Of Sander Tordoir een suggestie heeft voor een locatie in Berlijn, voor een vraaggesprek over de malaise in de Duitse economie? Zeker. Op een koude winterochtend staan we bij een voormalig stroomverdeelstation, in stadsdeel Kreuzberg. In het markante bakstenen gebouw uit de jaren twintig zitten wat kleine bedrijven en een activiteitencentrum waar „solidair samenleven” vooropstaat.
Het centrum ademt het alternatieve sfeertje dat van oudsher in Kreuzberg hangt. De Nederlandse econoom Tordoir (35), die even verderop woont, wil het hebben over wat hier níét zit: een start-upcampus van Google. De Amerikaanse techreus maakte in 2016 de plannen voor vestiging ervan in het gebouw bekend, maar stuitte op hevig verzet van buurtbewoners.
Die vreesden voor gentrificatie en oplopende huren. Gefrustreerd schrapte Google in 2018 de plannen voor de Berlijnse campus. Bedrijvigheid en innovatie de deur wijzen – dat kan Duitsland zich niet veroorloven, zegt Tordoir, hoofdeconoom van de Europese denktank Centre for European Reform (CER).
„Ik snap dat er zorgen zijn over gentrificatie, in deze buurt, waarin veel inkomensgroepen door elkaar wonen. Maar dit verhaal staat voor mij ook symbool voor een antitechnologie- en antikapitaalhouding die je in Duitsland vaak ziet. Het is tekenend voor hoe Duitsland, en Europa in het algemeen, soms door bewuste keuzes verder achterop is geraakt bij de digitalisering.
„Google wilde start-ups samenbrengen in de campus. Dan krijg je kennisuitwisseling, economische dynamiek”, zegt hij. „Precies waar Duitsland baat bij zou hebben.
We zijn nu een paar jaar later – en de zorgen over de economie zijn groot.” De economie van het grootste land van Europa loopt vast. Vorig jaar kromp het Duitse bbp, dit jaar gebeurt dat waarschijnlijk opnieuw.
Jaren van achterblijvende publieke investeringen laten hun sporen na in een verwaarloosde, ouderwetse infrastructuur. Geen week gaat voorbij zonder aankondiging van ontslagen of een fabriekssluiting, in het land dat zo trots is op zijn export van auto’s, machines en andere hoogwaardige producten. In de aanloop naar vervroegde verkiezingen, eind februari, praat Duitsland angstig over „de-industrialisatie”.
Op een levensgroot plakkaat op het Berlijnse centraal station staat „ SOS deutsche Wirtschaft ”, SOS Duitse economie – een campagne van een industrielobbyclub. Wat is er toch met de grootste economie van Europa aan de hand? En wat moet er gebeuren? Voor Tordoir zijn deze vragen dagelijkse kost. Sinds hij bij denktank CER begon, eind 2022, ontpopte hij zich als uitgesproken stem in het economendebat over Duitsland en Europa.
Daags voor het interview stuurt hij een artikel toe waar hij samen met een collega de laatste hand aan legt. Het gaat over „China en het spook van Duitse industrialisatie”. Hij wijst in een appje op een veelzeggende grafiek in het stuk.
„Kijk die rode lijn!” De lijn toont de Chinese export van auto’s en schiet omhoog. Sinds de pandemie is die uitvoer verzesvoudigd. De schier oneindige staatssubsidies die China inzet om de industrie te stutten, dreigen Duitslands industriële basis te ondermijnen, waarschuwt Tordoir: „De maakindustrie hier is goed voor 5,5 miljoen banen.
Dit is een existentiële bedreiging.” We wandelen door de stad, praten door in de metro en strijken neer in cafés in de Duitse hoofdstad. Tordoirs boodschap, in het kort: „Het Duitse groeimodel is uitgewerkt.
” En dus moeten de Duitsers hun „zelfbeeld” – als industrieland, als exportland, als land dat altijd op de centen let – „fundamenteel aanpassen”. Nog even over die Googlecampus. Het is toch logisch dat zo’n buurt zegt: wij willen onszelf blijven, wij willen Google hier niet? „Was hier geen middenweg te vinden? Google had toezeggingen gedaan om lokale bedrijven kansen te geven, wilde investeren in de buurt.
Natuurlijk willen Berlijn en, in bredere zin, Duitsland en Europa zichzelf blijven. We ambiëren in Europa geen oligarchie van techbedrijven, zoals in de VS, met de enorme ongelijkheid tussen inkomensgroepen en regio’s. Maar we hebben in Europa wél heel hard een dynamische particuliere sector nodig.
Daaruit ontstaan belastinginkomsten om ons sociale model te financieren.” Na jaren af en aan in Duitsland te hebben gewoond, zegt Tordoir, voelt hij zich „een halve Duitser”. Maar Nederlander blijft hij ook.
