Een goed leven voor het dier, hoe regel je dat in een lab? De dierethicus denkt daarover na

Mag je proefdieren gebruiken in een laboratorium? „Dat je dieren niet simpelweg tot een instrument of ‘ding’ mag maken, vind je in de dierethiek wel terug.”

featured-image

Wat mag je wel en niet met proefdieren? Of is het hoe dan ook moreel verwerpelijk om dieren in een laboratorium te gebruiken en dan te doden? In de filosofie wordt volop nagedacht over de ethiek van dierproeven. Sinds het baanbrekende werk van de Australische filosoof Peter Singer ( Animal Liberation , 1975), die dierenrechten agendeerde als onderwerp in de filosofie, zijn daar verschillende benaderingen bijgekomen. Vanuit dierenwelzijn, maar ook steeds meer met oog voor de eigen waarde en integriteit van dieren.

Wat betekent dat voor het experimenteren met proefdieren? Een gesprek met filosoof Corné Rademaker, docent proefdierethiek aan de universiteiten van Rotterdam, Amsterdam, Leiden, Wageningen, Maastricht en de Hogeschool Utrecht. Hij is bestuurslid van de Nederlandse Vereniging voor Bio-ethiek . Wat zijn nu de meest actuele benaderingen in de dierethiek? „Peter Singer dacht nog vanuit een strikt utilistische benadering: je maakt een afweging van belangen en probeert zoveel mogelijk ongeluk te voorkomen en geluk maximaal te maken, een soort rekensom.



Dat vind je niet zo veel meer in de dierethiek. De deugdenethiek, die al teruggaat tot Aristoteles, krijgt daarentegen meer aandacht dan vijftig jaar geleden. Daarin gaat het veel meer over de vraag wat ‘goed leven’ inhoudt en wat je daarvoor nodig hebt.

Aristoteles had het over mensen, maar je kunt dat ook toepassen op dieren. Je gaat er dan van uit dat ook dieren zich moeten kunnen ontplooien om een goed leven te leiden. De vraag is dan natuurlijk of dat mogelijk is in een laboratorium.

” Ook dieren moeten volwaardig kunnen leven? „Ja, dat is het idee. Een kip moet kunnen stofbaden, een varken moet in de modder kunnen wroeten. Dat zijn soort-specifieke gedragingen die horen bij een goed leven.

Je gaat dus niet uit van het welzijn van het individuele dier maar van de kenmerken voor die diersoorten. Dat vind je bijvoorbeeld ook in de ‘vermogens-benadering’ van Martha Nussbaum, die geïnspireerd is door Aristoteles. Ook dieren moeten hun mogelijkheden kunnen verwerkelijken.

In de loop der jaren is Nussbaum overigens wel meer opgeschoven naar een Kantiaanse positie.” Wat is het belangrijkste verschil? „Kant legt de nadruk op morele plichten van het individu. Kern van zijn ethiek is dat je anderen nooit louter als middel tot een doel mag gebruiken, individuen hebben een eigen morele status die je moet respecteren.

Dat kun je niet zomaar overdragen op dieren, Kant geloofde dat we voor hen alleen indirecte morele verantwoordelijkheid hadden. Maar dat je dieren niet simpelweg tot een instrument of ‘ding’ mag maken, vind je in de dierethiek wel terug. Dan is er ook nog de zorgethiek, die de nadruk legt op zorg voor kwetsbaren.

Niet omdat we dat verplicht zijn aan anderen op grond van hun morele status – dat zou de Kantiaanse lijn zijn – maar omdat hun hulpvraag een moreel appèl op ons doet. In die redenering moeten we ook voor kwetsbare dieren zorgen, al zijn dat geen morele subjecten zoals wij. In de praktijk zie je dat die benadering sterk speelt bij dierverzorgers.

Dat kan leiden tot spanningen in het lab, bijvoorbeeld als een dier wordt geëuthanaseerd. Verzorgers ervaren dan morele stress.” Utilisme, deugdenethiek, Kant, zorgethiek.

