Natuurlijk zijn ook Audrey Hepburn en Jackie Kennedy vertegenwoordigd – de vrouwen die later de inspiratiebron zouden worden voor Dolly’s kledingstijl. Verrassend genoeg verkleedde Douma zich in die tijd nooit als vrouw, hij fantaseerde er niet eens over.

“Maar ik voelde me wel altijd een buitenbeentje.” Ruud Douma (1961) woonde met zijn ouders, broer en twee zussen in Huizen. “Ze waren daar erg christelijk, wij gingen niet naar de kerk.

Ik zat wel op christelijk koor de Zendertjes. Ik was jongenssopraan.” Hij steekt zijn vinger in de lucht.

“Hoor!” Op de geluidsband, waarop het kinderkoor luidkeels Glory, glory hallelujah zingt, klinkt een helder stemmetje. “Dat ben ik, ik zong een solo.” “Ik was een heel open, spontaan jongetje, maar ik werd veel gepest, uitgescholden en in elkaar geslagen.

Ik kroop in mijn schulp, ik trok me steeds meer terug in mijn kamer met mijn pick-up. Er kwamen weinig vriendjes mee naar huis. Je schaamt je als je gepest wordt.

Daar zijn wel zaadjes gepland waaruit later Dolly is opgebloeid. Door in de huid van Dolly te kruipen heb ik dat jongetje weer tevoorschijn kunnen toveren, denk ik.” Dat duurde overigens nog wel even – Douma had er al een carrière in het toerisme opzitten toen hij via een vriendin terechtkwam in het Anthony Theater op de Amsterdamse Wallen.

“Zeg maar niet dat ik toen al 28 was”, fluistert hij. “Ik vond de sfeer fantastisch. De eigenaar vroeg: zou jij een revue willen presenteren als vrouw? Die man zag blijkbaar dingen aan mij waardoor hij dacht: dat past wel.

In die eerste shows kondigde ik collega’s als Hellun Zelluf en Vera Springveer aan.” Een dragqueen is hij niet, legt hij uit. “Begrijp mij niet verkeerd, ik heb daar geen waardeoordeel over.

Eigenlijk ben ik altijd een beetje bang om erover te praten. Maar ik heb me nooit prettig gevoeld in dat hokje. Mijn beeldtaal is anders, dat zie je wel aan de kostuums.

Niet de geijkte boa’s en pailletten. Ik draag ook geen nepborsten, ik heb dat altijd vrouwonvriendelijk gevonden.” Douma ziet Dolly meer als een collega van Margreet Dolman, een typetje van Paul Haenen.

Al snel ging hij zelf zingen en teksten schrijven. “Ondeugende liedjes, een tikkeltje erotisch getint.” Een jaar na zijn debuut in 1989 werd Dolly gevraagd voor een optreden bij het Homomonument in Amsterdam.

“Daar zag ik Ilja, een jongetje met make-up op zijn gezicht. Hij wilde worden wat hij altijd al was: een meisje. Toen bedacht ik dat ik met Dolly misschien ook kon bijdragen aan de homo-emancipatie, zoals dat toen nog heette.

” Hij wijst op een tegeltje in zijn kinderkamer waarop staat: ‘In de rechtszaal van het geweten wordt doorlopend zitting gehouden.’ “Dat is me wel met de paplepel in gegoten: je moet proberen iets te betekenen voor anderen.” Hij hoefde niet lang naar een onderwerp te zoeken.

“We zaten midden in het aidstijdperk. Ik heb heel veel vrienden verloren, soms waren er twee begrafenissen in een week.” Hij schiet vol als hij erover praat.

Aan een wand in het museum hangt een twintigtal foto’s van jonge mannen. “Dit zijn allemaal vrienden en collega’s die zijn overleden. Je voelde je heel machteloos.

Ik heb met Karin Spaink een lied geschreven over veilig vrijen. Ik gaf voorlichting bij mensen thuis.” Hij wijst op een zwart-witte ‘robe’ met rode harten.

“Het zwarte deel staat voor de schaduwzijde van de liefde. En dit”, zegt hij, wijzend op het met glazen kralen bezette witte deel, “zijn de tranen”. “Ik ging ook als Dolly optreden in het Prinsengrachtziekenhuis, daar hadden ze een aidsafdeling.

Dan zag ik mensen die ik een maand eerder nog in het uitgaansleven had gezien, die lagen aan zuurstofflessen en...

nou, sorry.” Dolly ging ook scholen bezoeken. “Doordat ik gepest ben, is dat een drijfveer geworden.