Duitsland mag best een beetje ‘Nederlandser’ worden, meent de econoom. Opener staan voor digitalisering – en voor de kapitaalmarktfinanciering die daarbij hoort, zoals inzet van durfkapitaal. „Een ASML of een Adyen heeft Duitsland niet, bedrijven hier financieren zich traditioneel via de banken, die log opereren en niet erg winstgevend zijn.
Van de veertig bedrijven in de DAX-index, de ‘Duitse AEX’, hebben er meer dan twintig hun wortels in de negentiende eeuw.” Om te zien wat Tordoir voor ogen heeft, nemen we de metro naar Mitte, een buurt in voormalig Oost-Berlijn. In de zwaar gegentrificeerde straten tussen Hackescher Markt en Alexanderplatz, waar de typische Berlijnse kolenlucht uit oude woningen nog hangt, hebben zich meerdere durfkapitaalfirma’s gevestigd die de techsector financieren.
Namen als Angelize, Planet A Ventures, High-Tech Gründerfonds prijken op de deuren. „Dit is wat je – naast een sterke industrie – óók nodig hebt”, zegt Tordoir. Waarom is die digitale economie zo belangrijk voor Duitsland? „Het Duitse economische model is decennia gestoeld geweest op export van vooral industriegoederen.
Dat genereerde heel veel welvaart, het land bouwde een groot handelsoverschot op. Maar nu stapelen de problemen in de industrie zich snel op. Dus moet je je economie verbreden.
Meer inzetten op diensten, op de innovatieve sectoren van de toekomst en ook op binnenlandse consumptie.” Sinds 2018 daalt de Duitse industriële productie. Die ligt inmiddels ruim 10 procent lager.
Waar komen de problemen vandaan? „Je had in 2017/2018 het dieselschandaal, het gesjoemel met emissietests door Duitse autofabrikanten. Daaraan zag je dat de industrie zich verzette tegen de veranderende tijden. Duitse bedrijven waren verwend geworden, terwijl de Chinese concurrentie intussen al duidelijk toenam.
„Een grote klap voor de industrie kwam na de Russische inval in Oekraïne, in 2022. Duitse politici en bedrijven konden zich niet voorstellen dat Rusland de gaskraan zou inzetten als politiek wapen. Maar ze draaiden die wel dicht.
Bedrijven schrokken enorm van de abrupte stijging van de energieprijzen die daarvan het gevolg was, en ook nu blijft de onzekerheid over energie groot. Sommige industrietakken, zoals de staal en de chemie, hebben gas nog echt nodig. Je ziet Duitse bedrijven nu meer investeren in de VS en in China.
„De tweede schok komt uit China. Sinds de pandemie, en zeker na het barsten van de vastgoedzeepbel daar, probeert het de economische groei op peil te houden door zijn export op te voeren. De overschotten zijn enorm.
Een voorbeeld: China bouwt capaciteit op voor de productie van bijna 50 miljoen auto’s per jaar, terwijl de Chinese vraag naar auto’s zo’n 25 miljoen bedraagt. De rest moet dus elders worden afgezet. Voor Duitse autobouwers is die schok acuut voelbaar.
En dit is nog maar het topje van de ijsberg: in andere sectoren waar Duitsland traditioneel goed in is, zoals machines, chemie en vliegtuigbouw – dreigt hetzelfde te gebeuren.” In het paper benadrukken jullie dat de concurrentievoorwaarden niet gelijk zijn: China subsidieert de eigen bedrijven grootschalig. „We weten dat een van China’s strategische doelen is: zelfvoorzienend worden.
In feite is men wantrouwend over buitenlandse handel. Chinese regionale overheden bouwen hun eigen kampioenen op in sectoren waar China tot nu toe nog afhankelijk was van import. Verliezen bij Chinese bedrijven lopen op, maar worden opgevangen vanuit de overheid.
Westerse bedrijven moeten winst maken, Chinese bedrijven hoeven dat niet. Dit is een duur ontwikkelingsmodel voor China – maar voorlopig draait het door.” Welke gevolgen kan dit hebben in Duitsland? „Denk aan groot banenverlies in regio’s waar de industrie zich concentreert, zoals Noordrijn-Westfalen, maar ook Beieren en Baden-Württemberg, deelstaten die heel welvarend zijn.
Niet alleen bij grote bedrijven, maar ook bij de Mittelstand , middelgrote bedrijven die bijvoorbeeld allerlei onderdelen maken, en die heel belangrijk zijn voor de Duitse economie. Ik hoor dat sommige van die bedrijven geen kapitaal kunnen krijgen om zich opnieuw uit te vinden. Dat is echt zorgwekkend.
