De ‘perfecte’ Tadej Pogacar was niet te verslaan, toch hoopte Jonas Vingegaard lang dat hij de Tour kon winnen

Jonas Vingegaard reed een ijzersterke Tour de France, na een miraculeuze revalidatie van krap drie maanden. Er was alleen één renner veel sterker: Tadej Pogacar, de gele kannibaal, bij wie alles dit jaar ‘perfect’ verliep. Reconstructie van een gemankeerde tweestrijd.

featured-image

Het is adembenemend mooi boven op de Cime de la Bonette, het ‘dak’ van deze Tour. Op meer dan 2.800 meter hoogte is geen boom meer te bekennen.

Je ziet louter zwartgeblakerde rotsen en morenen, met 360 graden uitzicht over alle bergtoppen in de omgeving. Roofvogels doorklieven de strakblauwe hemel. Toch heeft de ploegleiding van Visma-Lease a Bike op deze vrijdag 19 juli weinig oog voor het natuurschoon.



In de auto zijn ze volledig gericht op audio: de ploegradio. Wat zegt Jonas Vingegaard in zijn oortje? Dat is, een kilometer of vijf onder de top, het allerbelangrijkste. De rest is bijzaak.

Vingegaard rijdt in een groep van een man of twintig, met alle favorieten. Achter hem rijdt de nummer drie van het klassement, de Belg Remco Evenepoel. Voor hem: Tadej Pogacar, de ongenaakbare geletruidrager.

Ze hebben allebei nog helpers bij zich, maar Vingegaard is alleen. Zijn belangrijkste knechten in het hooggebergte, Wilco Kelderman en Matteo Jorgenson, zitten in de kopgroep die ruim drie minuten vooruit rijdt. Twee ‘satellietrenners’ voorop – dat is het plan van Visma, zo is het die ochtend besproken in de teambus.

Als Vingegaard vlak onder de top van de Cime de la tBonette een aanval plaatst, kunnen ze wachten en samen met hem de slotklim oprijden. En dan hopen dat Pogacar breekt. In de ploegwagen van Visma luisteren ze gespannen naar de radio.

Wanneer zegt Vingegaard dat hij klaar is voor zijn aanval? De lucht is ijl, het tempo moordend. Nog drie kilometer te gaan – nú moet het gebeuren. Hij zegt het een beetje omfloerst, maar de bezoekers begrijpen de boodschap: als het kan, wil hij naar de Tour.

Het klinkt tamelijk bizar uit de mond van iemand die ingezwachteld in een ziekenhuisbed ligt en de dag ervoor voor net zijn eerste stapjes heeft gezet. Het is zondag 14 april, de dag dat in Nederland de Amstel Gold Race wordt verreden. Ploegleider Merijn Zeeman en trainer Tim Heemskerk van Visma – Lease a Bike zitten aan het bed van Jonas Vingegaard in het ziekenhuis van Gasteiz, in Baskenland.

Aan de andere kant van het bed zitten zijn zwangere vrouw Trine en zijn dochtertje Frida. Tien dagen eerder is Vingegaard op een afschuwelijke manier ten val gekomen in een afdaling in de Ronde van het Baskenland. Hij heeft een gebroken sleutelbeen opgelopen en meerdere gebroken ribben, plus een klaplong.

De dag voor het bezoek is hij eindelijk ontslagen van de intensive care. Starten in de Tour de France, de wedstrijd die hij de afgelopen twee jaar won, lijkt onhaalbaar. Toch maakt Vingegaard een strijdbare indruk, merken Zeeman en Heemskerk die middag in het ziekenhuis.

Hij denkt alweer aan de Tour, al zal de wens vermoedelijk de vader van de gedachte zijn. Zeeman en Heemskerk putten er moed uit. Misschien zou het toch kunnen lukken om Vingegaard op tijd op niveau te krijgen voor de belangrijkste koers van het jaar? Na thuiskomst uit Baskenland slaan ze met de rest van de ploegleiding aan het rekenen.

