Een terugblik op de Tsjechoslowaakse nieuwe golf: zwarte humor, maatschappijkritiek en extatisch genot

In de jaren zestig brachten regisseurs als Milos Forman de Tsjechoslowaakse cinema tot grote hoogten. De Rotterdamse bioscoop Kino wijdt een programma aan deze ‘Tsjechoslowaakse nieuwe golf’.

featured-image

De plaatselijke vrijwillige brandweer geeft zijn jaarlijkse feest. Terwijl de feestcommissie zich al kibbelend buigt over een missverkiezing, verdwijnen een voor een alle prijzen vóór de tombola. Tot overmaat van ramp breekt er een brand uit, maar het blussen ervan lukt niet omdat de nieuwe brandweerauto vastloopt in de sneeuw.

Dit is de samenvatting van de beroemde Tsjechoslowaakse film The Firemen’s Ball (Milos Forman, 1967), onderdeel van het programma Czechoslovak New Wave , dat filmtheater Kino in Rotterdam organiseert. Met milde spot bekijkt Forman een opeenstapeling van menselijk onvermogen. In de eerste helft van zijn film moet je lachen om de man die vergeefs de tafel met prijzen bewaakt en de bokkigheid van de jonge vrouwen die meedoen aan de missverkiezing.



De toon verandert met de brand. Eventjes is de sfeer melancholiek, waarna de humor alsmaar zwarter en wranger wordt. Iemand die toekijkt bij de brand stelt voor om de oude man die uit zijn brandende boerderij is gered dichter bij het vuur te zetten omdat het zo koud is.

En dan moet de hilarische finale nog komen. Het is niet moeilijk om de subtekst van The Firemen’s Ball te decoderen, met de incompetente brandweer als communistische machthebber en de vooral met zichzelf bezig zijnde feestcommissie als het Politburo. De film kwam uit in juli 1968, een paar weken later werd de Praagse Lente door troepen van het Warschaupact neergeslagen.

De periode van dooi onder de hervormingsgezinde president Dubcek (‘socialisme met een menselijk gezicht’) was voorbij. Formans film werd voorgoed verboden, een lot dat meer films trof. Zo vertoont Kino ook de indertijd verboden film The Ear (1970) van Karel Kachyna, die pas na de val van de Muur werd vrijgegeven.

Hierin ontdekt een ruziënd echtpaar, de man een hooggeplaatste minister, dat zij afgeluisterd worden in hun huis, maar waarom? Het grimmige The Ear maakt de gevoelens van paranoia en politieke willekeur goed invoelbaar. De Tsjechoslowaakse nieuwe golf ontstond begin jaren zestig als reactie op de doctrine van het socialistisch realisme, waarin films in een toegankelijke stijl optimistisch of zelfs utopisch moesten zijn over het communisme. Wat de werkelijkheid was, werd door de Partij bepaald.

Deze ideologie veranderde toen Chroesjtsjov de periode van destalinisatie inluidde en er iets meer ruimte ontstond voor artistieke experimenten. Bijna alle Tsjechoslowaakse regisseurs werden opgeleid aan de fameuze filmschool FAMU in Praag, waar ze onder meer kennis maakten met westerse filmstromingen als het Italiaanse neorealisme (met zijn aandacht voor de ‘gewone man’), cinéma vérité (waarheid onthullende, observationele documentaires) en de Franse nouvelle vague (spelen met filmische middelen). De Tsjechoslowaakse nieuwe golf combineerde elementen uit deze drie stromingen tot een uniek geheel, waarbij (zwarte) humor en lyriek een belangrijke rol speelden, evenals hun eigen kunstgeschiedenis, met name literatuur en de beeldende kunsten.

Tussen ongeveer 1963 en 1970 bloeide de Tsjechoslowaakse cinema, ook wereldwijd. Films van nieuwe golf-regisseurs wonnen prijzen, waaronder Oscars voor The Shop on Main Street (Ján Kadár en Elmar Klos, 1965) en Closely Watched Trains (Jirí Menzel, 1966) – beide meesterlijke films maken onderdeel uit van het retrospectief in Kino. Ook artistiek gezien gooiden ze hoge ogen, zoals te zien is in de anarchistische feministische klassieker Daisies (Vera Chytilová, 1966) en het imposante middeleeuwse epos Marketa Lazarová (Frantisek Vlácil, 1967), beurtelings bruut en poëtisch.

De twee films hebben een vertelling die associatief is, bij vlagen zelfs onbegrijpelijk. Maar de visuele stijl van beide is elk op hun eigen manier onvergetelijk. Vlácil wisselt schitterende breedbeeldcomposities vol wreedheid af met scènes van extatische schoonheid, Chytilová experimenteert naar hartelust met kleurenfilters, botsende collages, anarchistische slapstick en een vervreemdende geluidsband.

Na het neerslaan van de Praagse Lente was het snel voorbij met de pret. Veel films werden verboden en verdwenen in de kluis. Gelukkig niet voorgoed.

.