” Het beeld van ontslagen en fabriekssluitingen doet Tordoir denken aan zijn studiejaar in de Amerikaanse staat Ohio, na zijn middelbare school in Nederland. Hij deed vrijwilligerswerk in de stad Newark, die zwaar was getroffen door de-industrialisatie en werkloosheid. „Armoede, gebroken gezinnen: dat heeft grote indruk op me gemaakt.
Het was in 2008-2009, dus ook de tijd van de financiële crisis. Toen bedacht ik dat ik economie wilde gaan studeren.” In het eerste decennium van deze eeuw werd vooral de Amerikaanse industrie getroffen door wat econoom David Autor de „Chinaschok” noemde.
Na zijn toetreding tot de Wereldhandelsorganisatie (WTO) kon China vrijer exporteren naar het Westen. Het voerde toen vooral kleding, meubels en elektronica uit. Voor de hoogwaardige Duitse industrie vormde dat indertijd geen bedreiging.
Anno 2024 is dat anders: inmiddels maakt China de auto’s, machines, de onderdelen en de chemische producten waarin Duitsland leidend was. Tordoir spreekt van een „tweede Chinaschok”, die nu Duitsland treft. Exportnatie Duitsland krijgt straks ook de invoerheffingen van Trump over zich heen; de VS zijn de grootste exportmarkt voor Duitsland.
De volgende klap? „Het hangt sterk af van wat Trump precies gaat doen. Hij heeft gedreigd met invoerheffingen van wel 60 procent voor China, maar met lagere heffingen, van 10 à 20 procent, voor de EU. China zal dan nog meer goederen op de Europese markt dumpen, in plaats van op de Amerikaanse markt – en dat kan de Chinaschok voor Duitsland verergeren.
Maar als Trump China inderdaad harder aanpakt dan Europa, kan dat Duitse exporteurs juist kansen bieden. De VS zijn een grote netto-importeur en zullen dat voorlopig ook blijven.” Hoe moeten de Duitsers, en ook Europa, hun economisch beleid aanpassen in een wereld waarin vrijhandel op zijn retour is? Met díé vraag wilde Tordoir zich bezighouden, vertelt hij, toen hij in 2022 besloot als ‘denktanker’ aan de slag te gaan.
Daarvoor was hij werkzaam bij de Europese Centrale Bank. „Bij dat soort organisaties uit je je ideeën vooral intern. Ik wilde hardop vanuit het publieke belang nadenken, op een creatieve manier advies geven.
” Hoe kijk je naar de Duitse verkiezingen in februari? „Waar ik vooral op ga letten, is of er een tweederdemeerderheid komt voor hervorming van de Schuldenbremse .” Hij doelt op de grondwettelijk vastgelegde ‘rem op de schulden’ die het Duitse begrotingstekort klein moet houden. „Die heeft sterk bijgedragen aan het gebrek aan publieke investeringen in infrastructuur en digitalisering, en zit nu ook de broodnodige extra defensie-uitgaven in de weg.
” Aanpassing van de schuldenrem vergt een tweederdemeerderheid in zowel Bondsdag als Bondsraad, de Duitse senaat. „Ik begrijp niet waarom Duitsland strengere regels moet hebben dan de EU als geheel – en dat zeg ik hier ook in conferenties.” De econoom wordt in Berlijn regelmatig uitgenodigd als spreker – kort na het interview bijvoorbeeld in het Bundeskanzleramt .
Volgens Tordoir staan Duitsers open voor „disruptieve” suggesties van een Nederlandse onderzoeker. „Dat is heel mooi aan het Duitse debat: stemmen van buitenaf worden serieus genomen. Ook als het gaat om thema’s die het Duitse zelfbeeld bepalen, zoals de schuldenrem.
” Wat moet de Duitse industrie doen? „Duitsland zal moeten wennen aan een kleinere industrie, die minder dominant in de economie is. De huidige energieslurpende industrie, gericht op grootschalige productie, kan niet meer de norm blijven. Ook dát vergt aanpassing van het Duitse zelfbeeld.
„Idealiter ga je naar een industrie die hooggespecialiseerde, niche-achtige producten maakt die veel waarde toevoegen. Dat is het model van de Zwitserse industrie. Duitsland is bijvoorbeeld heel sterk in schone technologie: warmtepompen, elektrolyse-apparaten.
En in lasers en lenzen voor ASML’s chipmachines. Het kan die positie uitbouwen.” Hoe moeten Duitsland en Europa zich teweerstellen tegen China? „De importheffingen op Chinese elektrische voertuigen die de EU heeft ingevoerd, zijn een goed begin.
Ze mogen volgens de regels van de WTO, want het gaat om staatsgesubsidieerde export door de Chinezen. Toch stemde Duitsland in Brussel tegen die heffingen, uit angst dat China ze zou vergelden. De Duitsers zien dat land nog steeds vooral als afzetmarkt.