Heemskerk maakt een trainingsschema. En ze doen iets opmerkelijks: ze huren alvast een appartement in Tignes, het ski-oord in de Franse Alpen waar Visma altijd zijn hoogtestages voor de Tour afwerkt. Voor eind mei, drie weken lang.

Aan Vingegaard zelf vertellen ze het niet. „Perfect.” José-Antonio ‘Matxin’ Fernández gebruikt het woord zeker twaalf keer als hij half juni over de telefoon praat over Tadej Pogacar.

De Giro d’Italia? Verliep perfect. Pogacars conditie op dit moment? Perfect. De voorbereiding voor de Tour de France? Perfect.

Matxin is ploegleider bij UAE, de ploeg van Pogacar. Een Bask met een glimmend kaal hoofd en een zwaar Spaans accent. Zijn optimisme is niet zonder reden: het seizoen van Tadej Pogacar verloopt tot dan toe inderdaad vrijwel foutloos.

Eenendertig dagen gekoerst, vrijwel alles gewonnen. De maand ervoor heeft hij op een verpletterende manier de Giro gewonnen. Nu maakt Pogacar zich op om als eerste renner in een kwart eeuw ook de Tour te winnen in hetzelfde jaar.

Hij oogde nog nooit zo machtig. Hoe dat kan? Pogacar heeft dit seizoen een hoop zaken veranderd. Dat moest ook wel, na twee opeenvolgende Tours waarin hij geklopt is door het collectief van Visma.

Er kan, zo vinden ze bij UAE, niet meer alleen worden vertrouwd op het talent van hun kopman. Dus is het voedingsbeleid verbeterd en heeft UAE ook hard gewerkt om de achterstand qua materiaal in te lopen, met name op het gebied van tijdrijden. Ook heeft Pogacar een nieuwe trainer aangetrokken, die hem een veel gevarieerder en uitdagender programma heeft voorgeschoteld.

Er is extra getraind op zijn zwakke plekken, vertelt Matxin over de telefoon: hitte, grote hoogte en lange beklimmingen. Na de Giro is hij eerst op hoogtestage in de Sierra Nevada geweest, nu zit hij nog twintig dagen in Isola 2000 – niet toevallig de aankomstplek van de een na laatste bergetappe in de Tour. Matxin is daar ook.

„Hij traint, zegt Matxin, „op dezelfde cols, op dezelfde hoogte en in dezelfde hitte als straks in de Tour.” Jarenlang leek het er bij Pogacar en zijn team nogal amateuristisch aan toe te gaan – zeker vergeleken met de wetenschappelijk gedreven machine van Visma. Dat lijkt vanaf dit seizoen voorbij.

Dus ‘perfect’? Misschien wel, ja. „Dat ik hier ben, is op zich al een overwinning”, zegt Jonas Vingegaard. „De rest is een bonus.

” Hij zit achter een tafel in een zaal op de eerste verdieping van het Palazzo Vecchio, het veertiende-eeuwse stadspaleis van Florence. Fresco’s op de muren, naast hem een banier met de florentijnse fleur-de-lis . Dit is de eerste keer dat iedereen – journalisten én collega-renners – Vingegaard zien na bijna drie maanden.

Een week eerder heeft Visma het nieuws bekendgemaakt: hij is voldoende hersteld en sterk genoeg om naar de Tour de France te gaan en mee te doen voor „een goed klassement”. Er komt tóch een duel met Pogacar, voor de vierde keer op rij. Aan Vingegaards besluit is een razendsnelle revalidatie voorafgegaan.

Na twee weken rust is hij aan de slag gegaan met het trainingsschema van Tim Heemskerk. Eerst op de hometrainer, daarna duurtrainingen thuis in Denemarken, vervolgens op hoogtestage op Mallorca, tenslotte intensieve trainingen in Tignes. Regelmatig leek het erop alsof Vingegaard het niet zou halen.

Vijf weken voor de Tourstart is hij „nog mijlenver van het beoogde niveau”, zegt Visma-trainer Mathieu Heijboer. Twee weken voor de Tour? „Nog lang niet wat het zou moeten zijn.” Godzijdank is er geen tegenslag in de vorm van een griepje – het schema heeft geen enkele ruimte voor speling.

