Dit zijn de genomineerde kunstenaars van de Britse Turner Prize – hun afkomst is alles voor ze

Dinsdag wordt de winnaar van de Turner Prize bekend, een prestigieuze prijs voor beeldende kunst. Rode draad bij de vier genomineerde kunstenaars: ze stellen culturele tradities en hun herkomst centraal.

featured-image

Aan de muur tegenover de tentoonstelling in het Tate Britain in Londen hangen briefjes met indrukken van bezoekers. Ze lezen als aanmoedigingen voor de jury van de Turner Prize. „Claudette Johnson: mooi en meditatief.

” „Delaine Le Bas!! De eerste Roma die ik in het Tate heb gezien.” „Pio: wat een geweldige aandacht voor kleine details.” „Deel het prijzengeld!” Dinsdag wordt voor de veertigste keer de Turner Prize uitgereikt, vernoemd naar de Britse schilder William Turner.



Het is één van de belangrijkste en meest prestigieuze prijzen voor beeldende, hedendaagse kunst. De jury provoceert graag en eerdere edities van de prijs waren omstreden en vooruitstrevend tegelijk. In 2021 bijvoorbeeld werden alleen collectieven genomineerd, in 2022 nomineerden ze voor het eerst een non-binaire kunstenaar.

Dit jaar haalde voor het eerst een Roma-kunstenaar de shortlist. Afkomst en culturele tradities spelen bij alle genomineerden dit jaar een grote rol in hun werk. In dezelfde volgorde als hun tentoonstellingen in het Tate Britain zijn dit de kandidaten voor de jubileum-editie van 2024.

De Filippijnse Pio Abad (1983) speelt met de koloniale geschiedenis en de waarde van koloniale kunst in de westerse wereld. In ‘zijn’ ruimte is een deel van zijn solo-tentoontstelling To Those Sitting in Darkness te zien. Er hangen 3D-replica’s van juwelen van Imelda Marcos, de echtgenote van de Filippijnse dictator Ferdinand Marcos, beroemd om haar dure smaak en kasten vol schoenen.

En er hangen traditionele zwaarden en messen uit museumdepots. Pio Abad is op zijn „gelukkigst” als hij in depots en privéarchieven mag grasduinen, vertelt hij in de video waarin hij zijn kunst toelicht. Abad maakte ook pentekeningen van koloniale kunst naast alledaagse voorwerpen uit zijn huis.

Bijvoorbeeld een papieren tafellampje naast één van de Benin-bronzen, de omstreden gestolen bronzen en houten kunstwerken uit Afrika die in het British Museum staan. „Ik ging laatst naar het museum om de originelen te bekijken en het leek haast alsof die bewust zó waren neergezet dat ze minder belangrijk zouden lijken”, vertelt Abad in zijn toelichting. „Terwijl ze voor anderen juist zo veel betekenen.

Het zijn hun verloren voorouders.” In haar tentoonstelling Alter Altar verkent Jasleen Kaur (1986) de culturele tradities uit haar jeugd, die neerkomen op een mengeling van Schotse en Zuid-Aziatische materialen en objecten. Blikvanger is de Sociomobile : een rode Fort escort bedekt met een wit gehaakt kleed waar muziek uit komt.

Het is een replica van de eerste auto van haar vader nadat die uit India naar Schotland was verhuisd. Uit de speakers knallen nummers die hun gezin onderweg in de auto draaiden. Haar ruimte heeft een licht religieuze uitstraling, vooral door het meterslange rode tapijt dat zo in een moskee had kunnen liggen en de grote foto’s op de grond van moslims uit India.

Tegelijk hangt haar associatie met assimilatie in de lucht – letterlijk. Kaur heeft een glazen plafond geïnstalleerd met bewerkte voorwerpen uit het dagelijks leven in Schotland. Een pluk haar, rollen toiletpapier, een verkreukelde fles Irn-Bru, een Schotse kauwgomballenfrisdrank.

„Ik speel met de symbolen van massaproductie uit mijn jeugd”, legt Kaur uit. Zo hangt er ook een knalgeel trainingspak dat verwijst naar het merk Nike, met Can’t do it erop geborduurd. De expositie van Delaine Le Bas (1965) neemt als enige van de genomineerden meerdere ruimtes in beslag.

De drie ruimtes heten Chaos , Reflectie en Verheffing , en in die volgorde laat Le Bas bezoekers een ontwikkeling doormaken. Haar beschilderde doeken en sculpturen zijn eerst zwart en grimmig, later juist kleurrijk en beschilderd met harten, vogels en de zon. De muren zijn van vloer tot plafond bedekt met doeken, aluminium of schilderingen.

De Britse Le Bas heeft een Roma-achtergrond en ze noemt zichzelf „ gypsy, hippie, punk ”. „Ik ben al die dingen samen.” In haar werk uit ze ook kritiek op de media die vaak negatief schrijven over Roma en zigeuners en zij probeert daar juist een positieve draai aan te geven.

In de toelichting op haar werk vraagt Le Bas zich af: „Wie stopt wie in de hokjes en wie plakt de etiketten op die hokjes...

? Wie heeft het recht om iemand iets te noemen? Welke rechten hebben we als individuen?” De schilderijen van Claudette Johnson (1959) zijn de traditioneelste kunstwerken van de vier genomineerden. Ze portretteert vooral zwarte vrouwen, soms ook zwarte mannen, op veel grotere schaal dan levensecht. In ‘haar’ ruimte hangen zo’n tien grote portretten.

Vaak heeft ze haar figuren ‘uitgelicht’ voor een abstracte achtergrond. Eén van haar bekendste werken is Standing Figure with African Masks , waarbij de maskers in het schilderij geïnspireerd zijn op de vrouwen in Les Demoiselles d’Avignon van Pablo Picasso. Johnson groeide op in Manchester, haar ouders kwamen uit Jamaica en zij waren het eerste gekleurde gezin in de straat.

Op bezoek in Jamaica voelde Claudette Johnson zich voor het eerst vrij. „Ik was bijna overweldigd hoe mensen daar hun lichaam in de ruimte bewogen. Ze hadden geen angst of afkeer als hun huid tegen elkaar schuurde”, vertelt ze in de toelichting op haar werk.

„Het was zo bevrijdend en nieuw.” Die vrijheid, en het vanzelfsprekend innemen van ruimte, probeert ze in haar portretten te verbeelden..