Maar ze verkijken zich. Op korte termijn valt voor Duitse bedrijven nog winst te maken met export naar China. Maar het is een mercantilistisch land: het wil de eigen export continu vergroten en de import juist verkleinen.
Het discrimineert buitenlandse bedrijven voortdurend. De Chinese markt slinkt nu al. Het aandeel van China in de Duitse export is al fors gedaald, van 8 naar 6 procent.
Die markt zal grotendeels wegvallen. „Intussen loopt Duitsland enorm veel risico op afbraak van de eigen industrie door China. Dus moet je via de EU doen wat je kunt om een gelijk speelveld te bewaken.
” Duitsland, zegt Tordoir, „moet zich afvragen waar het mee bezig is” in Brussel. Een klein groepje lidstaten, waaronder „enfant terrible Hongarije” was ook tegen de heffingen. Landen die doorgaans voorvechters zijn van vrijhandel, waaronder Nederland en Denemarken, waren voor.
Is het voor het klimaat niet juist goed als China betaalbare elektro-auto’s en andere technologie levert? „Op de korte termijn maakt China de transitie misschien goedkoper, maar ik waag te betwijfelen of dat op de lange termijn goed is, óók voor het klimaat. China drukt de Europese industrie weg, en daarmee ook de innovatie van de bedrijven hier. „Wereldwijde versnelling van de energietransitie vraagt om meer bronnen van vernieuwing.
Naast de Chinese staatsgeleide innovatie heb je ook de Amerikaanse nodig, meer door durfkapitaal gedreven, én de Europese, die meer voortkomt uit fundamenteel onderzoek. Europa moet zijn eigen kennis beschermen en versterken, niet alleen van China afhankelijk zijn. „Daarnaast: als klimaatbeleid neerkomt op de-industrialisatie en massaontslagen, loop je het risico dat de publieke steun voor de transitie wegvalt.
Je moet ook economisch van de transitie willen profiteren.” Tordoir is voorstander van een sterke Europese industriepolitiek, zoals voormalig ECB-president Mario Draghi ook bepleit in een veelbesproken rapport over het Europese concurrentievermogen. In het artikel over China en Duitse de-industrialisatie opperen jullie buy European-regels.
Overheidssubsidie voor verduurzaming zou de EU dan koppelen aan de eis in te kopen bij Europese bedrijven. Dat heeft toch niets meer met vrijhandel te maken? „China bevoordeelt zijn eigen producenten, de VS doen dat ook. Zij maken zo’n koppeling bij de klimaatsubsidies voor hun industrie.
Wij in Europa moeten niet naïef zijn. We kunnen de vraag van buiten de EU naar onze producten niet sturen, maar de Europese vraag wel. Frankrijk had tot voor kort een subsidieregeling voor elektrische auto’s en had die zo ontworpen dat alleen auto’s uit de EU in aanmerking kwamen.
Je kunt specifieke klimaateisen stellen, maar ook bijvoorbeeld eisen over arbeidsomstandigheden.” De eigen industrie voortrekken – dat is toch niet volgens de regels van de WTO? In elk geval niet volgens de geest van de WTO. „De WTO heeft Frankrijk niet op de vingers getikt.
Maar je hebt gelijk dat het tegen de geest van de WTO is, je opereert in een grijs gebied.” Dat is nogal wat. Moeten Duitsland en de EU, export-economieën die van vrijhandel profiteren, die vrijhandel dan maar opgeven? „Nee, Europa moet alléén zulke maatregelen nemen in de sectoren waarin het speelveld ongelijk is en waarin wij grote belangen hebben.
Europa is sterk van de handel afhankelijk. We hoeven niet, zoals de VS, als een cowboy op te treden, met importheffingen te strooien en de WTO helemaal op te geven. We moeten een tussenweg vinden.
Vrijhandel waar het kan, geopolitiek volwassen worden en sterker optreden waar het moet. Andere landen maken zich óók zorgen over Chinese overcapaciteit. De VS, maar ook Turkije en Brazilië.
„Vrijhandel is in feite een politiek construct. Heel waardevol, maar de realiteit in de wereld gaat nu een andere kant op. Het Internationaal Monetair Fonds spreekt van ‘geo-economische fragmentatie’ – dat de wereldeconomie uiteen valt – maar je kan beter zeggen dat de globalisering Chinees is geworden.
Daar hebben we rekening mee te houden.”.
Bedrijf
De Duitse economie krimpt, fabrieken sluiten. Het Duitse ‘zelfbeeld’ is niet houdbaar, zegt econoom Tordoir
Duitsland blijkt opeens de oude man van Europa. De digitalisering blijft achter, de infrastructuur is verouderd en China ondermijnt de Duitse industriële basis. „Dit is een existentiële bedreiging.”