En dan, in die een na laatste week, beginnen Vingegaards data er ineens heel goed uit te zien. In een een-op-een-gesprek met Merijn Zeeman valt het besluit: hij gaat naar de Tour. Daarna is er geen twijfel meer.

Achter zijn bescheiden woorden in het Palazzo Vecchio („de rest is een bonus”), gaat een stuk meer ambitie schuil dan het lijkt, zo zegt zijn omgeving. Onderweg naar Florence heeft Vingegaard iets gedaan wat past bij zijn precieze aard: hij heeft speciaal een omweg gemaakt langs de Col du Galibier. Daar ligt op dag vier van de Tour de finish, na een afdaling.

Vingegaard heeft sinds april geen koers meer gereden – hij wil precies weten waar hij onder druk kan worden gezet. Zijn vrouw en dochtertje gaan mee naar de Galibier – zoals ze de hele Tour de France met hem zullen meereizen. Dat mag van Visma.

Hij is de enige. In het Palazzo Vecchio geeft ook Pogacar een persconferentie. Hij ziet er ontspannen uit.

Zichzelf bij voorbaat tot winnaar uitroepen, daar laat hij zich in zijn antwoorden niet tot verleiden. Hij is „niet de enige die in goede vorm steekt,” zegt hij. Die met overmacht gewonnen Giro was toch „een grote uitdaging”.

Kortom: „Niets in het wielrennen is makkelijk.” Aan goede helpers wilde het bij UAE in het verleden nog wel eens schorten, maar deze keer is Pogacar naar de Tour afgereisd met een heel sterke ploeg. Klimmers als – João Almeida, Juan Ayuso en Adam Yates zijn de belangrijkste mannen voor in het hooggebergte.

Bij Visma daarentegen regeert de tegenspoed. De belangrijke helpers Dylan van Baarle en Steven Kruijswijk moeten de Tour laten schieten wegens blessures. En een paar dagen van tevoren haakt ook Vingegaards meesterknecht Sepp Kuss af – hij heeft corona.

Het onoverwinnelijke Visma-collectief oogt dit jaar een stuk minder onoverwinnelijk. In het Palazzo Vecchio vertelt Pogacar, schijnbaar vanuit het niets, dat hij tien dagen eerder corona heeft gehad. Erg was het niet, zegt hij er meteen bij.

„Gewoon, een verkoudheidje, het was snel voorbij. Ik heb één dag niet kunnen trainen.” Bloedheet is het in Bologna – en stervensdruk.

Na afloop van de tweede etappe dromt een grote mensenmassa samen rondom de teambussen, die geparkeerd staan in de Via dell’Indipendenza. Bij de Touretappes in Italië verloopt alles, hoe kan het ook anders, een stuk chaotischer dan in Frankrijk. Jonas Vingegaard lijkt er weinig last van te hebben.

Op zijn gezicht strijden opluchting en verbazing om voorrang. Zojuist heeft hij laten zien dat hij, zijn ultrakorte voorbereiding ten spijt, uitstekend in vorm is. Op de korte, loeisteile klim naar de basiliek van San Luca kon hij zonder problemen in het wiel blijven van Pogacar.

„Dit was de etappe waar we het meest bang voor waren,” zegt Vingegaard tegen de verzamelde journalisten. „Zelfs al voor mijn val. Dat ik Tadej kon volgen, is een kleine zege voor mij.

” Ook bij technische staf van Visma – Zeeman en andere ploegleiders als Grischa Niermann en Frans Maassen – is de blijdschap van de gezichten af te lezen. Die klim naar San Luca, zo vertellen ze naderhand, heeft een enorme dosis zelfvertrouwen gegeven en ook duidelijkheid: Vingegaard is in ieder geval in staat om mee te doen voor het geel. Vijf meter is het gaatje, maximaal.

Niet eens een seconde. Tadej Pogacar rijdt voorop, met zijn bekende cadans van links naar rechts. Jonas Vingegaard zit erachter, de schouders een beetje schokkend.

