Een quick fix tegen misinformatie is er niet, maar het bestrijden kan wel degelijk

featured-image

Een quick fix tegen misinformatie is er niet, maar het bestrijden kan wel degelijk Sociaal psychologen Jon Roozenbeek en Sander van der Linden onderzochten misinformatie. Wat doe je eraan? ‘Het is schokkend goedkoop om een website vol nepnieuws op te zetten.’ Misinformatie is een enorm maatschappelijk probleem.

De komst van internet en sociale media heeft dat probleem nog veel groter gemaakt. Een golf van misinformatie overspoelt de kiezer en op die manier zet het overal ter wereld verkiezingen op zijn kop. Het zijn dat soort vaak gehoorde, boude beweringen die sociaal psychologen Jon Roozenbeek (Universiteit van Cambridge en King’s College Londen) en Sander van der Linden (Cambridge) toetsen aan de huidige stand van zaken in hun vakgebied, in hun eerder dit jaar verschenen boek The Psychology of Misinformation .



Wie het boek leest, zou haast denken dat misinformatie niet zo’n belangrijk maatschappelijk probleem is. Via videoverbinding laten ze er evenwel geen misverstand over bestaan: “Als we de balans opmaken zijn we allebei van mening dat misinformatie een serieus maatschappelijk probleem is, dat aangepakt moet worden”, zegt Van der Linden. “Maar we moeten ook zo redelijk zijn om toe te geven dat het soms lastig is om de directe invloed van misinformatie te bewijzen.

Daarvoor zou je tijdens een echte verkiezing of een echte pandemie een bevolking moeten indelen in een test- en controlegroep. Dat is gewoon niet mogelijk.” Met lede ogen ziet de onderzoeker aan dat critici de moeilijkheid van het testen van een direct causaal verband misbruiken om het probleem te bagatelliseren.

“Dat bewijs voor de directe invloed van misinformatie ontbreekt, betekent niet dat het er helemaal niet is. Onze metingen zijn gewoon nog niet goed genoeg. De tabaksindustrie heeft op vergelijkbare wijze jarenlang het verband tussen roken en het krijgen van kanker kunnen wegwuiven.

” Het ontbloten van een direct causaal verband zou gewicht in de schaal leggen, maar is ook weer geen heilige graal, vult Rozenbeek aan. “De maatschappelijke gevolgen van misinformatie zijn soms zo evident dat het niet per se noodzakelijk is. Tijdens de coronapandemie werden geruchten over de onveiligheid van vaccins gelinkt aan een lagere vaccinatiegraad.

Dan kun je zeggen: de studies tonen alleen een correlatie aan, dat zegt niets over een direct verband tussen het een en het ander. Maar je kunt ook zeggen: misschien, maar er is ook geen ander causaal verband dat logischer zou zijn om de lagere vaccinatiegraad te verklaren.” Ergens moeten zulke onzinverhalen in omloop zijn gebracht, zegt Van der Linden, die gaan mensen niet zelf bedenken op de bank.

“Misinformatie is lang niet altijd een kernoorzaak, maar het wringt zich overal in en kan de boel erger maken.” Het duo tempert ook al te grote uitspraken over de rol van internet en sociale media. Die lijkt veel op die van de radio, bijvoorbeeld in de opkomst van het nationaalsocialisme in het Duitsland van de jaren dertig.

Roozenbeek: “Een klein groepje mensen met kwade bedoelingen, waaronder Joseph Goebbels, wist goed hoe het medium werkt en hoe je er mensen mee bereikt. Maar je kunt niet zeggen dat de radio het nationaalsocialisme heeft veroorzaakt. Zo zie je vanaf de uitvinding van internet en sociale media ook geen alsmaar stijgende lijn als het gaat om de verspreiding van misinformatie of het aantal mensen dat zaken gelooft die niet waar zijn.

” Roozenbeek promoveerde op een onderzoek naar de rol van identiteitsvorming in de Donbas ten tijde van de Russisch-Oekraïense oorlog. In het conflict, waarover hij onlangs een boek publiceerde , ziet hij een goede samenvatting van de werking van misinformatie. “Met een misinformatiecampagne slaagde het Kremlin erin om Oekraïne bij een aanzienlijk deel van de Russen neer te zetten als een fascistisch land dat aan de leiband van de Verenigde Staten loopt.

Dat maakte de geesten rijp voor de inval van februari 2022. Maar die campagne had wel jaren nodig en had ook maar weinig effect op Russischsprekende Oekraïners, met name als ze niet in Donetsk en Loehansk wonen. Misinformatie zet niet zomaar hele verhalen op zijn kop, al bestaande overtuigingen zijn heel belangrijk.

” Al die nuance ten spijt is het duo onderzoekers druk bezig met het onderzoeken van welke maatregelen het beste werken in de aanpak van misinformatie. Daarbij lopen ze geregeld aan tegen de polarisatie van het debat. “Uit onderzoeken die we hebben uitgevoerd blijkt dat veel mensen onder misinformatie eigenlijk alles verstaan wat ze niet aanstaat of wat ze niet willen geloven,” zegt Van der Linden.

“In de Verenigde Staten is het eerste waar Republikeinen bij misinformatie aan denken CNN, bij Democraten is het Fox News. Mensen die weinig vertrouwen hebben in de overheid en media denken ook altijd dat wetenschappers als Jon en ik allemaal bij het ministerie van de Waarheid horen, terwijl wij juist maatregelen bepleiten die de vrijheid van meningsuiting niet aantasten, uitzonderingen zoals haatzaaiende berichten en oproepen tot geweld daargelaten.” Het invoeren van maatregelen die naar censuur rieken is dus geen optie, ook omdat het een enorme tegenreactie zou opwekken.