Is er eentje op dit moment dominant in de dierenethiek? „Dominant zou ik niet zeggen, maar de zorgethiek en de deugdenethiek zijn nu zeker belangrijke stromingen. Uit de medische hoek stamt trouwens ook nog de ‘principe-ethiek’, die uitgaat van een aantal basisprincipes: geen kwaad doen, welzijn bevorderen, respect tonen voor autonomie, en rechtvaardigheid. Kun je die toepassen op onderzoek met proefdieren? Met autonomie heb je dan wel een probleem.

Mensen mogen niet aan medische experimenten meedoen zonder informed consent , bewuste toestemming met kennis van wat hen te wachten staat. Ze moeten een keus hebben. Hoe doe je dat bij dieren? ” Welke van die benaderingen bepaalt nu de wet of de praktijk? „In de praktijk is het accent op het welzijn van dieren het sterkst.

In de Wet op de dierproeven wordt wel gewezen op de ’intrinsieke waarde’ van het dier, maar dat wordt niet echt uitgewerkt. In de Wet dieren staat wat meer over respect voor dieren als wezens met gevoel. Intrinsieke waarde betekent dan blijkbaar vooral dat een dier ook pijn en plezier kan ervaren, maar dat is een vrij beperkte visie.

Dan zit je toch nog dicht tegen utilisme aan, een afweging van belangen waarbij het welzijn van het dier een van de factoren is waar je rekening mee houdt. Dat is iets anders dan de noodzaak van ‘goed, actief leven’ voor dieren erkennen.” Het blijft kosten versus baten.

„Ja, en bij fundamenteel onderzoek is die afweging moeilijk te maken. Als je onderzoek doet naar, bijvoorbeeld, de evolutionaire ontwikkeling van de placenta bij guppy’s, weet je niet wat de maatschappelijke baten daarvan zullen zijn. Je hebt geen flauw idee.

Je krijgt meer kennis, maar is dat voldoende om de dierproef en de dood van die dieren te rechtvaardigen?” Er is inmiddels overeenstemming dat we toe moeten naar een proefdiervrije wetenschap. „Dat is het streven. Wat ik daarbij een probleem vind is dat het hele debat wordt ingekaderd wordt als een binaire keus tussen uitersten.

Aan de ene kant: we kunnen niet zonder dierproeven. Het zijn vaak de empirische wetenschappers die dat zeggen. Aan de andere kant de Europese Unie en ook de Nederlandse overheid, die uitdragen dat we er helemaal mee moeten ophouden.

Ik wil zelf een middenpositie innemen. Het gaat er vooral om onder welke condities je welk onderzoek kunt doen met mens én dier. Daar moeten we het over hebben.

We willen toch ook niet helemaal af van proeven met mensen?” Zou een conditie zijn dat de dieren niet gedood mogen worden? „Wat mij betreft zeker. Het structurele probleem is dat we nu honderdduizenden dieren fokken om mee te experimenteren. Hun enige bestaansreden is dat ze gebruikt zullen worden in een experiment.

Wat doe je dan met ze als je klaar bent en ze hoeven niet gedood te worden voor bijvoorbeeld weefselverzameling? Ze worden gedood omdat ze ‘overtollig’ zijn. Er zijn pogingen gedaan om mensen laboratorium-muizen en -ratten te laten adopteren. Mooi initiatief, maar toch ook een beetje een doekje voor het bloeden.

” We zijn in korte tijd heel anders over dieren gaan denken, bijna als soortgenoten. Hoe komt dat? „Goeie vraag. Biologisch onderzoek heeft tal van overeenkomsten aangetoond tussen mensen en dieren, dat speelt een rol.

We weten nu dat dolfijnen met elkaar communiceren, dat sommige apen een besef van rechtvaardigheid hebben en veel meer. „Maar dat verklaart nog niet helemaal waarom de morele gevoeligheid voor dieren in de samenleving zo enorm is toegenomen, mensen zijn dieren steeds meer gaan zien als familie of gelijken. Dat werkt ook door in onze houding tegenover dierproeven.

”.