Wie de twee ziet fietsen in de een na laatste bocht van de Col du Galibier, denkt: dat wordt geen groot verschil op de finish. Toch is dat niet zoals het uitpakt. Op de top, driehonderd meter verder, is het verschil al tien seconden.

Na de afdaling van de Galibier, negentien kilometer verderop in Valloire, zijn het er 37 – en inclusief bonificatieseconden zelfs 42. Pogacar pakt de gele trui, Vingegaard heeft zijn eerste echte tik gekregen. Als hij bij de Visma-bus arriveert, ziet hij er teleurgesteld uit.

Op afstand gereden in de afdaling die hij nog speciaal had verkend – dat had hij niet zien aankomen. Maar in de bus grijpen de ploegleiders meteen in. Zoom eventjes uit, zeggen Merijn Zeeman en Grischa Niermann tegen Vingegaard.

Dit verlies was ingecalculeerd. Pogacar is zwaarder, hij heeft meer absoluut vermogen en daarom heeft hij tijd gepakt in de tweede helft van de afdaling, die vlakker is. Bergop heb je amper iets toegegeven – een geweldige prestatie.

Het verlies is lang niet zo erg als die 42 seconden suggereren. Vingegaard luistert geconcentreerd en knikt. Het verhaal van zijn coaches komt binnen.

Als hij tien minuten later de bus weer uitkomt om met de media te praten, ziet hij er een stuk opgewekter uit. „We kunnen hier best tevreden mee zijn”, zegt hij. „Ik heb alleen tijd verloren in de tweede helft van de afdaling, waar gewicht een grotere rol speelt.

” Het is de mantra die ze bij Visma zullen blijven herhalen, tot ver in de tweede week. Ja, Vingegaard staat op achterstand, maar het parcours is tot nu toe in het voordeel van Pogacar. Wacht maar op de derde week, dan worden de beklimmingen lang en zwaar – het terrein van Vingegaard.

Er kan nog van alles gebeuren. Voor de start in Orléans, de dag na de eerste rustdag, staat Frans Maasen bij de bus van Visma – Lease a Bike. Ze zijn pas laat gearriveerd vandaag, de reclamekaravaan nam de tijd.

Hoe de rustdag is verlopen? Nou, zoals gebruikelijk. Teambespreking, persconferentie, trainingsritje. Voor de koffiestop wilden „de mannen per se naar een goede tent”, zegt Maassen.

De vrouw van Wout van Aert werd zelfs vooruit gestuurd om plekken vrij te houden. „Vervolgens kwamen er nog zeven andere ploegen langs, maar die werden allemaal geweigerd.” Twee dagen eerder, op zondag, is er een spectaculaire rit geweest, over gravelwegen in de Champagnestreek.

Vingegaard heeft de hele etappe in het wiel kunnen blijven bij Pogacar en ook bij de verrassend sterke nummer twee in het klassement, de Belg Remco Evenepoel. Bij de finish in Troyes, als de stofwolken van de chemins blancs zijn opgetrokken, heeft hij niets verloren. Na afloop hebben Pogacar en Evenepoel allebei kritiek gehad op de tactiek van Vingegaard, die de benen stil hield en geen kopwerk deed.

Defensief vinden ze het van Visma, en laf. Catenaccio-wielrennen. Pogacar: „Ze zijn bang voor mij en volgen alleen mijn wiel.

” Evenepoel: „Soms heb je ballen nodig in de koers. Jammer genoeg had Jonas die niet.” Frans Maassen haalt zijn schouders op.

Pogacar, zegt hij, is ontzettend goed op onverharde wegen. In maart won hij nog de Strade Bianche met een solo van 80 kilometer. Dan ben je toch gek om met hem samen een finale te gaan rijden? Dat Pogacar en Evenepoel boos waren, vindt Maassen eigenlijk wel „mooi”, zegt hij.

„Blijkbaar hebben we iets goed gedaan.” 39 minuten en 44 seconden. In de teambus van UAE op Plateau de Beille kunnen ze hun ogen niet geloven.

Tadej Pogacar heeft zojuist alle records op deze Pyreneeënklim aan gruzelementen gereden. Hij is ruim vier minuten sneller dan Alberto Contador en Michael Rasmussen in 2007. Bijna vijf minuten sneller dan Lance Armstrong in 2004.