Maar wat dan wel? De twee onderzoekers geven hoog op van ‘rechtsbehoudende acties’, zoals prebunking, een preventieve techniek waarbij mensen als het ware worden ingeënt tegen misinformatie. Ze kijken bijvoorbeeld een korte video over wat een vals dilemma is (‘Of je stopt met het kijken van de lamestreammedia of je wil dat alle puppy’s doodgaan’) en leren zo om dergelijke manipulatietechnieken te herkennen. Of mensen bekijken een infographic over welke complottheorieën er over Covid-19 rondgaan en aan welke eigenschappen die voldoen.

Bij dergelijke ‘passieve’ manieren van prebunking krijgen mensen alle argumenten om zich te weren tegen misinformatie kant-en-klaar aangereikt. Bij de actieve variant moeten mensen die argumenten zelf bedenken. Zo waren de twee onderzoekers enkele jaren geleden betrokken bij de ontwikkeling van Bad News , een online game waarin je als anonieme twitteraar een nepnieuwsimperium opbouwt.

En in de game Go Viral! dalen spelers af in een fictieve online echokamer vol met misinformatie over Covid-19. Het doel: in verschillende levels leren over emotioneel manipulatieve taal en hoe nepexperts misinformatie geloofwaardig maken. De filmpjes en games waaraan Roozenbeek en Van der Linden meewerkten, bereikten miljoenen mensen.

Het nadeel is dat socialemediabedrijven niet te vertrouwen zijn met het promoten van de filmpjes en games, zegt Van der Linden. “Samenwerken met socialemediabedrijven om misinformatie tegen te gaan kan heel leuk zijn, maar als het bedrijf een nieuwe CEO krijgt of zijn strategie verandert, kun je er niet zomaar op rekenen dat ze het publieke belang in het oog houden.” Prebunking zou volgens de twee onderzoekers onderdeel moeten zijn van een uitvoerig onderwijsprogramma om kinderen vanaf jongs af aan resistenter te maken tegen misinformatie.

“Zogeheten media and information literacy (media- en informatiegeletterdheid) maakt nog te weinig systematisch onderdeel uit van de lesprogramma’s op scholen. We geloven in de kracht van dat soort lessen, omdat het een van de dingen is waar we controle over hebben,” zegt Roozenbeek. In een gepolariseerde wereld waarin iedereen graag in zijn loopgraaf blijft zitten, is de grootste moeilijkheid van media-educatie dat mensen er zelf voor open moeten staan.

Volwassenen zijn daarbij bovendien lastiger te bereiken. Het kan helpen om educatief materiaal met zoveel mogelijk verschillende partijen te ontwikkelen, denkt Van der Linden, maar tegelijkertijd ziet hij ook de beperkingen van media-educatie. “Onderwijs alleen is niet voldoende tegen misinformatie – we hebben een soort firewall van meerdere lagen nodig.

Eerst prebunking, daarna real-time factchecking en dan debunking. Bij dat tweede controleer je informatie continu op waarheidsgehalte, bij debunking corrigeer je misinformatie achteraf.” Ook zijn er ‘nudges’: subtiele sociale duwtjes die mensen richting net iets andere keuzes sturen.

Denk aan waarschuwingen op sociale media bij een bericht met twijfelachtige informatie. Of laat mensen bijvoorbeeld de accuraatheid van een aantal willekeurige nieuwskoppen beoordelen, met het doel om hen zelf bewuster na te laten denken over de betrouwbaarheid van de berichten die ze zelf op sociale media plaatsen. Zulke experimenten waren succesvol: deelnemers waren minder geneigd om zelf onjuiste koppen te delen en meer geneigd om accurate koppen te verspreiden.

Het probleem is dat niet alle experimenten dergelijke resultaten opleveren en dat de praktijk vaak anders uitpakt dan het experiment, zegt Roozenbeek. “De hype rondom nudges is wellicht groter dan wat de experimenten daadwerkelijk opleveren.” Een quick fix tegen misinformatie is er uiteindelijk niet.

Een al te grote focus daarop kan de aandacht ook afleiden van een aantal ‘systemische problemen’ die het bestrijden van misinformatie in de weg staat: polarisatie, sociale media die misinformatie blijven pushen omdat het goed is voor de omzet en politici en influencers die blijven liegen omdat dat scoort. De twee onderzoekers vinden het bemoedigend dat de Europese Unie via de Digital Services Act, de Europese techwet die afgelopen voorjaar van kracht werd en bedoeld is om burgers online beter te beschermen, overweegt prebunkingmaatregelen op te leggen aan socialemediabedrijven. Ook aan de aanbodzijde moet misinformatie beteugeld worden.

In dat kader werkt het duo ook aan een zogeheten Online Manipulation Cost Index. Daarin kan straks iedereen zien wat het in allerlei landen precies kost om duizend likes te kopen of een website vol met nepnieuws op te zetten. “En je zult zien: dat is schokkend goedkoop,” zegt Roozenbeek.

“Als beleidsmakers dat doorhebben, hopen we dat ze de prijzen om misinformatie de wereld in te slingeren op een of andere manier kunnen opdrijven. Dat kan een beetje helpen. Al zou de allerbeste remedie tegen misinformatie natuurlijk zijn dat meneer Poetin van gedachten zou veranderen, maar dat zit er helaas niet in.

” In de Week van de Lentekriebels gaat het dit jaar op basisscholen over online weerbaarheid. In Bloemendaal leren kinderen een nepprofiel te herkennen..