Ik vind het belangrijk, maar ook heel fijn om te doen. Samen met de docent debatteren we over pesten, discriminatie en de vraag of je je veilig voelt in de klas. Om het ijs te breken ga ik buiten voetballen met de jongens.

Op mijn hoge hakken ja. Voetballers willen toch altijd met een hakje scoren?” Douma geeft toe dat hij alleen op scholen komt waar dit onderwerp al bespreekbaar is. Zou Dolly ook naar scholen durven waar dit onderwerp moeilijk ligt? “Het is geen kwestie van durven, ik zou het willen.

Als ze bellen kom ik. Maar ze bellen niet.” Voor de tentoonstelling interviewde Dolly vier jongeren die ook ‘anders’ zijn.

Op beeldschermen vertellen ze hun verhaal. “Dit is Anna, zij weet al vanaf haar dertiende dat ze op meisjes valt. Ze is een soort buurtcoach, altijd aan het voetballen.

Justus is non-binair. Wat ik hoopgevend vind, is dat die jongeren veel meer bagage hebben dan ik in mijn tijd, ze zijn weerbaarder. Achteraf begrijp ik nog steeds niet dat ik nooit terugsloeg.

” Hij vouwt zijn handen voor zijn gezicht. “Ik deed alleen maar zo.” We zijn er nog lang niet, moet Douma na 35 jaar activisme vaststellen.

“Er zijn ontwikkelingen die niet per se de goede kant op gaan. De timing van de tentoonstelling is wat dat betreft perfect. Je zag het bij de laatste Tweede Kamerverkiezingen.

Er is volgens mij niet eerder zo over de ruggen van de regenbooggemeenschap campagne gevoerd. Partijen die het hebben over diversiteitsgeneuzel, genderwaanzin – dat is toch zorgwekkend.” Hij heeft ervaring met negatieve reacties, zeker online.

Hij loopt naar een foto. “Kijk, dit is de regenboogvlag die hing aan de Westertoren in Amsterdam, die heb ik om mijn lijf gedrapeerd. Dan schrijft iemand: ‘Een vlag moet hangen, jij ook’.

Dat pesten blijft. Ik heb dan de neiging om in mijn schulp te kruipen, maar Dolly trekt me eruit.” Douma wil positief blijven.

“Ik noem mezelf altijd opgeruimd pessimistisch. De expositie is een hoopvol manifest. Ik hoop op verbinding - dat is tegenwoordig ook al een beladen woord.

Maar het is altijd mijn uitgangspunt geweest: op een lichte toon zware onderwerpen aankaarten en bespreekbaar maken.” Hij wijst naar een andere foto, waarop Dolly Bellefleur op straat in gesprek is met een vrouw met een zwarte hoofddoek en een zwart gewaad aan. “Dit gebeurde tijdens de Pride Walk in Amsterdam.

Ik zag haar worstelen met al die grote tassen dus ik ging haar even helpen. Dan komen er toch even twee totaal verschillende werelden bij elkaar. Ze vertelde heel liefdevol dat ze bruidskleding had opgehaald voor een familielid.

We hadden hier heel even een klik.” Twee dames die de tentoonstelling bezoeken kijken al een poosje in zijn richting en durven het nu wel te vragen. “Ben jij Dolly?” Douma betrekt ze meteen in het gesprek en vertelt over een volgende foto.

“Dit was in het Mozartjaar, ik deed een parodie op Berdien Stenberg – weet u nog wel, met die dwarsfluit. Mijn vader had speciaal een fluit gemaakt die uit elkaar kon vallen tijdens de act. Mijn vader maakte altijd decors, ik had heel lieve ouders, die steunden me altijd.

” Douma begint te zingen met de stem van Dolly: ‘Hoor hoe wonderschoon ik op mijn fluitje fluit...

’ De dames schateren. Laat liefde regeren – Dolly Bellefleur 35 jaar op de barricade. Te zien t/m 11 mei, Verwey Museum Haarlem.

André van Duin maakte hertalingen van liedjes van Charles Aznavour en zette ze op cd. Hoe kwamen die tot stand? Even bellen met de kunstenaar zelf. De beelden spreken voor zich in de documentaire Queerkamp , over queer jongeren die op kamp gaan.

‘Het gaat over vriendschap en over hoe belangrijk het is dat je onder gelijkgestemden bent.’.