En zelfs de mythische tijd van Marco Pantani uit 1998 is eraan gegaan – meer dan drieënhalve minuut eraf. Na afloop wacht het hele team in de bus totdat Pogacar arriveert. Andere ploegen vervoeren hun renners met auto’s van de klim naar beneden – het is nog een lange rit naar het hotel van de tweede rustdag, aan de kust bij Narbonne.

Bij UAE doen ze dat niet. Ze wachten op hun kopman, iedere dag. Vandaag duurt het veertig minuten voordat hij alle plichtplegingen heeft gedaan die horen bij de gele trui (en de etappewinst): tv-interview, dopingcontrole, huldiging, persconferentie.

Langer dan hij over de klim heeft gedaan. Behalve records verpulverd, heeft Pogacar ook weer een slag toegebracht aan Jonas Vingegaard. Op vijf kilometer van de top is hij bij zijn rivaal weggereden en op de finish heeft hij meer dan een minuut gewonnen.

De waardes die Pogacar op Plateau de Beille trapt, worden naderhand geschat op 6,98 watt per kilo. Ongekend en nooit eerder vertoond – dit is de beste klimprestatie aller tijden. Het klopt wat ploegleider Matxin al wekenlang verkondigt als je hem ernaar vraagt: dit is de beste Tadej Pogacar die we ooit hebben gezien.

Als Pogacar eindelijk de bus instapt, klinkt een luid applaus. Het is bewolkt op de ochtend van de tweede rustdag – ongebruikelijk voor een Tour die volledig in stralend juliweer wordt verreden. De Vismaploeg verblijft op een chateau in de buurt van Narbonne, aan de kust van de Middellandse Zee.

Een fraai terracotta complex tussen de wijnranken. Rustig is het er alleen niet: die ochtend zijn renners en staf al om zeven uur gewekt door het lawaai van werklieden. Op de binnenplaats van het chateau wordt een podium gebouwd voor een jazzfestival, aankomend weekend.

Aan een tafeltje met uitzicht over de wijnranken zitten Jonas Vingegaard, Merijn Zeeman en Grischa Niermann. Ze spreken elkaar voor het eerst sinds de etappe op Plateau de Beille van gisteren. De renners gingen na afloop apart in auto’s naar het hotel, daarna was het snel naar de masseur, eten en naar bed.

Vingegaard en zijn ploegleiders spreken uit wat ze gisteren eigenlijk al wisten: de kans dat hij deze Tour nog gaat winnen, is heel, heel klein. Ze hebben alles geprobeerd in de eerste twee weken: defensief koersen, de wedstrijd hard maken in vlakke etappes, ploegentactiek, individuele aanvallen – maar ze hebben Pogacar niet kunnen breken. Ja, er was één moment van zwakte.

Tijdens de midweekse etappe in het Centraal Massief was Pogacar gedemarreerd op de voorlaatste col. Vingegaard had hem weten bij te halen op de slotklim naar ski-oord Le Lioran en won – tot zijn eigen verbazing – de sprint. Na afloop belde hij geëmotioneerd met zijn vrouw Trine.

Ook bij zijn interviews met journalisten was hij in tranen. „Ineens kwam boven wat er in de afgelopen drie maanden allemaal was gebeurd,” zegt trainer Mathieu Heijboer. „De val, de revalidatie.

Het leek erop alsof het nu pas tot hem doordrong.” Na de morele zege in Le Lioran hadden ze bij Visma het gevoel dat het misschien tóch kon. Vingegaard had nog steeds maar 1.

14 minuut achterstand op Pogacar in het algemeen klassement. Als ze hem in de Pyreneeën voldoende onder druk zouden zetten, kon Vingegaard wellicht verder inlopen – wie weet wat er dan mogelijk zou zijn in de derde week? Het was uitgelopen op een teleurstelling. In het Pyreneeënweekend was Pogacar ongenaakbaar geweest.

