Een gesprek over democratisch besef in de politiek is hard nodig

Politici strooien te veel met termen als ‘harde aanpak’ en ‘problemen fixen’, en lijken steeds meer alleen namens hun eigen kiezers te spreken. Rekenschap achteraf wordt veel te weinig gegeven.

featured-image

In november vorig jaar zadelde de kiezer de nieuwgekozen Tweede Kamer op met een bijna onmogelijke opdracht. Het radicaal-rechtse blok werd groter dan ooit, dankzij de 37 zetels van de PVV. Er leefde een sterk verlangen naar verandering, bleek uit kiezersonderzoeken, omdat het politieke midden niet geleverd had.

Burgers zagen vele crises op zich af komen, en de gevestigde partijen hadden die niet kunnen oplossen. Mede daarom zijn veel kiezers uitgeweken naar de politieke rechterflank. Het kabinet-Schoof (PVV, VVD, NSC en BBB) mag nu deze tegenstelling proberen op te heffen.



Hoe ondankbaar die taak is, bleek al in de eerste dagen na het aantreden van het kabinet, toen de coalitiepartijen zich openlijk ruziënd door het debat over de regeringsverklaring knokten. En het zal ongetwijfeld de komende weken wéér moeilijk worden. Het kabinet moet deze week de begroting voor het komend jaar rond hebben, om de cijfers door te laten rekenen door het Centraal Planbureau (CPB).

Daarna moet het kabinet-Schoof een regeerprogramma afmaken, met daarin een uitwerking van de plannen voor de komende jaren. De eenheid zal stevig getest worden. Kiezers zijn bereid ver te gaan, zo bleek uit het Nationaal Kiezersonderzoek 2023 , dat in juli verscheen.

De onvrede is groot, en die onvrede uit zich niet alleen in de populariteit van de PVV. Kiezers zijn bereid telkens een nieuwe verlosser te omarmen. Alleen: telkens als ook die nieuwe verlosser beloftes niet nakomt, verdiept het wantrouwen zich.

Ernstiger dan dat is nog dat een steeds groter percentage van de kiezers zich afkeert van wat in Den Haag modieus ‘democratisch ethos’ is gaan heten. Ofwel: het besef dat politiek een markt van belangen en ideeën is, dat mildheid en compromisbereidheid belangrijke deugden zijn, en dat democratie méér is dan dat de meeste stemmen tellen. Kiezers verlangen in toenemende mate naar „een sterke leider” die problemen kan oplossen zonder te hoeven polderen.

Ruim een derde van het electoraat vindt het goed als zo’n leider regels oprekt om dat doel te bereiken. Uit het onderzoek bleek, op een fundamenteler niveau, dat een grote groep kiezers heel anders naar democratie is gaan kijken. Bijna een derde vindt dat de meerderheid altijd moet beslissen, ook als die beslissingen ten koste gaan van de belangen van minderheden.

Onder die groep leeft een sterk geloof in referenda en andere vormen van directe democratie. Het past in de toenemende roep om ‘daadkracht’ in de politiek. Hoe begrijpelijk die wens ook is, politici hebben een taak hun kiezers niet te voeden met waanbeelden.

Politici strooien te veel met termen als ‘harde aanpak’ en ‘problemen fixen’, en lijken steeds meer alleen namens hun eigen kiezers te spreken. Rekenschap achteraf wordt veel te weinig gegeven. Tekenend voorbeeld: Geert Wilders die tijdens de verkiezingscampagne een kiezer beloofde dat haar eigen risico direct wordt afgeschaft („Mevrouw kan niet wachten.

Mevrouw moet nú geld hebben.”), terwijl de PVV dat als regeringspartij niet waarmaakt. Loze beloftes zijn ernstig, gebrek aan rekenschap is misschien nog ernstiger.

Het vergroot op de langere termijn het wantrouwen in politiek, waardoor kiezers bereid worden nog meer risico’s te nemen. Zo raken de gewenste oplossingen alleen maar verder uit zicht. In de samenleving is een kloof ontstaan over de vraag wat democratie eigenlijk is.

Het gesprek over die vraag moeten partijen en burgers veel meer, en veel opener voeren – met oog voor de eigen zwaktes en het verhaal van de ander..