De levens van Geesje en Anna Kwak, de beroemde, onbekende ‘kimono-modellen’ van schilder Breitner

Op de beroemde kimono-schilderijen van Breitner zijn ze anoniem. Wie waren de zussen Geesje en Anna Kwak? Mariëtte Haveman over het nieuwe boek dat licht werpt op hun avontuurlijke levens.

featured-image

Dat komt nog wel, dacht mijn luie ik, toen ik de aankondiging zag van de Breitner-tentoonstelling in het Singermuseum in Laren. Om Breitners te zien hoef je sowieso niet naar het buitenland. Kortom, ik liet het rusten.

Net als het boek dat Jenny Reynaerts schreef over de favoriete modellen van Breitner. Geesje en Anna, de tengere Amsterdamse meisjes die bijna verdrinken in die ongelooflijke kimono’s. Liggend op een sofa, staande voor een spiegel.



Bekende materie, dacht ik. En toen las ik dat boek, en alles werd anders. Reynaerts baande zich op engelenvoeten een weg door een wereld die grotendeels is verdwenen, immers wie zou de moeite hebben genomen om vast te leggen wat er destijds met die tengere meisjes Kwak zoal gebeurde? Naast Geesje en Anna, die Reynaerts zorgvuldig determineert tussen de rode, witte en zwarte geborduurde zijde, waren er nog twee zussen, Niesje en Aafje.

Allemaal hadden ze die gestalte, en die bijzondere oogopslag die Breitner zo mooi vastlegde in zijn schilderijen. Een van de verbazende levensfeiten die je meekrijgt uit Reynaerts boek is het gemak waarmee ook arme mensen anno 1890 verhuisden. Van huis naar huis verplaatste de familie Kwak zich, te midden van de snel verrijzende negentiende-eeuwse nieuwbouw in Amsterdam-Oost en De Pijp.

Sommige van die woningen staan nog overeind, de meeste zijn inmiddels verdwenen, of verbouwd tot appartementen met daktuintjes waar je nu een vermogen voor betaalt. Misschien was al dat verkassen normaal, misschien was het een familietrek. In elk geval waren deze zussen ook zelf avontuurlijk zoals jonge meiden dat nu ook zijn, en dat is verbazingwekkend gezien de obstakels waar zij tegenop moesten boksen.

Geesje, Niesje en later ook Aafje reisden naar Zuid-Afrika, en Anna emigreerde naar San Francisco, met haar man en geadopteerde dochtertje. De prijs die ze voor hun ondernemingszin betaalden was hoog, en doet je meteen weer middenin die ellendige negentiende eeuw tuimelen, waar ziekten zoals syfilis en tuberculose huishielden, en jonge vrouwen hun leven sowieso niet zeker waren. Reynaerts heeft de lotgevallen van de zussen Kwak weten te reconstrueren dankzij contacten met nazaten, en vooral ook dankzij een zeldzaam vindingrijke en vasthoudende research.

Over Geesje kwam zij minder te weten dan ze had gehoopt. Haar gestalte vormt zich in het boek als een silhouet tussen alle omstandigheden die haar korte leven moeten hebben bepaald. Ingevuld door de foto’s, waarop dat mooie meisje ons springlevend tegemoetkomt, soms vrolijk, meestal ernstig zoals mensen toen op foto’s keken.

Van de kimonoschilderijen hangen er nu drie in het Singermuseum, heel mooi op een rij. Een witte, een rode en een zwarte. Toch maar wezen kijken, met mijn nieuw geopende ogen.

En wat een geweldige schilder was het. Het hele, gasverlichte, ongezonde Amsterdam anno 1900 dampt je in Laren tegemoet, vol paarden, affiches, dames en dienstmeisjes die een centje bijverdienden door te poseren voor kunstenaars als Breitner. En die dat geld opspaarden om er een verre reis mee te betalen, op zoek naar een beter leven.

Je dacht dat je van alles wist, maar je wist nog niks..