De animositeit jegens immigranten geldt vooral moslims – of beter: hun geloof R ob de Wijk heeft gelijk: het onderwerp immigratie is verrassend plotseling hoog op de EU-agenda komen te staan. Maatregelen die worden genomen om immigratie in te dammen zijn vaak ‘symbolisch’ en lijken niet erg efficiënt (grenscontroles). Maar je kunt je wel afvragen of dit inderdaad te danken is aan een ‘fixatie’ om een ‘deel van het electoraat’ te paaien.
Misschien bedoelt de auteur hiermee EU-kiezers die op anti-immigratie- of radicaal-rechtse partijen stemmen en teruggewonnen moeten worden. Maar is dit verschijnsel niet breder en dieper dan een politiek momentum met achterliggende politieke gedachten? Met andere woorden: is immigratie een kunstmatig probleem dat aanpak van ‘echte’ problemen belemmert? En zou de groei van radicaal-rechtse partijen niet veroorzaakt zijn door breed gedragen zorgen over immigratie bij EU-burgers? Ik besef dat dit veel vragen zijn en misschien moeten we dichter op de huid van de EU-burger kruipen om een antwoord te krijgen. In mei peilde een aantal Europese kranten en televisiezender Arte 23.
000 EU-burgers uit alle lidstaten onder andere over immigratie. De resultaten zouden de toegenomen politieke aandacht voor het onderwerp ook kunnen verklaren en zijn niet bepaald positief. Zo vindt 53 procent van de EU-respondenten dat immigratie een probleem is in hun land en een ruime meerderheid van 71 procent dat hun land te veel immigranten toelaat.
Een kunstmatige preoccupatie is het dus niet, want er leeft een zekere animositeit, om het zachtjes uit te drukken, bij EU-burgers jegens immigranten. Niet alle immigranten of vluchtelingen lijken slachtoffers van die ‘animositeit’. Zo hoor je bar weinig over bijvoorbeeld vluchtelingen uit Oekraïne die met zes miljoen mensen naar Europa zijn gevlucht.
Getuige het jongste onderzoek onder moslims in Europa ( Trouw, vrijdag) , lijken zij die slachtoffers te zijn onder mensen met een migratieachtergrond. Althans, 47 procent zegt discriminatie te ervaren. Moslims vormen geen homogene groep naar etniciteit maar wel naar geloof, daarom wordt in de berichten niet over racisme gerept maar over ‘islamofobie’.
Wat maakt dat het geloof van moslims aan de basis ligt van deze discriminatie? Anass Koudiss, van de stichting Meld Islamofobie, geeft indirect en onbedoeld misschien een antwoord in Trouw vrijdag: ‘We kunnen vaststellen dat 7 oktober een nieuwe voedingsbodem is voor islamofobie, net zoals we dat zagen na de aanslagen op Charlie Hebdo en 9/11’. Dat wil zeggen, volgens Koudiss, dat het terrorisme van Hamas of dat van jihadisten, die in naam van de islam moorden, primair de voedingsbodem vormen voor toegenomen islamofobie. Niet vergeten kan worden dat sinds het jaar 2000 niet minder dan 48 aanslagen (met minstens 1 dode) in EU-landen door radicale moslims zijn gepleegd (Groot-Brittannië is hier niet meegeteld).
In hoever dit een rol speelt in de anti-immigratiehouding van een meerderheid van EU-burgers is niet gemeten. Overigens scoort Frankrijk (39 procent) beter dan Nederland (55 procent) in dat islamofobie-onderzoek en behoort het tot de EU-landen waar moslims zich het minst gediscrimineerd voelen. Het land van de strikte laïciteit, dat bijvoorbeeld hoofddoeken op school verbiedt, scoort zelfs onder de EU-gemiddelde.
Goed om in je oren te knopen. Twee keer per week werpt columnist Sylvain Ephimenco zijn blik op de actualiteit. Lees zijn columns hier terug .
.
Bovenkant