Een kleine inktvis in het koelwater

featured-image

Een kleine inktvis in het koelwater D e kerncentrale bij Borssele neemt koelwater in uit de Westerschelde en loost het na gebruik weer in die zeearm. Het water is dan opgewarmd, maar niet radioactief. De uitlaat is een kolkende waterval, die algauw als een vredige slenk naar zee meandert.

Op de oevers staan meeuwen en reigers, vooral kleine zilverreigers. Die trekken deels weg naar Zuid-Europa en de achterblijvers zullen het warme afvalwater weten te waarderen. Maar dat is niet de belangrijkste reden dat ze daar pootje staan te baden.



De belangrijkste reden is dat er allerlei zeebeestjes in het koelwater zitten. Die worden mee naar binnen gezogen, rondgepompt en weer uitgespuugd. Wat ze onderweg voor hindernissen tegenkomen, weet ik niet.

Een deel van de vissen en andere zeedieren overleeft het, zij het versuft, een ander deel is gewond of dood. Er is ook een smalle, ondiepe goot waardoor water geloosd wordt. Dat is een bekende plek om te kijken wat er passeert.

Ik ben er in de buurt en neem er een kijkje. Er staan twee mannen met een net. Ik vraag of ze al iets gevangen hebben.

Jazeker, vooral jonge haringen. Die gooien ze meteen terug. Bijzondere vangsten bewaren ze een tijdje in een smalle doorzichtige bak, waar je ze goed kunt bekijken.

Er zitten drie zeewezens in: een wier, een visje en een weekdier. Het wier is rood en heet veelvertakt pluimwier: een exoot uit Azië. Het visje is een jonge grootkopharder en het weekdier een jonge dwergpijlinktvis.

Pijlinktvissen zijn er van formaat autobus (reuzenpijlinktvis) tot deze dwergpijlinktvis, die hooguit 20 centimeter wordt. Ze hebben geen acht, maar tien armen. Dit dwergje kroop afgelopen zomer uit een piepklein eitje, dat niet ver van de kust in een eiersnoertje was afgezet.

In de zomer is ondiep water warm, in de winter juist koud, en als het in de herfst afkoelt, trekken jonge dwergpijlinktvisjes naar warmer water. Dat is deze gelukt. Hij leeft nog, al houdt ie zijn grijze oogjes half gesloten.

Vier keer per week schrijft bioloog Koos Dijksterhuis over iets wat groeit of bloeit. Lees hier zijn eerdere Natuurdagboeken. De slechtvalk is sneller dan Max Verstappen Vogels voeren doe je vooral voor jezelf, niet voor de vogels Tien jaar natuurdagboek: Geen torretje, padje of bloem blijft onbenoemd.