Op zaterdag, in slotklim naar Pla d’Adet: demarrage, 39 seconden winst. Zondag: het machtsvertoon op Plateau de Beille, met alle gesneuvelde records. Het bizarre was: óók Vingegaard had de klim van zijn leven gereden.

Ook híj was sneller geweest dan Pantani, had waardes getrapt die nog nooit eerder waren vertoond. Het was een fantastische prestatie geweest – al helemaal na zo’n korte revalidatie. Alleen: er was één renner die nog vele malen beter was.

De Tour gaan we dit jaar hoogstwaarschijnlijk niet meer winnen, zeggen Vingegaard, Zeeman en Niermann tegen elkaar aan het tafeltje bij het chateau. Maar de gedachte dat het écht niet meer gaat lukken, spreken ze niet hardop uit. Zo werkt wielrennen: doe je het wel, dan heb je bij voorbaat al verloren.

Het plan van Zeeman en Niermann: Pogacar nog één keer goed onder druk zetten. Week drie van de Tour komt eraan, in de afgelopen twee jaar had hij dan altijd een zwakke dag. Deze vrijdag moet het gebeuren, op de Cime de la Bonette.

Nog één keer ‘all out’. Nog drie kilometer te gaan tot de top. Jonas Vingegaard trapt door, handen in de beugels, zijn gezicht onbewogen.

In de koerswagen wacht Grischa Niermann nog altijd op een teken van zijn kopman. De kilometers tot de kale, zwartgeblakerde top tikken weg. Nog twee te gaan.

Nog één. Vingegaard kijkt achterom, naar Evenepoel, en vooruit, naar Pogacar. Hij zwijgt.

De groep bereikt de top, de afdaling wordt ingezet. Het moment is voorbij. Pas tijdens de tientallen kilometers lange afzink naar de voet van Isola 2000 komt Vingegaard weer op de radio.

Hij had de benen niet, zegt hij, maar dat wilde hij niet hardop zeggen in zijn oortje – voor het geval dat Evenepoel en Pogacar hem zouden horen. Maar ze hadden het wel begrepen in ploegleiderswagen, toch? De handdoek is geworpen. „Voilà, le maître van deze Tour de France!” De stem van de omroeper slaat bijkans over als Tadej Pogacar de laatste bocht rondt.

Een paar seconden later flitst hij voor de laatste keer over de finish, op Place Masséna in Nice. Handen in de lucht, daarna bolt hij zijn spierballen. Als hij is gestopt, gooit hij een fles San Pellegrino leeg over zijn hoofd en steekt hij opnieuw zijn handen in de lucht.

Ook de slottijdrit heeft hij gewonnen, met overmacht. Zijn zesde etappezege in deze Tour de France. Pogacar wil alles winnen, zijn rivalen krijgen niets.

Als er één ding bij hem is komen bovendrijven in deze Tour, dan is het wel die verbeten kant. De spontane, goedlachse Sloveense jongen is een veelvraat geworden, een alfa-aapje dat zijn macht voortdurend bevestigd wil zien. Een gele kannibaal.

Wie hij het minst gunt, is de Visma-ploeg. Dat is op vrijdag al duidelijk geworden in de etappe over de Cime de la Bonette, waar Vingegaard de handdoek gooit: in de slotklim naar Isola 2000 zet Pogacar nog even flink aan om diens teamgenoot Mateo Jorgenson bij te halen – in de laatste kilometer. De ploeg die hem twee jaar op rij de Tourzege ontnam, zal het weten ook: Tadej Pogacar is nu de baas.

Toch mag hij Visma en Vingegaard ook dankbaar zijn. Het is dankzij hen dat hij dit jaar zo goed is. De twee verloren Tours hebben Pogacar getergd, zijn ploeg aan het denken gezet en ervoor gezorgd dat hij nu de beste Tadej is die we ooit hebben gezien.

Pogacar-Vingegaard in de laatste vier Tours: eerste-tweede, tweede-eerste, tweede-eerste, eerste-tweede. En de tweestrijd zal komende jaren nog wel even doorgaan. Te beginnen bij de editie van 2025.

Als het meezit, zal het dan géén gemankeerde tweestrijd zijn..