/s3/static.nrc.nl/images/gn4/data129251929-1565f2.jpg)
De huidige Franse cinema is bezorgd over sociale cohesie. Veel films proberen de zaakjes bijeen te houden; feelgood-film En Fanfare is daarvan een voorbeeld. Muziek vormt hier de brug tussen arm en rijk, hoog- en laagopgeleid, kosmopolitisch en lokaal, grote stad en geel hesje.
Het Franse publiek waardeert dat: En Fanfare is met ruim 2,5 miljoen verkochte bioscoopkaartjes een hit. In En Fanfare ontdekken de adoptiefbroers Thibault (Benjamin Lavernhe) en Jimmy (Pierre Lottin) elkaar. Thibault is een vermaarde dirigent uit een welgesteld nest die leukemie heeft en op zoek moet naar compatibel beenmerg voor een transplantatie.
Dan hoort hij voor het eerst dat hij is geadopteerd en dat zijn broer Jimmy opgroeide in een arbeidersgezin. Hij werkt in de kantine van de noodlijdende fabriek Sodalpro in de roestgordel van Noord-Frankrijk. De broers delen een muzikaal gen: Jimmy speelt aardig trombone in de bedrijfsfanfare, houdt van jazz en heeft een absoluut gehoor.
Na enig gedoe gunt hij Thibault zijn beenmerg; in ruil leert de dankbare Thibault hem dirigeren als de vaste dirigent van de fanfare er de brui aan geeft: hij wordt kwartiermaker voor een nieuwe fabriek in Roemenië. De oude staat namelijk op het punt te sluiten, de fanfare lijkt gedoemd. Nu is de fanfare vaak gedoemd.
De combinatie van noodlijdende zware industrie en fanfare-orkest herinnert vagelijk aan Brassed Off (1996), waar een Britse fanfareband nog één keer op een concours wil vlammen als de kolenmijn sluit. In films staat de fanfare sowieso voor volkstraditie, lokale trots en collectivisme, en tevens voor muzikale onbeholpenheid en bescheiden ambities. In 1958 was de fanfare al iets uit het verleden, toen Bert Haanstra de eerste serieuze naoorlogse Nederlandse speelfilm maakte: Fanfare , die 2,6 miljoen kijkers trok.
In die charmante film valt een dorpsfanfare uiteen en volgt er strijd om muziekinstrumenten, achtervolging te water, natte boerenkielen en een hoofdschuddende meneer de burgemeester die het ook niet meer weet. In En Fanfare heeft meneer de burgemeester het opgegeven: hij houdt meer van countrymuziek en wil de repetitieruimte van de fanfare gebruiken voor line dancing. Zelfs als volksvermaak is de fanfare nu achterhaald, en geen wonder: wie wil er in een koddig uniform anoniem zijn nootjes meeblazen als iedereen wordt opgevoed tot solist? Zal de fanfareband nog een laatste keer vlammen? Dat verwacht je een beetje, want het lijkt filmlogica: een nostalgische laatste hoera tegen het decor van een hopeloze staking, waarna de jeugd zich schikt in de nieuwe economische realiteit en de oude garde tsjingboemend richting ondergaande zon marcheert.
Maar zo loopt het niet in En Fanfare , dat focust op de ontluikende bromance van Thibault en Jimmy. Een kloof van geld en cultuur en opleiding scheidt de broers, maar het bloed roept. Ook dat traject verloopt niet geheel voorspelbaar: bij Jimmy ontluiken door zijn contact met Thibault muzikale ambities die wel tot ontgoocheling moeten leiden.
Waarbij zijn temperament hem dwarszit; een patroon van emotionele uitbarstingen om vervolgens in zijn schulp te kruipen. Maar terwijl Jimmy zit te mokken, verandert Thibaults welwillende, intellectuele onthechting in muzikaal engagement met de fabrieksarbeiders. Dat is het aardige van En Fanfare : de film stuurt meermalen aan op een emotioneel crescendo en neemt dan bijna pesterig een andere afslag.
Eigenlijk leidt niets ergens toe, wat iets onbevredigends heeft. Al blijft de rode lijn de sociale kloof; van de elite vraagt En Fanfare meer engagement, van de gele hesjes minder rancune. Want alleen zo kan Frankrijk zich verenigen in dat ene magistrale cliché dat En Fanfare uiteindelijk toch niet kan weerstaan: Ravels Boléro .
De componist, zo merkt dirigent Thibault terecht op, werd geïnspireerd door fabrieksgestamp, hij zag de seksuele lading van zijn compositie zelf niet zo. Net als in Claude Lelouch’ Frankrijk-epos Les Uns en Les Autres uit 1981 wordt de Boléro hier de soundtrack voor een grandioze finale die alles en iedereen bijeenbrengt. Nog is de fanfare niet verslagen.
.