Egyptische suppoost exposeert zijn eigen beeldhouwwerk in The Met: ‘Velen van ons zijn kunstenaar. Wij steunen elkaar’

Bij het Metropolitan Museum of Art in New York werken veel kunstenaars. Van een van hen, de Egyptische suppoost Armia Khalil, is nu een houten buste te zien in de grote publiekstentoonstelling ‘Flight into Egypt’.

featured-image

„Dit is een van mijn twee favoriete werken in deze tentoonstelling”, zegt Maria Cabrera ongevraagd, terwijl ze haast verliefd naar het schilderij Message from Tehuti (1988) van Jeff Donaldson kijkt in een van de honderden zalen van het Metropolitan Museum of Art in New York (The Met). „Het is een drummer in een wolk van hiërogliefen. Die kleuren, ze zijn zo dromerig.

” Cabrera is suppoost in The Met, doorgaans niet het meest spraakzame type museummedewerker. „Mijn andere favoriete werk staat in de zaal hiernaast. Het is een beeldhouwwerk van Armia, een vriend en collega van me.



” Collega Armia Khalil, net als Cabrera in donker pak met stropdas, blijkt zich in die zaal op te houden, vlak bij zijn eigen beeldhouwwerk. „Dat is toeval”, vertelt hij met zijn zachte stem. „Wij werken elke dag in een ander deel van het museum.

Anders wordt het eentonig.” Als hij hoort dat zijn collega hem spontaan heeft geprezen, glimlacht hij. „Velen van ons zijn kunstenaar.

Maria ook. Wij steunen elkaar.” The Met herbergt zo veel kunstenaars onder zijn personeel, dat het om het jaar een ruimte reserveert waar werknemers elkaar hun werk kunnen tonen.

Onlangs werd die tentoonstelling opengesteld voor het publiek. Het beeldhouwwerk van Khalil is te bewonderen in de tentoonstelling Flight into Egypt , waarin hedendaagse zwarte kunstenaars reflecteren op hun relatie met het oude Egypte. Het is de eerste keer dat een werknemer een stuk heeft in een reguliere publiekstentoonstelling.

De 45-jarige Khalil groeide op in Egypte, in een klein dorp langs de Nijl, studeerde aan een kunstacademie in Minya en verhuisde toen naar Caïro, waar hij leerde om kopieën van kunstwerken uit het oude Egypte uit hout te snijden en te bikken. Hope – I Am a Morning Scarab (‘Hoop – ik ben een scarabee’) van Khalil is een houten buste van een vrouw. Een vlecht slingert over haar schouder en op haar hoofd zit een scarabee, een symbool van hoop voor de oude Egyptenaren.

Met haar gesloten ogen en serene glimlach straalt ze rust en kalmte uit. „De oude Egyptenaren begonnen hun dag met mediteren”, vertelt Khalil. „Bij zonsopkomst sloten ze de ogen en openden ze hun ziel voor hun god Ra.

” Zelf doet hij dat ook, elke dag, alleen doet hij het als koptische christen door zich open te stellen voor „Gods Genade”. Dat zijn werk nu in The Met staat, tussen dat van moderne grootheden als Jean-Michel Basquiat en Kara Walker, en op een steenworp van legendarische kunstenaars als Michelangelo en Van Gogh, ziet Khalil deels als „goddelijke interventie”. „Ik dank dit aan hard werken, Gods Genade en geluk.

” Het geluk, en misschien ook wel Gods Genade, zat ’m in drie grote momenten: de green card die hij in 2005 in een loterij won, de baan als suppoost in The Met die hij in 2012 kreeg aangeboden en een kort gesprek dat hij in 2023 aanknoopte met een museumbezoeker die wilde weten waar het schilderij Flight into Egypt (1923) van Henry Tanner hing. Dat wist Khalil wel, een wandelende Met-catalogus tenslotte. De man bleek geen gewone bezoeker te zijn, maar de Met-curator Akili Tommasino, die werkte aan de Flight into Egypt-tentoonstelling.

De twee raakten in gesprek. Khalil vertelde Tommasino dat hij zelf een kunstenaar is en sculpturen maakt die zijn geïnspireerd op oude Egyptische kunst, en dat hij hetzelfde soort gereedschap als de oude Egyptenaren gebruikt. „Ik vroeg hem me iets te laten zien”, vertelt Tommasino in een video op de Met-website , waarop Khalil hem zijn Instagram-account toonde.

De curator was meteen om. „Ik wist gewoon, op basis van dat beeld, dat hij talent had.” Tommasino nodigde de suppoost uit een werk te maken dat in de tentoonstelling zou worden opgenomen.

„Ik had geen idee wat dat zou zijn.” Khalil had wel een idee – en een stuk hout, een deel van een stam die hij had gevonden in de buurt van zijn studio. In de daaropvolgende zes maanden, de tijd die hij van Tommasino had gekregen, maakte hij zijn sculptuur.

Overdag draaide hij zijn diensten als suppoost in het museum, die op sommige dagen twaalf uur lang zijn, ’s avonds bewerkte hij het hout met zagen, dissels, priemen en schuurgereedschap. Toen de buste af was en naar het museum verhuisde, raakte hij het beeld een laatste keer aan. „Nu ze hier is, mag ze niet meer worden aangeraakt”, zegt Khalil.

„Zelfs niet door mij.”.