Een wetenschap zonder proefdieren zal voor mensen én dieren ook nadelen hebben

Het vervangen van dierproeven door alternatieven zal zorgen voor nieuwe morele dilemma’s. Volgende week praat de Tweede Kamer over dit onderwerp.

featured-image

Het ontwikkelen van alternatieve, proefdiervrije onderzoeksmethoden in de wetenschap zal niet alleen maar voordelen opleveren voor mens en dier. Om tot een ‘proefdiervrije wetenschap’ te komen, het Europese streven, is een andere ethische visie nodig om betere morele afwegingen te kunnen maken. Dat staat in een kritisch concept-advies voor de Nederlandse Vereniging voor Bio-ethiek (NVBe), die volgende week donderdag in Utrecht congresseert.

Die dag praat ook de Tweede Kamer over het verminderen van dierproeven in de wetenschap. In het advies bekritiseert dierethicus Koen Kramer, docent en onderzoeker aan de Universiteit Utrecht, de win-winvisie op proefdiervije innovatie die overheid en universiteiten uitdragen. Iedereen zou daarvan profiteren, mensen en proefdieren.



Als vervanging gelden bijvoorbeeld menselijke of dierlijke cellen, computermodellen of gekweekt orgaanweefsel (organoïden). Niet alleen de wens dierenleed te voorkómen speelt daarbij een rol, ook de groeiende aandacht voor de ‘intrinsieke waarde’ van dieren. Kramer wijst erop dat vervanging van dierproeven geen einde zal maken aan morele dilemma’s maar juist nieuwe zal creëren in de omgang met menselijk of gekweekt biologisch materiaal.

Hij bepleit een omslag naar een ander moreel paradigma, dat niet uitgaat van louter winst voor betrokken mensen en dieren ( win-win ) maar van een situatie waarin „onder de gehele groep belanghebbenden netto meer gewonnen dan verloren wordt” ( positive sum game ). Kramer zegt in een toelichting: „Nu wordt een alternatief voor een bestaande dierproef pas echt overwogen als het geen enkel nadeel heeft voor mensen. De belangen van dieren wegen minder.

Dat strookt niet met de erkenning dat dieren intrinsieke waarde hebben. Mensen zullen ook bereid moeten zijn af en toe een stapje terug te doen.” Ook bij alternatieven voor dierproeven zullen er dan ‘verliezers’ zijn.

Dat kunnen wetenschappers zijn die expertise hebben opgebouwd in dierproeven, patiënten met aandoeningen die zonder dierproeven niet goed te onderzoeken zijn of donoren van menselijk lichaamsmateriaal dat dierlijk materiaal moet vervangen. Een aparte ethische vraag leveren ‘brein-organoïden’ op, organen die in een laboratorium worden gekweekt. Daarbij gaat het om menselijk en dierlijk materiaal dat tot een „hybride” combinatie wordt gemaakt of om gekweekte organen die in proefdieren worden geïmplanteerd.

Sommige wetenschappers houden het voor mogelijk dat brein-organoïden een vorm van bewustzijn ontwikkelen die ethische afwegingen noodzakelijk maakt. Hetzelfde geldt voor experimenten met embryo’s en de vraag of die een morele status moet worden toegekend. „Dieren winnen ook niet per se bij de ontwikkeling van proefdiervrije onderzoeksmethoden”, zegt Kramer.

„De ontwikkeling van zulke onderzoekmethoden leidt namelijk niet automatisch tot minder dierproeven, en voor bepaalde soorten ‘proefdiervrij’ onderzoek zijn alsnog lichaamsmaterialen van dieren nodig.” Ethische reflectie op zulke vragen ontbreekt volgens Kramer nu, door de fixatie op toekomstige alternatieven waarin iedereen ‘wint’. Dat „optimistische” idee zou moeten plaatsmaken voor het „realistischer” streven naar een optimale situatie voor de groep mensen en dieren als geheel.

Ook mensen zullen dan soms iets ‘verliezen’. Kramers discussiestuk biedt aanknopingspunten voor criteria om dierproeven af te bouwen en alternatieven te gebruiken, zoals een redelijke kans op slagen of een goede ethische onderbouwing. Maar daar is nadere discussie voor nodig.

In Nederland wordt het Programma Proefdiervrije Innovatie (TPI) ondersteund door zes ministeries, het RIVM, de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen en tal van andere instanties. Die brede samenwerking, noteert Kramer, is mede mogelijk door het vertrouwen op het win-winframe, omdat dat belooft dat iedereen er beter van wordt. Ook de Europese Unie heeft het streven naar proefdiervrije wetenschap onderschreven.

Het kabinet-Rutte II nam zich voor Nederland in 2025 toonaangevend te maken in proefdiervrije innovatie, een termijn die inmiddels is losgelaten. Dit jaar maakte de overheid wel bekend tientallen miljoenen te investeren in een nieuw centrum voor Proefdiervrije Biomedische Translatie. Kramers conceptadvies is ook naar de leden van de Kamercommissie gestuurd die volgende week over dierproeven spreken.

Denkt hij dat proefdiervrije wetenschap haalbaar is? Kramer: „Ik hoop het. Maar dat zal niet alleen afhangen van technische innovatie, maar ook van onze ethische keuzes.”.