‘Dit slaat nergens op’ – de gemengde estafetteploeg verbaast ook zichzelf met de olympische titel

Met een zeer snelle slotronde van Femke Bol won de Nederlandse ploeg olympisch goud op de 4x400 meter gemengde estafette. „Ik dacht: blijven rennen.”

featured-image

Lieke Klaver maakt zich zo groot mogelijk. Hier, híér moet je heen, straalt ze uit alle macht uit naar haar teamgenoot Femke Bol. Die is bezig aan de laatste honderd meter van haar rondje op de lichtpaarse atletiekbaan van het Stade de France in Saint-Denis.

In de finale op de 4×400 meter gemengde estafette loopt ze in derde positie het rechte eind op. Maar Bol is nog niet klaar. Eerst komt ze dichter en dichter bij de Britse slotloopster, op vijftig meter van de streep heeft ze haar te pakken.



Voor haar is intussen de Amerikaanse atlete aan het instorten. Bol blijft aanzetten, negeert het zuur in haar benen, houdt haar pas soepel en stoomt dan op volle snelheid over de finish. Eerste.

Goud. De nieuwe olympisch kampioen op de 4×400 meter gemengde estafette is Nederland, een spectaculaire verrassing. Eugene Omalla, Lieke Klaver, Isaya Klein Ikkink en Femke Bol zijn de besten van de wereld.

Alles viel nu goed op het onderdeel waar het in het verleden zo vaak misging – neem de vierde plaats bij de Spelen van Tokio drie jaar geleden of de val van Bol in eerste positie in de finale van de WK van 2023 in Boedapest. De atleten staan na afloop hoofdschuddend op de baan. „Dit slaat nergens op”, zegt Klaver keer op keer, de handen in ongeloof op haar hoofd.

Een week geleden leek een olympische medaille verder weg dan ooit, toen Liemarvin Bonevacia zich met een blessure moest afmelden voor de Spelen. „Die timing was zo slecht, dat vonden we heel vervelend”, zei Klaver na afloop van de halve finale over het gemis van Nederlands snelste mannelijke 400 meter-loper. „We missen hem, maar we hebben ook twee andere goede jongens.

” De blessure van Bonevacia betekende dat Omalla zijn olympisch debuut mocht maken. De 23-jarige sprinter is geboren in Zoetermeer maar verhuisde op zijn zevende naar Oeganda. Hij heeft een Nederlandse moeder en Oegandese vader, en mocht dus kiezen voor welk land hij wilde uitkomen.

In april besloot hij in het oranje te willen lopen. „Drie maanden geleden wist ik niet dat ik hier zou zijn, heel gek is dit voor mij”, zegt hij na afloop met een rood-wit-blauwe vlag om zijn nek. Hij verontschuldigt zich voor zijn gebrekkige Nederlands.

Van geluk aan zijn zijde vanwege de blessure van Bonevacia wil hij niet spreken. „ I deserve to be here. ” Eugene Omalla mag de finale beginnen als startloper, nadat de Nederlandse ploeg hand in hand uit de catacomben is gekomen.

Als laatste van alle lopers zakt hij in de starthouding. Als een speer is hij weg, al loopt de rest op de laatste honderd meter wat in. Dan is het aan Lieke Klaver.

Dat Klaver snel kan starten, is inmiddels wel bekend. Ook nu loopt ze binnen een halve ronde van plek vijf naar plek twee. In de laatste bocht moet ze buitenom, maar dat lijkt haar niet te deren.

Ze wisselt als derde op Isaya Klein Ikkink, die in zijn rondje weliswaar terugvalt naar de vierde plaats, maar de verschillen klein houdt met de landen die op de podiumplaatsen lopen. En dan is het de beurt aan Femke Bol, die begint aan een ongelooflijke achtervolging waar ze patent op begint te krijgen. Vorig jaar deed ze het ook in de 4×400 meter estafette voor vrouwen in de WK-finale.

Bol loopt een splittijd van 47,93, de achtste tijd ooit van een vrouw in een estafette. Nederland eindigt maar 0,02 seconde boven het wereldrecord, dat de Amerikanen de dag ervoor hebben neergezet. In één klap zijn Omalla en Klein Ikkink de eerste Nederlandse mannen ooit met olympisch atletiekgoud.

Bol had zich op de finale geprepareerd met hulp van haar coaches en psycholoog, zegt ze na afloop. „Ik wilde op alles voorbereid zijn.” Dus ze wist dat de Belgische slotloopster langzaam zou starten en dat ze mee moest met de Britse toen die de Belgische inhaalde.

„Ik ging er vrij makkelijk overheen en toen voelde ik dat ik steeds dichter bij Amerika kwam. Dan is het jagen, jagen, jagen.” In die laatste honderd meter stopte Bol alle frustratie van de afgelopen jaren.

„Ik dacht gewoon: ik moet die boosheid maar naar boven halen”, zegt ze over de brandstof voor een nieuwe, succesvolle inhaalrace. Dit keer gingen ze niet naar huis zonder een medaille, hadden de vier atleten ’s ochtends afgesproken. Omalla had zelfs de kleur al uitgekozen.

„Ik zei: we gaan niet voor brons of zilver.” „We hebben dit met zijn allen gedaan”, zei Klaver. Het was in haar ogen het bewijs dat de trainingsaanpak van Nederland, dat een grote groep 400 meter-lopers gemengd met elkaar laat trainen op Papendal, werkt.

„En het is ook het gezelligste onderdeel wat dat betreft.” Bol haalde nog de sfeer in het stadion erbij, waar de 80.000 toeschouwers steeds luider van zich lieten horen naarmate de wedstrijd zich ontvouwde.

„Ik heb in veel volle stadions gestaan, maar dit was wel heel bijzonder.” Bol had er energie van gekregen, ook van al die Nederlandse vlaggen, zoveel oranje op de tribunes. „Ik vond het echt ongekend.

” Pas echt ongekend was de slotronde van Bol. Op tachtig meter zag ze Klaver al gebaren, zegt ze. „Zo van: ‘Kom, kom’, en ik dacht: ‘Ja, blijven rennen’.

” Zo liep Bol Nederland naar een geweldige start van het olympisch atletiektoernooi, waarop ze zelf nog in actie komt op de 400 meter horden en de 4×400 meter estafette voor vrouwen. „Het kan niet beter”, zegt ze, waarna ze aanstalten maakt om weg te lopen. Zondag moet ze weer.

.