De transformatie van de Oranje-hockeyers zie je het beste terug bij Floris Middendorp en Joep de Mol

De Nederlandse hockeyers staan deze zondag in de kwartfinale tegen Australië. Onder bondscoach Jeroen Delmee zijn Floris Middendorp en Joep de Mol, twee creatieve spelers, professioneler geworden. „Toen ik bij Oranje begon, besefte ik nog niet wat er bij komt kijken.”

featured-image

De transformatie van Floris Middendorp (23), van goede clubhockeyer tot volwaardige olympiër, begon al bij zijn debuut voor het Nederlands team in juni 2022. Over de speech die de creatieve middenvelder na afloop van zijn eerste interland gaf, worden nog steeds grappen gemaakt binnen de selectie. „Ik zei dat ik vooral lekker wilde hockeyen, niet te veel trainen en leuke wedstrijden wilde spelen”, vertelt Middendorp over het praatje dat hij met een knipoog gaf.

Maar er zat ook een kern van waarheid in zijn betoog: hij had nog niet door wat er precies bij internationaal tophockey kwam kijken. Hij dacht dat plezier maken het belangrijkste was. Daar is hij van teruggekomen.



Hij komt uit een bekende Hattemse hockeyfamilie, die als motto had: „Passen kan altijd nog.” Maar soleren gebeurt in het internationale hockey nog zelden, Middendorp gaat tegenwoordig vooral voor de snelle combinaties. „Ik hou van give-and-go’s .

Ik ben een passer die ook graag de bal weer terugkrijgt.” Ook Joep de Mol is als hockeyer veranderd. De lange verdediger van Oranje-Rood is bekender om zijn aanvallende acties.

Hij maakt soms wereldgoals, ook op internationaal niveau, waarbij hij het hele veld oversteekt. Maar verdedigend zakte hij regelmatig door het ijs. De Mol werd in 2017 het mikpunt van de NOS.

De omroep maakte een video met de titel ‘Is Joep de Mol de Mol?’, nadat hij opvallend veel strafcorners tegen had gekregen kreeg bij een toernooi in India. Hij deed mee aan de Olympische Spelen van Tokio, maar voor de (verloren) kwartfinale tegen Australië werd hij buiten de selectie gelaten. Na de komst van bondscoach Jeroen Delmee in 2021, viel hij twee jaar later af voor het WK.

De Mol twijfelde om te stoppen bij Oranje, maar sessies bij de sportpsycholoog leerden hem minder kritisch naar zichzelf te kijken en zich meer op het proces te focussen en de dingen die hij goed doet, vertelt hij. Dat hij in Parijs door ziekte de eerste twee wedstrijden miste van het Nederlands team, past in zijn carrière, eentje van „ups en downs”, die hem hebben gevormd, zegt De Mol. Hij vindt het ook wel weer mooi.

„Eric Verboom [assistent-coach] zei vorig jaar tegen me: je leert het meest als je oncomfortabel bent.” Floris Middendorp is een van de opvallendste namen in de selectie van Delmee. De creatieve middenvelder van Amsterdam kan met snelle stickbewegingen spelers makkelijk voorbij spelen, maar in zijn spel vol bravoure zit het risico van balverlies.

„Dat risico moest drastisch naar beneden, zonder dat ik mijn eigen spel kwijtraakte”, zegt hij. „Toen ik net bij Oranje kwam, is dat vaak fout gegaan en kreeg ik het regelmatig te horen. Ik heb momenten leren herkennen, ik hoef een verdediger niet drie keer uit zijn voegen te trekken.

” Toch was Delmee ook dit jaar nog lang niet tevreden over hem. Middendorp vertelt dat „afgelopen driekwart jaar” elk langer gesprek tussen hem en de staf van Oranje over een woord ging dat hij niet meer kan horen: „Zakelijkheid.” „Wéér die zakelijkheid”, dacht ik.

„Het mag ook niet ten koste gaan van de reden waarom ik het Nederlands team heb gehaald. Als ik met een-tegen-een-duel de cirkel kan aanvallen, dan moet ik gaan. Op het middenveld mag dat ook, maar moet ik slimmer zijn.

Daar ben ik beter in geworden.” Ook De Mol kreeg een duidelijke boodschap mee, toen hij afviel voor het WK. Het ging Delmee vooral om zijn verdedigende „mindset”.

Hij moest een andere hockeyer worden, vertelt De Mol. „Mijn eerste taak is verdedigen. Daar moest ik harder mijn best voor doen.

Ik moest in duels sterker worden. Soms stond ik gewoon te veel te slapen in het veld. Ik moest een stabiele en betrouwbare verdediger kunnen worden.

” De Mol nam de uitdaging aan. Hij ging „obsessief” aan de slag met zijn eigen spel. „Ik heb heel veel wedstrijden teruggekeken.

En met Jeroen video’s bekeken, van al mijn goede en slechte verdedigende acties. Dat was confronterend.” De Mol weet in Parijs wat zijn eerste taak is.

Helemaal omdat Nederland als een van de weinige teams mandekking speelt. „Het gebeurt een stuk minder dat ik niet bij mijn man ben. Natuurlijk horen fouten er ook bij, maar ik heb wel het gevoel dat mijn instinct op het veld nog beter is geworden.

” Bij Middendorp is niet alleen aan zijn spel te zien dat hij de lessen van Delmee, die in 1996 en 2000 als speler olympisch kampioen werd, ter harte heeft genomen. Hij draagt een beschermende handschoen om zijn linkerhand, iets wat vroeger was voorbehouden aan verdedigers, maar nu min of meer verplicht is. Middendorp moest eraan wennen.

„Ik heb gekozen om een teamsport te doen. En als ik mijn hand breek, dan verpest ik het voor mijn teamgenoten,” zegt hij. Of hij net zo handig is met stick en bal, met handschoen, als zonder? Hij kijkt moeilijk.

Middendorp zit ook twee, drie keer per week in de sportschool. De knop is bij hem wel omgegaan voor het internationale hockey, zegt hij. „Toen ik begon bij Oranje besefte ik nog niet wat erbij komt kijken.

Maar op een gegeven moment weet je: dit is wat er nodig is om intensief en vol mee te kunnen draaien met Oranje.” De Mol, die al meer dan 150 interlands speelde, heeft veel vertrouwen in het huidige Oranje, waar met het begeleidingsteam niets onbesproken blijft. Dat was in Tokio, waar Nederland voor het eerst sinds 1984 op de Spelen niet de halve finale haalde , wel anders, zegt De Mol.

„Als nu iemand de kantjes ervan afloopt, benoemen we dat binnen de groep. Geen steen blijft onomgekeerd.”.