Emotionele ‘SuperBOC’ uit Australië verrast favorieten in Ronde van Spanje

De verrassende klassementsleider in de Ronde van Spanje, de Australiër Ben O’Connor, is verbaasd dat de andere favorieten hem onderschatten. „I know I’m not a nothing rider.”

featured-image

Hij stond vooraf in geen enkel lijstje met favorieten. Misschien dat Ben O’Connor een etappe zou kunnen winnen, of een plekje bemachtigen in de top 10 van het algemeen klassement. Maar de rode trui? Nee.

Toch is de Australiër O’Connor (28) na één week de verrassende leider in de Vuelta à Espana. Nog verrassender is de voorsprong die hij heeft op andere klassementsrenners: bijna vier minuten op drievoudig winnaar Primoz Roglic en meer dan acht op Sepp Kuss, de Amerikaan die de Vuelta vorig jaar op zijn naam schreef. Hij is daarmee een serieuze kanshebber voor de eindzege.



O’Connor (bijnaam: SuperBOC) veroverde de rode trui afgelopen donderdag, tijdens een bloedhete bergetappe in Andalusië die van start ging in een filiaal van supermarktketen Carrefour, de hoofdsponsor van de Vuelta. Hij maakte deel uit van een groep vroege vluchters en reed de laatste dertig kilometer solo naar de finish. Daar kwam hij aan met zesenhalve minuut voorsprong op de groep met favorieten.

O’Connor heeft nu ritzeges op zijn naam staan in alle drie de grote rondes. Dat hij zó veel tijd mocht pakken van de andere klassementsrenners , verbaasde O’Connor – en hij ervoer het bijna als een belediging. „Ik ben al eens vierde geworden in de Tour en de Giro”, zei hij na afloop van de etappe.

„Het is niet zo dat ik ongevaarlijk ben. I know I’m not a nothing rider. ” O’Connor groeide op in Subiaco, een buitenwijk van de Australische stad Perth.

Na cricket, hardlopen en Australian football sloeg hij op zijn zeventiende aan het wielrennen – een sport waar hij al gauw behoorlijke aanleg voor bleek te hebben. Op zijn twintigste verhuisde hij naar Europa – het lot van iedere getalenteerde wielrenner uit Australië, een land dat nauwelijks een wielertraditie kent. Tijdens het wielerseizoen woont hij in Andorra.

Sinds vier jaar rijdt O’Connor in Franse dienst, bij de ploeg Decathlon-AG2R. Hij beleefde zijn internationale doorbraak in de Tour de France van 2021, toen hij in de stromende regen een zware Alpenetappe naar ski-oord Tignes won. In het eindklassement eindigde hij als vierde – een glanzende toekomst als ronderenner lonkte.

Toch vielen de seizoenen daarop tegen. In de Tour van 2022 moest hij na verschillende valpartijen opgeven, het jaar erop eindigde hij op een teleurstellende zeventiende plaats – iets wat de licht ontvlambare O’Connor moeilijk kon verkroppen. In de documentaireserie Au coeur du peloton van Netflix is te zien hoe O’Connor binnenskamers ontploft nadat zijn ploeggenoten door ontactisch koersen zijn mede-Australiër en grote rivaal Jai Hindley aan een etappezege en de gele trui hebben geholpen.

„Ik voel me verraden en ondermijnd”, roept O’Connor. „Ben is een emotionele en opmerkzame jongen, die nerveus is zoals alle topsporters”, zegt ploegbaas Vincent Lavenu in dezelfde aflevering. „Renpaarden zijn niet kalm, hè.

” De relatie tussen O’Connor en zijn Franse ploeg was de afgelopen jaren onstuimig. AG2R had hoge verwachtingen van hem, die hij niet altijd kon waarmaken. En dan was er de taalbarrière: de Franse wielerwereld is niet bepaald anglofiel en O’Connors beheersing van het Frans op z’n zachtst gezegd pover.

Bovendien staan Franse ploegen in het wielerpeloton bekend als behoudend – zo niet achterlijk – als het aankomt op moderne training- en voedingsmethoden. „Het klopt dat één teamgenoot nog siroop in zijn bidon doet”, aldus O’Connor dit voorjaar in een interview met WielerRevue . AG2R geldt als een van de beter bestierde Franse ploegen, met getalenteerde renners als de Oostenrijker Felix Gall (op dit moment de belangrijkste helper van O’Connor in de Vuelta) en de gebroeders Valentin en Aurélien Paret-Peintre.

Toch rommelt het ook binnen het team: vorige week werd ploegleider Lavenu, in 1992 de oprichter van AG2R, op staande voet ontslagen – naar verluidt omdat het bestuur hem nalatigheid verwijt in een recente dopingaffaire. O’Connor rijdt vanaf volgend jaar voor de Australische wielerformatie Jayco AlUla, waar hij collega wordt van de Nederlands sprinter Dylan Groenewegen. In zijn laatste seizoen in Franse dienst heeft hij zijn klasse hervonden.

Hij eindigde dit voorjaar als vierde in de Giro d’Italia – een prestatie waar hij naar eigen zeggen weinig genoegen aan beleefde: zo langzamerhand heeft hij „genoeg van vierde plaatsen”, zo zei hij voorafgaand aan de Vuelta. „Ik eindig liever als vijfde dan als vierde.” Sinds O’Connor de rode leiderstrui veroverd heeft, rijdt hij opmerkelijk ontspannen rond.

Veel druk ervaart hij niet, zo zei hij maandag tijdens een persconferentie op de rustdag. Zijn leidende positie kwam „onverwacht” en „het is nu aan de anderen om in beweging te komen.” O’Connor uit het rood rijden gaat een behoorlijke klus worden, zo bleek tijdens de twee pittige bergritten in het afgelopen weekend.

Op zaterdag wist Roglic weliswaar driekwart minuut op hem terug te pakken, maar tijdens de dubbele beklimming van de loeisteile Alto de Hazallanas bij Granada op zondag gaf O’Connor geen krimp – en heroverde met een eindsprintje zelfs een paar seconden op zijn rivaal. „Ik weet zeker dat sommige teams spijt hebben dat ze me zoveel tijd cadeau hebben gegeven”, zei O’Connor maandag op de persconferentie. „Al weten we het antwoord natuurlijk pas echt als we Madrid hebben bereikt.

”.