De jonge Trix ligt voor het oprapen in Zwijndrecht

Uit straatboekenkastjes in heel Nederland haalt Arjen Fortuin steeds een boek, bespreekt het, en geeft het door. Vandaag verschijnt Prinses Glimlach in Zwijndrecht.

featured-image

Het zicht op Dordrecht is er fenomenaal, al moet je ervoor langs de kranen van de firma Van den Biggelaar (die werkt aan een beter flaneerbare Maasoever) kijken. Maar Zwijndrecht is geen stad van grote gebaren; wel eentje met een verbluffende hoeveelheid straatboekenkastjes, zo blijkt als je de Ringdijk eenmaal aan de droge zijde bent afgedaald. Zo kan je er drie werken aantreffen van de met de P.

C. Hooftprijs bekroonde literatuurwetenschapper Sem Dresden (1914-2002). Minder geleerd, maar op de eerste bladzijden al onweerstaanbaar is een in 1966 uitgegeven fotoboekje: Beatrix.



Van baby tot bruid , met een tekst van Marijke Vetter. Vetter is zelf trouwens ook een boek waard: in 1945 de eerste vrouwelijke verslaggever in dienst van de Volkskrant (in welke periode er ter redactie een conflict rees over haar decolleté waarover zelfs de bisschop van Haarlem zich uitsprak), later modejournaliste, panellid bij Wie van de Drie en uitbaatster van een bar op de Canarische Eilanden. Vetter begint met een heerlijk geschreven verslag van „de laatste januaridagen van het jaar 1938” toen de pers zich dagenlang verzamelde rondom Paleis Soestdijk, in afwachting van de geboorte van een troonopvolger.

Vetter vat de verveling in een lange, sublieme zin: „De postbode die dagelijks vele malen het paleishek in- en uitreed op zijn fiets, de bloemisten, de auto’s van de twee behandelende geneesheren, ze waren uit en te na door de fotografen vanuit alle denkbare hoeken vereeuwigd en het feit dat de bomen rond het paleis dropen van de regen, of besneeuwd waren, dat de prinses haar dagelijkse wandeling had gemaakt, dat de schildwacht al of niet te bibberen stond van de kou, de aflossing van de wacht, de wachtende mensen voor de paleishekken, de passerende auto’s, de prinsesselijke standaard wapperend op het dak van het paleis, – alles, álles was tot in de finesses uitgerafeld.” De verlossing voor de in het Baarnse Bad-hotel verblijvende journalisten kwam in de ochtend van 31 januari, „toen plotseling de alarm-bel als een mistboei door hal, gangen en trappenhuis weerklonk”. Daarna volgt de tekst een rimpelloze versie van de eerste 29 jaren Beatrix.

Met anekdotes over, in lijn met de voorkeuren van haar moeder, haar algemeen-menselijke eigenschappen: „Trix gaat wekenlang bijeen leraarsgezin van school de vaat wassen, omdat de echtgenote van haar leraar ziek is.” Wat dan weer overgeslagen wordt, is de controverse die ontstond toen de prinses zich, iets meer dan twee decennia na de bevrijding, verloofde met een Duitse jonkheer. In de verslaglegging van de trouwdag wordt de rookbom aan het zicht onttrokken door de vaststelling dat „menigeen ontroerd naar dit tot werkelijkheid geworden sprookje gekeken [zal] hebben”.

Gelukkig hebben we de foto’s nog, waar geweldige exemplaren tussen zitten, zoals de tweejarige prinses die dreigt een pop in de richting van de fotograaf te werpen, aan boord van het schip dat haar in 1940 naar Canada bracht. Of eentje waarop zij tijdens een rudimentaire skiles met het volle gewicht aan de arm van haar moeder bungelt. Op haar achttiende zien we haar aan het roer van De Groene Draeck, verpakt in een witte regenoutfit, met de prinsesselijke tong iets uit de mond van concentratie, terwijl op de achtergrond aan de wal enkele voorbijgangers de koninklijke boot niet op lijken te merken.

Zo maken ze ze niet meer..