De schelmenstreken van uitgever en galeriehouder Pablo van Dijk (1956-2025) werden op de koop toegenomen

Pablo van Dijk was een opzienbarende uitgever en kunsthandelaar. Hij ging over grenzen, en „wist soms niet hoe ver hij te ver kon gaan”.

featured-image

Lang voordat hij eind jaren tachtig uitgroeide tot de spraakmakendste uitgever en galeriehouder van Rotterdam zei Pablo van Dijk tegen een collega: „Als ik doodga mogen ze me in een vuilniszak aan de straat zetten. Of liever: me in perspex gieten.” In culturele kringen in Rotterdam is de afgelopen weken veelvuldig stilgestaan bij het overlijden van Van Dijk, een even legendarische als raadselachtige man, die sinds 1990 in New York woonde.

Arnon Grunberg, ook een New Yorker, meldde Van Dijks overlijden op 11 februari in zijn column in de Volkskrant . Leo van de Wetering, een oude vriend, bevestigt zijn dood. Eind januari is Van Dijk, vermoedelijk in New York, „omringd door de liefdevolle zorg van zijn laatste vrouw”, op 68-jarige leeftijd overleden.



De hoeveelste echtgenote dat betrof is een mysterie. Van de Wetering houdt het op „ongeveer de zevende”. Op sociale media klinkt veel lof voor Van Dijks bibliofiele uitgeverij en galerie Bébert (1980-1990).

Aan zijn honderden uitgaven wijdde museum Boijmans Van Beuningen in 2014 nog een expositie. Ook Van Dijks soms grensoverschrijdende gedrag is veelvuldig in herinnering gebracht. Typerend is de karakterisering van kunstenaar Arie van Geest, die Van Dijk op Facebook een charmante mix noemt tussen Felix Krull, de oplichter uit de schelmenroman van Thomas Mann, en Pietje Bell.

Weinig Rotterdammers hadden de laatste jaren nog contact met Van Dijk, die in 1990 plotsklaps emigreerde; zijn galerie, echtgenote en naar verluidt ook schuldeisers in verbazing achterlatend. Van Dijk was rond de eeuwwisseling enige jaren de secretaris van Arnon Grunberg. Met zijn uitgeverij Kunst Editions gaf hij ook zo’n dertig bibliofiele uitgaven uit van de latere P.

C. Hooft-prijswinnaar, boekjes in kleine oplage met nieuwsgierig makende titels als Drink veel witte wijn en Kutgedicht. Aan de eenzame ambitieuze Hoer C .

De vriendschap en samenwerking eindigde abrupt toen Grunberg in zijn secretaris een „irrationele oplichter” herkende, een „sekteleider in het land van de winstmaximalisatie”. Dat schreef Grunberg in 2003 in een hilarisch artikel in Hollands Maandblad . Grunberg: „Vriendschap kost geld, en zelden heeft een vriendschap mij zoveel gekost als die met Pablo van Dijk.

Ruwe schattingen lopen uiteen van zeventig- tot tachtigduizend dollar, maar ik beklaag me niet, het had veel erger kunnen zijn.” Pablo van Dijk was de zoon van galeriehouder Hans van Dijk, óók een charmante kunstverkoper met streken, als we de berichten op sociale media moeten geloven. Diverse kunstenaars melden nog geld tegoed te hebben van Van Dijk senior.

De naar Picasso vernoemde Pablo toonde al jong culturele belangstelling. Als elfjarige benaderde hij Arie van Geest met de vraag of hij een prentenboek over Napoleon wilde ruilen tegen een tekening. En op zijn achttiende betaalde hij dichter Rien Vroegindeweij 5 gulden voor A4’tjes met handgeschreven verzen.

Van Dijk werkte van 1978 tot 1989 als boekverkoper bij Donner in Rotterdam. Eerst leidde hij de afdeling literatuur, later (ook) de kunst. Leo van de Wetering, directielid, herinnert zich zijn oud-collega als geestig, sociaal zeer vaardig en vindingrijk.

„Klanten waren dol op zijn grote gebaar, zijn gulle lach en zijn verschijning als beau garçon .” Van Dijk had ook extreme trekken, zegt Van de Wetering. „Als we met elkaar uit eten gingen en de kwaliteit van een biefstuk beviel hem niet, dan vlogen de stukken rood vlees door het restaurant.

En in het personeelstoilet bij Donner kon hij ’s ochtends een dampende bolus achterlaten met een vork erin. Pablo wist soms niet hoe ver hij te ver kon gaan.” Met zijn eerste echtgenote Marijke richtte Van Dijk in 1980 Bébert op, vernoemd naar de kat van Céline, zijn Franse lievelingsschrijver.

De uitgeverij specialiseerde zich in luxe, gelimiteerde uitgaven van bekende schrijvers en dichters als J.M.A.

Biesheuvel en Gerrit Komrij. Van Dijks werkgever Donner fungeerde als verkoopplatform. Geleidelijk verschoof het accent bij Bébert van literatuur naar beeldende kunst, naar de uitgave van prestigieuze mappen en dozen met grafiek, foto’s en multipels van Jan Schoonhoven en Klaas Gubbels, maar óók van internationale coryfeeën als Keith Haring, Lawrence Weiner en Robert Mapplethorpe.

De koerswijziging werd ingezet nadat Van Dijk bij Donner zijn tweede echtgenote ontmoette, Pandora Tabatabai Asbaghi. Samen met haar opende hij in 1985 een galerie. Het ging Bébert voor de wind.

In 1988 verhuisde de galerie naar een prestigieus patriciërspand aan de Westersingel, dat met steun van particuliere geldschieters en de Rotterdamse Kunststichting was verbouwd door architectenbureau Mecanoo. De eerste exposant in het blitse pand was de wereldberoemde Franse kunstenaar Christian Boltanski. De Gentse museumdirecteur Jan Hoet verrichtte de opening, en tout Rotterdam verbaasde zich hoe Van Dijk, nog altijd boekverkoper bij Donner, het voor elkaar had gekregen.

Vlak voor de opening zei hij in NRC Handelsblad : „Misschien zegt men later over ons dat wij voor de beeldende kunst niet overbodig zijn geweest.” Nog geen twee jaar later vertrok hij naar New York. Fotograaf Vincent Mentzel, die met Gerard Reve het door Bébert uitgegeven boek Slager Crolus koopt een oude viool maakte, bleef contact houden.

Als hij Van Dijk in New York opzocht, nam hij op verzoek altijd een stapel witte HEMA-onderbroeken mee. „Pablo gebruikte de creativiteit van een ander om er beter van te worden”, zegt Mentzel. Het is een terugkerende constatering.

Van Dijk leefde van het talent van anderen, schreef Grunberg in zijn column in de Volkskrant . Beeldend kunstenaar Gina Kranendonk lachte vroeger met Van Dijk om de roddels over zijn gedrag. Hij was haar eerste vriendje; zij zat nog op school, hij was tien jaar ouder.

„Ik gun elk jong meisje zo’n eerste vriendje. Pablo heeft mij jong geleerd hoe je de liefde mooi en intens kan beleven. Het werd mijn standaard.

” De laatste jaren bleef het stil rond Pablo van Dijk. Na een voetbreuk hielden vrienden een collecte voor de Amerikaanse ziekenhuisrekening. En op Instagram profileerde hij zich, voor enkele tientallen volgers, als maker van handgemaakte, tamelijk clowneske kostuums.

Wat overblijft zijn de verhalen, constateert dichter Rien Vroegindeweij. „En natuurlijk zijn mooie boeken.”.