:format(jpeg):fill(f8f8f8,true)/s3/static.nrc.nl/wp-content/uploads/2022/12/ombudsman-square.png)
Soms zijn het kleine zinnetjes die de overgang naar een nieuw tijdperk markeren. Woensdag deed NRC verslag van de wonderlijke bijeenkomst waarop Elon Musk in gezelschap van zijn zoon en president Trump tekst en uitleg gaf over de activiteiten van zijn Department of Government Efficiency. Musk beweerde daar onder meer dat er slechts tienduizend ambtenaren per maand met (vervroegd) pensioen gestuurd kunnen worden, omdat personeelsdossiers moeten worden opgeslagen in een oude steengroeve.
NRC voegde daaraan toe: „Deze archiefmijn, gelegen in westelijk Pennsylvania, bestaat daadwerkelijk.” (Voor de volledigheid: dat verwees alleen naar het bestaan van de mijn, of dat daadwerkelijk de gevolgen heeft die Musk schetste is onduidelijk.) Maar toch: anno 2025 is het vermeldenswaardig als er vanuit het machtigste kantoor ter wereld iets wordt beweerd dat wél in overeenstemming met de feiten is.
Wellicht zou zo’n paradigmawisseling het journalistieke werk aanmerkelijk efficiënter maken. Het expliciet vermelden wanneer Trump of Musk de waarheid spreken, omdat het apart benoemen van alle onwaarheden geen doen is. Zonder gekheid: de losse omgang van met name populistische politici met de feiten, bezorgt de journalistiek nog steeds hoofdbrekens, ook buiten de achtbaan waarin de Verenigde Staten zijn beland.
Vorige week zaterdag publiceerde NRC een uitgebreid interview met de Duitse politicus Rainer Rothfuss, lid van de Bondsdag voor Alternative für Deutschland, waarin deze een grote hoeveelheid desinformatie en propaganda te berde bracht. Op verschillende plaatsen in het verhaal werden de uitspraken van Rothfuss voorzien van een corrigerende feitelijke context. Het leverde NRC lof op (daarover zo meer), maar het verhaal oogstte ook kritiek.
Allereerst waren er lezers die bezwaar maakten tegen de aandacht die de krant aan de rechtsradicale politicus gaf. „Ook al worden veel van zijn uitspraken ontkracht of gecorrigeerd, feit blijft dat NRC hem met zijn complottheorieën en Poetinpraatjes twee pagina’s ruimte geeft.” NRC legitimeert hier een extremist, aldus een lezer, door hem een „respectabel podium” te bieden.
Juist de overdaad aan ‘Poetinpraatjes’ leidde tot publicatie van het interview, zegt onderzoeksjournalist Wilmer Heck. „Ik sprak Rothfuss in verband met een breder onderzoek naar desinformatie en Russische propaganda en het viel me op hoe diep pro-Russisch zijn uitspraken waren.” Dat vond NRC twee weken voor de Duitse verkiezingen – in de peilingen is AfD met 20 procent nu de tweede partij – relevant genoeg voor een los verhaal.
Dat lijkt mij ook; voor mij was de blik in het Poetingeleide AfD-hoofd zonder meer verhelderend. Dat weegt op tegen het gevaar dat Rothfuss in zijn kantoor eventueel een ingelijste NRC naast zijn Russisch-Duitse vriendschapsvlag ophangt. Heck is zich ervan bewust dat dergelijke verhalen een legitimerende werking kunnen hebben.
„Een politicus van een kleine Nederlandse partij zou ik waarschijnlijk niet zoveel ruimte geven, maar AfD is al een grote politieke kracht in Duitsland.” Hij had wel dubbele gevoelens over de kop van het artikel. Wat hem betreft was die gegaan over de mate waarin Russische propaganda een rol speelt bij AfD, maar de gewoonte wil dat er boven interviews een kop met een citaat staat.
Dat werd: AfD-politicus Rainer Rothfuss: ‘Nederland moest ervoor zorgen dat Rusland de schuld kreeg van MH17’ . De vermelding van AfD geeft de lezer hier houvast. Er is een school in het debat over populisme en journalistiek dat citaatkoppen van desinformatie-gevers afkeurt omdat die online ook ‘op reis’ gaan en belanden bij mensen die het bijbehorende artikel niet lezen, al dan niet ontmoedigd door de betaalmuur.
Met dat alleenreiseffect houdt NRC rekening, wat mij terecht lijkt, al moet de krant ervoor waken om de koppensneller tot norm te verheffen. Hoofdzaak is dat een artikel als geheel relevant is. In dit geval stond vermeld dat de invalshoek die van de Russische propaganda was.
Online kreeg Heck lof voor de wijze waarop hij een aantal uitspraken van Rothfuss van feitelijke context voorzag: „niet aanvallend voor de show maar onderzoekend en met degelijke factchecks na iedere gevaarlijke uitspraak”. Anderen zagen daar juist een zwakte in en meenden dat het beter was geweest om alle desinformatie in het gesprek zelf te bestrijden. Nu kan het beeld ontstaan van een journalist die eerst iemand van alles laat beweren, om diegene daarna vol in de wind te zetten.
De verslaggever was zelf ook liever op het moment zelf in debat gegaan, maar ook al gezien de kwantiteit van Rothfuss’ pro-Russische beweringen, kon dat slechts bij een deel van diens opmerkingen. Ter plaatse had hij niet alle details paraat. Daarbij speelde mee, dat pas later werd besloten om het gesprek tot een ‘los’ interview te verwerken.
Overigens heeft Rothfuss de hele tekst van het artikel vooraf te lezen gekregen en maakte geen bezwaar tegen de aanwezigheid van de factchecks. In het algemeen zou ik geïnterviewden zoveel mogelijk in het gesprek te confronteren met eventuele onwaarheden – het genre beoogt een dialoog te zijn. In dit geval – een gesprek dat niet zozeer ging over de situatie in Oekraïne of Rusland, maar over propaganda – begrijp ik de gekozen vorm wel.
Verder zit er niet veel anders op dan consciëntieus blijven factchecken en uitspraken onder te verdelen in categorieën als ‘onwaar en onbelangrijk’ (niet publiceren), ‘onwaar en invloedrijk’ (publiceren met factcheck). En de categorie ‘waar, maar afkomstig van een bron van wie je dat niet verwacht’ (publiceren met een specificatie van de feitelijke juistheid). Intussen blijven er nog voldoende grijze gebieden over.
Arjen Fortuin Reacties: [email protected].