De landbouw betreedt de stad in het wilde Oosterwold – ‘ik probeer buiten naar binnen te brengen’

‘Actie-onderzoeker’ Jan Eelco Jansma beschreef de wording van het ‘wilde’ Oosterwold, dat de muur tussen stad en land probeert te slechten. „Het liefst moet het een beetje wringen.”

featured-image

‘Kijk, dat is een echte pragmaticus”, zegt Jan Eelco Jansma terwijl hij vaart mindert langs een vrijstaande, smetteloze villa. Een keurig onderhouden groen gazon. Een oprit voor twee auto’s.

Naast de woning ligt een flinke lap grasveld te wachten op beplanting. Jansma geeft gas. Daar rechts verderop zien we „iemand die behoorlijk committed is”.



Rond de houten woning woekert beplanting, op het erf scharrelen kippen in het rond. Een paar straten verder passeren we het terrein van een wijnbouwer, met lodges waar bezoekers tegen betaling kunnen overnachten. Daar huist een pionier die het ook om de business gaat, als aangename hoofd- of bijzaak.

Nu nog op zoek naar een ‘sociale’ bewoner dan zijn we rond...

En warempel, een paar bochten later staat een langgerekte woning die ruimte biedt aan meerdere gezinnen, die met zijn allen zorgen voor een gemeenschappelijke tuin. „Dat geeft verbinding.” Het ‘wilde’ woongebied Oosterwold in Almere kent vier clusters bewoners, zegt agronoom Jansma, op basis van een enquête die hij er hield.

Hij is als onderzoeker verbonden aan Wageningen Universiteit Research en een dag aan de Flevo Campus. Er zijn de gecommitteerden (30 procent), die in volle overtuiging meegaan in de combinatie van do it yourself -‘wild wonen’ en stadslandbouw. Alle bewoners van Oosterwold zijn verplicht de helft van hun erf te besteden aan stadslandbouw – en dat geldt ook voor de firma Albert Heijn die er een perceel kocht.

Je hebt ook ‘sociale’ bewoners (26 procent), die het vooral gaat om samenwerking met anderen in een natuurvriendelijke omgeving. Landbouw hoort erbij, maar is niet hét doel. Dan zijn er natuurlijk ondernemende geesten die in het experiment ook een eco-vriendelijke zakelijke uitdaging zien (15 procent): kwekerijen, druiventeelt en soms (wat niet de bedoeling is) paarden houden.

Ten slotte zijn er de pragmatici (29 procent), die vooral mooi of rustiek willen wonen en, omdat het nu eenmaal de regels zijn, ook een paar appelbomen of gewassen planten. Jansma zijn ze allemaal even lief, als ze het experiment – „uniek in de wereld” – maar verder helpen. Het enige waar hij moeite mee heeft zijn „de standaardwijkjes” die er nu ook verrijzen: vinexachtige nieuwbouw die net zo goed elders had kunnen staan met bewoners die hun landbouwgrond via de projectontwikkelaar uitbesteden aan boeren.

Jansma: „Zelf hebben ze er misschien niks mee. Dat was dus niet de bedoeling, want zo knip je de band tussen stad en landbouw toch weer gewoon door.” Jansma (59) is een oude bekende en een graag geziene gast in het gebied – en nu dus ook een jonge geleerde.

Begin november promoveerde hij in Wageningen op een proefschrift, waar hij naast zijn andere klussen zeven jaar aan werkte, over de integratie van stadslandbouw in de planning van Oosterwold. Zijn eigen idee: het „buiten” van de landbouw naar „binnen” brengen, de stad in. In plaats van een harde knip tussen de twee, vaak gesymboliseerd door de ringweg tussen stedelijke bebouwing en landbouwgrond, wat bijdraagt aan twee gescheiden werelden.

Hij werd twintig jaar geleden een aanjager van het ‘buiten naar binnen brengen’ in Oosterwold, tegen ambtelijke scepsis in. „Wie wil er nou wonen in een aardappelveld?” zoals een planoloog van Almere destijds verzuchtte. Het werd de titel van zijn proefschrift.

Het planologische experiment kreeg vleugels toen de eigenzinnige PvdA-wethouder Adri Duivesteijn zich ervoor ging inzetten. Oogmerk was, behalve een nieuwe verhouding tussen stad en land, meer demografische diversiteit. Jansma: „De stad wilde af van het imago van een mbo-slaapstad.

Oosterwold moest een ander publiek trekken, hoger opgeleiden, creatievelingen.” Dat het gelukt is, blijkt uit de straatnamen, die bewoners onderling mogen bepalen (zoals ze ook de bestrating zelf moeten regelen). We toeren door de Platoweg naar de Levinaslaan en de niet-westers vernoemde Ubuntulaan.

De grote denker Descartes moet het nog doen zonder bestrating. Oosterwold, geopend in 2016, telt nu ruim 5.000 bewoners op 600 hectare.

Dat kunnen er ruim 30.000 worden, als Zeewolde haar gebiedsdeel openstelt – al is niet duidelijk of dat allemaal volgens de huidige doe-het-zelffilosofie zal gebeuren. Is het geworden wat Jansma hoopte? Aanvankelijk was het idee van Jansma en medestanders ‘Agromere’, een urbaan-agrarische integratie van kleine buurten en landbouw.

Dat is het niet geworden, in de loop der jaren nam het project een individualistische afslag: iedere bewoner of groep voor zich, zij het in overleg met de buren. Niet getreurd, vindt Jansma, het blijft „een uniek experiment”. Als betrokken wetenschapper en aanjager van Oosterwold noemt hij zich een „actie-onderzoeker” – een dubbelrol die hij moest „navigeren” en in zijn dissertatie belicht.

„Ik wil niet alleen onderzoeken maar ook echt iets teweegbrengen, samen met anderen.” Wat nog iets anders is dan activisme: „Je moet op je rol blijven reflecteren en de feiten natuurlijk niet ondergeschikt maken aan je idealen.” Een academische toekomst ziet hij niet voor zichzelf.

Hij is halverwege een onderzoek naar klimaatbestendige landbouw voor 2050, in opdracht van het ministerie van Landbouw. „Het liefst moet het een beetje wringen, dat geeft me energie. Hoogleraar? Daar ben ik niet geschikt voor.

In Friesland zeggen ze: set in froask op te stoel en hy ljept ornaris sa wer yn’e poel , wat zoveel wil zeggen als: zet een kikker op een stoel en hij springt zo weer in de poel.”.